Nederlandse Vereniging van journalisten

21/10/.2002 NVJ Algemeen

Arbeidsvoorwaardenbeleid 2003

Dit is agendapunt 3 van de verenigingsraad van de NVJ op woensdag 13 november.

De notitie Arbeidvoorwaardenbeleid 2003 van de NVJ is een bespiegeling over welke verworvenheden journalisten hebben te verdedigen en welke voor de toekomst nodig zijn. De notitie is een uitnodiging voor discussie in de Verenigingsraad.

De NVJ wil niet nu al een voor alle journalistieke CAO's geldende looneis formuleren. Bij enkele CAO's is naar haar idee nog een duidelijke achterstand weg te werken, bij andere CAO's zal vooral worden gekeken naar de ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Wel wil de NVJ al laten weten geen reden te zien om genoegen te nemen met percentages die de koopkracht van de journalisten twee jaar achtereen schaden.

Beheersing van de loonkosten - regering en werkgevers steken elkaar naar de kroon als voornaamste pleitbezorger op dit front. Nederland prijst zich uit de markt als de lonen sneller stijgen dan de productiviteit en nu de productiviteit niet fors meer groeit, moet ook de loonontwikkeling gematigd zijn.

Het is een betoog waar de vakbeweging zeker wel iets op kan afdingen, maar de ogen sluiten voor economische principes is onwijs; we zullen er vrede mee moeten hebben dat het de komende tijd redelijk is als de lonen de inflatie slechts licht overtreffen indien tenminste de werkgelegenheid dan op peil wordt gehouden en er meer niet-financiële stimulansen komen voor de werknemers: goede vormen van medezeggenschap, ruime aandacht voor bijscholing en omscholing, bestrijding van werkgerelateerde ziektes, eerlijker verhoudingen tussen man en vrouw, meer kansen voor minderheden, een verantwoord ouderenbeleid, goede instroom van jongeren et cetera.

De Nederlandse Vereniging van Journalisten heeft naar eigen idee de afgelopen jaren keer op keer bewezen zich in tijden van economische tegenwind realistisch op te stellen, maar daaraan zijn grenzen. Het is gevaarlijk te denken dat financiële tegenspoed die voor een belangrijk deel ontstaat door tegenvallende advertentie-inkomsten, oplopende bezorgkosten en weglopende afnemers, bestreden kan worden door minder in redacties te investeren. Juist zij immers zullen met een goed product extra aantrekkingskracht moeten leveren om marktaandelen te behouden of te herwinnen.

Slechte betaling leidt niet onmiddellijk tot slechte motivatie, maar een stimulans tot extra inspanning en creativiteit voor het eigen medium is het zeker niet. Journalisten en uitgevers zijn overigens niet alleen gebaat bij een goede motivatie: voor het aanzien van het product is het ook van vitaal belang dat de afnemer weet dat de makers ervan in zo groot mogelijke (financiële) onafhankelijkheid hebben kunnen werken. De geur van belangenverstrengeling, die snel kan ontstaan als de beloning van vaste of freelance medewerkers marginaal wordt, is dodelijk voor een goed journalistiek product.

In de hiervoor al aangestipte geest van realisme heeft de NVJ, soms met pijn in het hart, meegewerkt aan de opstelling van goede sociale plannen als het ook haar redelijk leek de sterkte van redacties terug te dringen of bedrijven of bedrijfsonderdelen samen te voegen. Zij maakt zich echter grote zorgen over de mogelijkheid dat in het kader van een zekere versobering ook verworvenheden naar de schroothoop worden verwezen die voor een goed functioneren van de journalistiek van wezenlijk belang zijn.

Het spreekt vanzelf dat ook de journalist een gewoon mens is, die noch buiten de werkelijkheid noch boven de wet staat; ook hij of zij werkt graag op nette tijden niet buitensporig hard voor een redelijke beloning - het is net een mens. Toch heeft de journalistiek aspecten die dit vak net iets ingewikkelder maken. Een journalist is niet slechts `in bedrijf' als de werkplek is opgezocht; het is minstens ten dele en voor velen geheel een bezigheid die heel het leven stempelt.

