Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Vragen van het kamerlid Verburg (CDA)

Nummer: 150

Datum: 25-10-2002

Vragen van het lid Verburg (CDA) aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Mr. drs. J.G. Wijn, toegestuurd op 9 oktober 2002 onder nummer 2020301260.


1. Bent u van plan om multinationals voortaan te laten melden wat zij corrupte regeringsvertegenwoordigers en ambtenaren in ontwikkelingslanden moeten betalen aan steekpenningen en smeergelden?


2. In hoeverre gaat het hier om een concreet uitgewerkt plan en hoe ziet dit plan er precies uit?

Ik heb tijdens het interview met Trouw (artikel d.d. 27 september jl.) laten weten dat ik positief sta t.o.v. een voorstel dat Premier Blair op 2 september jl. in Johannesburg heeft gelanceerd. Zijn voorstel beoogt echter geen meldingsplicht voor de betaling van steekpenningen en smeergelden. Premier Blair streeft ernaar de transparantie te vergroten t.a.v. alle reguliere afdrachten die ondernemingen doen aan overheden in ontwikkelingslanden. Op deze wijze wil hij bereiken dat de opbrengsten van de exploitatie van natuurlijke rijkdommen (met name de olie-, gas- en delfstoffensector) in ontwikkelingslanden effectiever worden aangewend voor de bestrijding van armoede. Immers een beter inzicht in de overheidsinkomsten maakt het lastiger om gelden te verduisteren of te verspillen aan zaken waarmee de bevolking niet is gebaat. Dit initiatief bouwt voort op een afspraak van de G8 top in Kananaskis in juni jl. en sluit aan op een campagne van de zogeheten Publish What You Pay Coalition, waarbij een grote groep NGOs, waaronder Nederlandse, is aangesloten. Er is door het VK een adviesraad gevormd waarin overheden, bedrijven, internationale organisaties en NGOs participeren. De partners zijn het VK, Italiė, Noorwegen, IndonesiĆ«, de Centraal Afrikaanse Republiek, Wereldbank, VN, BP, Shell, Rio Tinto, BHP Billiton, Anglo American, Global Witness, Tear Fund, the Catholic Agency for Overseas Development en Save the Children. Aangezien het hier gaat om een complexe en gevoelige materie is het de primaire taak van deze adviesraad om te inventariseren hoeveel steun er internationaal onder overheden, bedrijven en organisaties bestaat voor modaliteiten van gewenste transparantie van overheidsinkomsten. Daarmee kan de basis worden gelegd voor een vrijwillige gedragscode die door een zo groot mogelijk aantal partijen wordt nageleefd. Het is ook mijn inzet dat er vrijwillige internationale gedragslijnen tot stand komen ter bevordering van de transparantie van de afdrachten aan overheden door bedrijven in de olie-, gas- en delfstoffensector. Ik zal dit aan mijn Britse counterpart laten weten. Voorts zal ik in overleg met mijn ambtsgenoten op Ontwikkelingssamenwerking en FinanciĆ«n, VNO/NCW, Nederlandse bedrijven in voornoemde sectoren en NGOs onderzoeken welke inbreng Nederland aan de ontwikkeling van een internationale gedragscode kan leveren. Het lijkt mij effectiever dat Nederland zich terzake manifesteert in de internationale discussie dan dat het hierin een eigen weg gaat volgen. Dit temeer daar er reeds sprake is van een zekere Nederlandse relatie met de adviesraad via Shell; overigens een bedrijf dat al enig inzicht verschaft in de regionale verdeling van belastingafdrachten, zij het op geaggregeerde wijze. Voorts bieden internationale initiatieven en platforms, zoals de Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen van de OESO, de Sustainability Reporting Guidelines van het Global Reporting Initiative en de lopende onderhandelingen over een VN-verdrag ter bestrijding van corruptie, mogelijk aanknopingspunten waarop kan worden voortgebouwd.


3. Welke afspraken gaat u hierover maken met VNO-NCW en op welke termijn?
Ik zal binnenkort met het VNO-NCW overleggen over voornoemd initiatief, inclusief de mogelijkheden onder het Nederlandse bedrijfsleven om er actief aan bij te dragen.


4. Welke incentives en sancties bent u van plan toe te passen om ervoor te zorgen dat multinationale ondernemingen daadwerkelijk gaan rapporteren?
Mijn inzet is om de beoogde transparantie te bereiken via een internationaal afgestemde gedragscode waaraan bedrijven en overheden op vrijwillige basis concrete inhoud geven.


5. Bent u bereid de Kamer op korte termijn te informeren over de desbetreffende voornemens en de concrete afspraken die u hierover hebt gemaakt met VNO-NCW en andere betrokken organisaties?
Ik ben vanzelfsprekend bereid om de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen die nationaal en internationaal met de uitwerking van voornoemd initiatief worden gemaakt.