Doping in georganiseerde breedtesport geen sportbreed probleem
Uit onderzoek van het WJH Mulierinstuut, uitgevoerd in opdracht van het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken (NeCeDo), blijkt dat de omvang van het dopinggebruik in de Nederlandse georganiseerde breedtesport niet alarmerend is. Het huidige gebruik (gebruikt in de afgelopen 12 maanden) ligt tussen de 0% en 3%. Het "lifetime" gebruik (ooit gebruikt) ligt tussen de 0% en 6%. Uit het onderzoek blijkt dat het dopinggebruik onder wedstrijdkrachtsporters speciale aandacht rechtvaardigt. Bovendien vragen verschillende groepen van respondenten om meer aandacht voor het onderwerp doping in de breedtesport.
De afgelopen jaren kreeg het Nederlands Centrum voor
Dopingvraagstukken (NeCeDo) signalen dat dopinggebruik niet alleen
beperkt is tot topsporters en sporters in sportscholen en
fitnesscentra. Dit gebeurde onder andere via vragen aan de Doping
Infolijn. Ook werd in de Tweede Kamer een aantal malen gevraagd naar
meer duidelijkheid over een eventueel dopingprobleem in de
georganiseerde breedtesport. In de kabinetsnota "Sport, Bewegen en
Gezondheid" (2001) werd nader onderzoek hiernaar aangekondigd. Dit
onderzoek is uitgevoerd door het WJH Mulierinstituut en verricht in
opdracht van het NeCeDo. In de stuurgroep van het onderzoek waren ook
vertegenwoordigers opgenomen van het Ministerie van VWS, NOC*NSF en
International Health Foundation. Deze partijen droegen ook financieel
bij aan het onderzoek.
Het belangrijkste deel van het onderzoek bestond uit een enquête onder
723 sporters - uit zes sporttakken - die alle lid waren van een
vereniging, die op haar beurt was aangesloten bij NOC*NSF. Deze
sporters vertegenwoordigden zowel individuele sporten als teamsporten.
De vier individuele sporten waren geselecteerd op basis van
dopinggevoeligheid na literatuurstudie, gesprekken met
sleutelinformanten en hulp- en zorgverleners bij sportverenigingen en
na enquêtes onder sportartsen en trainers. De teamsporten zijn
toegevoegd vanwege het teamaspect. Binnen al deze sporttakken werden
alleen sporters geënquêteerd die op het hoogste amateurniveau
acteerden. Door de selectie van sporten en sportniveau werd gezocht
naar een bovengrens in de mate van dopinggebruik.
Op basis van de uitkomsten van de enquêtes kan gesteld worden dat het huidige gebruik (gebruikt in de afgelopen 12 maanden) tussen de 0% en 3% ligt terwijl het "lifetime" gebruik (ooit gebruikt) tussen de 0% en 6% ligt. Deze getallen zijn gebaseerd op het gebruik van evidente dopinggeduide stoffen, wat betekent dat het gebruik van cafeïne, alcohol en marihuana buiten beschouwing is gelaten. De gevonden cijfers hebben betrekking op intentioneel dopinggebruik; de sporters namen de middelen bewust om hun sportprestatie te verbeteren. Tevens vindt een meerderheid van de sporters dat er in de breedtesport meer voorlichting moet komen over dopinggeduide middelen.
Uit het onderzoek blijkt dat over de gehele georganiseerde
breedtesport bekeken dopinggebruik geen groot probleem is. De
resultaten legitimeren wel speciale aandacht voor in ieder geval de
krachtsport. Het onderzoek toont ook een algemene roep om meer
voorlichting over doping aan. Om hieraan gehoor te geven, kan worden
gedacht aan de inzet van de reeds bestaande Doping Infolijn van het
NeCeDo en het opnemen van het onderwerp doping in de opleidingen van
trainers en coaches. De resultaten van het onderzoek vormen voor het
NeCeDo aanleiding om in samenspraak met het Ministerie van VWS,
NOC*NSF, de sportbonden, trainers, coaches en andere betrokkenen hier
concrete invulling aan te geven.
Link: Samenvatting van het onderzoeksrapport.