Een journalist die in de vrije tijd niet leest, leert, luistert en kijkt met de nieuwsgierigheid die onmisbaar is voor dit werk, functioneert maar half. Alle kennis, alle contacten, alle indrukken dragen bij aan een proces dat misschien ooit leidt tot een klein bericht of een net wat andere invalshoek - maar dat kleine bericht of die andere invalshoek zou er nooit zijn gekomen als het werkproces zou zijn gestopt na het verlaten van de werkplek. Er moet ruimte zijn voor een werkopvatting waarbij ook de niet direct productieve bezigheden als belangrijk worden aangemerkt. En daarbij moet dit niet worden gezien als een pleidooi om al die uren als werktijd te mogen meetellen. Het gaat de NVJ er om dat de werkgever zich ervan bewust is en blijft dat journalisten geen vakkenvullers zijn (hetgeen niet denigrerend is bedoeld voor de vakkenvullers), die op vaste tijden vaste handelingen verrichten tegen een voor die bezigheid vastgelegde beloning. Journalistiek berust op kennis, vaardigheden en inspanning én op creativiteit. Het vak vergt, ondermeer, de bereidheid om ook de vrije tijd met een nieuwsgierige, journalistieke attitude te beleven. En dat vergt de bereidheid van de werkgever om te erkennen dat de kwaliteit van alle vormen van journalistiek mede afhankelijk is van de individuele invulling. Een bureauredacteur die de regels voor het gebruik van d's en t's vlekkeloos toepast, is wellicht minder waardevol voor het werk dan de bureauredacteur die óók nog weet dat er een voor lezer, luisteraar of kijker zeer relevante relatie is met een ander nieuwsfeit, of een bredere achtergrond. Hun beide één en dezelfde beloning toekennen omdat de beoefende functie nu eenmaal dezelfde waardering voorschrijft, is een povere aansporing om te blijven investeren in aspecten die de journalistiek net iets rijker maken. Vandaar dat de NVJ - realistisch als altijd - best bereid is mee te denken over aanpassing van loongebouwen, maar uitsluitend vanuit de erkenning dat beloning een instrument moet blijven om interessante, onderscheidende journalistiek naar behoren te belonen. Daarnaast zal de NVJ de werkgever er in 2003 aan herinneren dat op vele fronten de journalisten in 2002 al pas op de plaats hebben moeten maken. Door een soms armetierige uitleg van de CAO zijn in de loop der jaren onbedoelde `glazen plafonds' ontstaan. Mede daardoor heeft bij voorbeeld in de dagbladjournalistiek meer dan de helft van de journalisten het besteedbaar inkomen in dit jaar van flinke inflatie licht zien dalen. De NVJ wil niet nu al een voor alle journalistieke CAO's geldende looneis formuleren. Bij enkele CAO's is naar haar idee nog een duidelijke achterstand weg te werken, bij andere CAO's zal vooral worden gekeken naar de ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Wel wil de NVJ al laten weten geen reden te zien om genoegen te nemen met percentages die de koopkracht van de journalisten twee jaar achtereen schaden.

Zoals hiervoor al werd opgemerkt, zijn er ook verscheidene zaken in de niet-direct financiële sfeer waarvoor de NVJ in 2003 aandacht wil vragen: goede vormen van medezeggenschap, ruime aandacht voor bijscholing en omscholing, bestrijding van werkgerelateerde ziektes, eerlijker verhoudingen tussen man en vrouw, meer kansen voor minderheden, een verantwoord ouderenbeleid, goede instroom van jongeren et cetera.

