Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: Antwoorden op vragen door het lid Gerkens (SP) over problemen bij UPC Nummer: 154 Datum: 30-10-2002

Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de staatssecretaris van Economische Zaken en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, mw. Van Leeuwen, over problemen met het kabelbedrijf UPC. (Ingezonden 8 oktober 2002)

1 Wat is uw oordeel over het bericht "UPC-klanten boos over spooknota's?" 1)

2 Wat vindt u van het advies van de Consumentenbond bij twijfel over de rekening niet te betalen, aangezien het bedrijf toch niet bereikbaar is? Heeft u er begrip voor dat mensen boos zijn op UPC?

3 Deelt u de mening van de Consumentenbond, dat het vooral dit jaar "goed mis" is met UPC? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?

4 Deelt u de mening dat privatisering van de kabel een ondoordachte operatie is geweest? Hoe kwalificeert u het beleid van de vorige regering inzake dit dossier?

5 Bent u bereid in overweging te nemen de kabel terug te kopen van UPC zodat tegen een fatsoenlijke prijs weer een fatsoenlijk product kan worden aangeboden? Zo ja, op wat voor termijn kunnen we deze maatregel verwachten? Zo nee, hoe wilt u dan de kwaliteit van de kabelvoorziening verbeteren?

6 Kunt u garanderen dat uw uitspraak: "Het mag niet zo zijn dat consumenten gedwongen worden om meer te betalen voor hetzelfde", inzake kabeltarieven waar wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet, mede in het licht van de door u gedane uitspraken? 2)

7 Wat gaat u doen als uw uitspraak: "eerst de dienst, dan de prijs", inzake kabelvoorzieningen niet wordt nageleefd? 2)


---
1) De Telegraaf, 4 oktober jl. 2) Citaten uit de toespraak van de staatssecretaris van Cultuur tijdens het nationaal omroepcongres op 1 oktober jl.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, mr.drs. J.G. Wijn, heeft mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken


1 Ik heb begrepen dat UPC is overgestapt op een nieuw administratiesysteem voor de telefoonrekeningen. In het bericht worden twee mogelijke oorzaken voor de zogenoemde 'spooknota's' genoemd, namelijk fouten in dit systeem of openstaande rekeningen van consumenten. Ik kan niet beoordelen welke van deze oorzaken ten grondslag ligt aan het probleem.


2 Vanzelfsprekend is het zo dat indien consumenten twijfelen aan de hoogte van een rekening, zij het recht hebben daarover opheldering te vragen bij het betreffende bedrijf. Verder wil ik er op wijzen dat er diverse geschillencommissies bestaan waartoe consumenten zich kunnen wenden, zowel op het gebied van kabel als telefonie en internet.


3 Uit het bericht komt naar voren dat de Consumentenbond veel klachten krijgt over UPC. Dit is een zaak tussen UPC en de Consumentenbond. Het overheidsbeleid is er op gericht concurrentie op en tussen infrastructuren te bevorderen om zo de keuzevrijheid voor en de dienstverlening aan de consument te optimaliseren.

4 De kabelnetten waren grotendeels gemeentelijk eigendom. Privatisering van de kabelnetten is een beslissing geweest van gemeenten. De rijksoverheid had daarin geen rol.

5 Zoals ik reeds in antwoord op eerdere vragen heb aangegeven (antwoorden op Kamervragen 2001-2002, vraagnr. 2010215370, Tweede Kamer) heb ik niet de intentie de kabelbedrijven terug te kopen. Consumentenbescherming is een belangrijk onderwerp in de nieuwe Europese richtlijnen voor de elektronische communicatiesector (de ONP-richtlijnen). Dat zal nader worden uitgewerkt bij de implementatie in de Nederlandse wetgeving. Voorts kan het wetsvoorstel 'open toegang' (Kamerstukken 28203, 2001-2002) bijdragen aan meer concurrentie en kwaliteitsverbetering van de kabelvoorziening.

6 Zoals ik reeds in antwoord op eerdere vragen (antwoorden op Kamervragen 2001-2002, vraagnr. 2010215210, Tweede Kamer) heb aangegeven moet een bedrijf dat efficiënt investeert een redelijk rendement kunnen behalen op de investeringen door middel van faire consumentenprijzen. Het mag echter niet zo zijn dat consumenten gedwongen worden mee te betalen aan investeringen in diensten waarvan zij mogelijkerwijze nooit gebruik willen maken. In dat geval is er mogelijk sprake van misbruik van economische machtspositie. De NMa zou dat in zulke gevallen moeten beoordelen.

7 Zie het antwoord op vraag 6.