KNMG

Artsen moderniseren opleidingen

Sterke punten van de huidige medische opleidingen behouden en de zwakke punten verbeteren. Op korte termijn moeten de structuur en de inhoud van zowel de initiële opleiding als de vervolgopleidingen van artsen aangepast worden. Dat is de boodschap in het rapport dat vandaag aangeboden wordt aan
drs. Nico Oudendijk, Directeur Innovatie, Beroepen en Ethiek van het ministerie van VWS tijdens een symposium in de Jaarbeurs te Utrecht. Het rapport komt met aanbevelingen om te komen tot een kwalitatief hoogwaardig medisch opleidingstraject dat als geheel minder lang duurt dan nu het geval is. Dit traject moet het mogelijk maken dat de arts van straks vanaf zijn dertigste jaar zelfstandig, adequaat en met plezier kan werken.

Dit betekent vernieuwing van de basisopleiding geneeskunde en de medische vervolgopleidingen, maar met behoud van de sterke punten van de huidige opleiding. Kernpunten zijn:

* Het naadloos laten aansluiten van de basisopleidingen geneeskunde en de medische vervolgopleidingen, onder andere door invoering van het schakeljaar.

* Invoeren van de bachelor-masterstructuur met behoud van het geïntegreerde karakter van de basisopleiding (inclusief mogelijkheid tot zij-instroom van paramedici en verpleegkundigen en paramedici met een HBO-diploma).

* Modulair inrichten van de vervolgopleidingen zowel voor het leren in de beroepspraktijk als voor het cursorisch onderwijs, met veel meer aandacht voor sociale en communicatieve vaardigheden.
* Herstructureren van de vervolgopleidingen in een basisvervolgopleiding tot basisspecialist, met aansluitend een opleiding tot specialist die -door het volgen van de basisvervolgopleiding- veel korter kan duren. De basisvervolgopleiding wordt opgebouwd rond een cluster van specialismen, waarna gekozen kan worden voor een brede specialisatie of een smallere specialisatie met verdieping op een of meer aandachtsgebieden.

* Het flexibel kunnen inspelen op de maatschappelijke ontwikkelingen en de eisen die aan de arts van straks gesteld worden. Denk daarbij onder andere aan de veranderende rol van de patiënt, de omwenteling van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg, taakverschuiving van medische en niet-medische taken, en toenemende behoefte van artsen om in deeltijd te werken.

De aanbevelingen zijn bedoeld voor alle betrokkenen bij het medisch opleidingscontinuüm, zoals studenten, assistenten, artsen, docenten en opleiders, wetenschappelijke verenigingen, beroepsorganisaties, onderwijsinstituten, universitaire medische centra en de ministeries van VWS en OC&W.

Het rapport is het resultaat van het project toekomstverkenning van het medisch opleidingscontinuüm: de arts van straks gericht op het opleidingstraject van de arts vanaf de start van de initiële opleiding tot en met de afronding van de vervolgopleiding. Het project is geïnitieerd door de volgende organisaties: de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunde), DMW-VSNU (Disciplineoverlegorgaan Medische Wetenschappen van de Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten), VAZ (Vereniging Academische Ziekenhuizen), de NVZ vereniging van ziekenhuizen en het LCVV (Landelijk Centrum Verpleging en Verzorging).