De vergrijzing in de journalistiek is een punt van grote zorg. Instroom van nieuw, jong talent op redacties vindt nog maar mondjesmaat plaats. Vaak is het dan ook nog op kunstmatige wijze, dankzij zogeheten instroomprojecten waarvoor de journalisten zelf loon inleveren. Dit middel heeft in beginsel ook nog een tijdelijke werking, waarmee het eerder een instrument is om vers afgestudeerden enige werkervaring te geven dan dat het een structurele bijdrage levert aan verjonging van de redacties.

Het moet de uitgevers en de omroepen duidelijk worden dat het voor het waarborgen van kwaliteit in de journalistiek noodzakelijk is om te investeren in jong talent. Om de gevolgen van rigide personeelsstops te ondervangen verlangt de NVJ bij pensionering van ouderen vervanging door jongere journalisten. Dit is wél een structurele bijdrage aan verjonging van redacties. Instroomprojecten zijn sympathiek, maar leiden zelden of nooit tot een wezenlijke verbetering van de werkgelegenheid, en ze geven werkgevers een excuus om niet zelf te hoeven investeren in verjonging van redacties.

Met het oog op de toenemende vergrijzing dringt de NVJ aan op leeftijdsbewust personeelsbeleid. Het is voor redacties waardevol om te kunnen delen in de kennis en ervaring van oudere collega's. Maar het moet deze ook mogelijk worden gemaakt die taak te vervullen. Soms vergt dat extra creativiteit ten aanzien van de werkverdeling op redacties. Ook kunnen verlofsparen en de verlofknip de mogelijkheden voor kennisverdieping en kennisoverdracht vergroten. Met verlof à la carte kunnen verschillende opties gebundeld worden in één pakket.

De NVJ bepleit terugdringing van het grote aantal tijdelijke contracten, in het bijzonder bij de omroepen. Tijdelijke contracten zijn bedoeld voor tijdelijke activiteiten en niet als een reservering ten behoeve van de werkgever voor eventuele slechtere tijden. De door werkgevers zo gewenste flexibiliteit leidt tot wildgroei: bij sommige omroepen staat de helft van de medewerkers onder tijdelijk contract. Per CAO zal bekeken worden of op dit punt voorstellen kunnen worden gedaan.

De NVJ wil verbetering van de medezeggenschap van journalisten. In veel bedrijfstakken is er een neiging steeds meer onderwerpen die tot dusver collectief werden afgesproken, nu op bedrijfs- of concernniveau te regelen. De rol van de ondernemingsraden daarin is bij de wet geregeld. Redacties hebben evenwel soms geheel eigen belangen (zie ook de eerste alinea's van deze notitie), die ten aanzien van de CAO worden behartigd door redactiecommissies. De NVJ zal de werkgevers in de journalistiek verzoeken een verhouding tussen ondernemingsraden en redactiecommissies in de journalistieke CAO's te definiëren die recht doet aan deze ontwikkeling,

Pensioenaanspraken worden minder solide doordat verscheidene pensioenfondsen een onvoldoende dekkingsgraad hebben. De NVJ streeft een scherpe toetsing na van de pensioenvoorzieningen bij uitgevers en omroepen. Kritisch zal worden gekeken naar een verhoging van de werknemerslasten voor de pensioenvoorzieningen, en die verdisconteren in de looneis. Voorts wil de NVJ nauw betrokken zijn bij het ontwerpen van nieuwe pensioenafspraken, zeker nu ook hier een neiging bestaat de zaken op concernniveau te regelen.

Werkgerelateerde ziektes vragen bijzondere aandacht. Met actieve voorlichting en arbo-begeleiding kan leed worden voorkomen. Als journalisten de gevaren niet (kunnen) onderkennen, zijn de gevolgen ernstiger.

De NVJ ijvert voor rechtvaardige salaris-systematieken. Hard punt daarbij is een correcte naleving van alle afspraken. De redactiecommissies zullen als `vooruitgeschoven posten' van de NVJ daarin een krachtige rol kunnen en moeten spelen.