KV Van der Staaij (SGP) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de
godsdienst-wet van Wit-Rusland
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Zuid-Oost en Oost-Europa en Matra
Afdeling Oost-Europa en Centraal-Azië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
28 oktober 2002
Behandeld
D.M. Vinkeles Melchers
Kenmerk
DZO-286/02
Telefoon
(070) 348 5002 / 6361
Blad
1/4
Fax
(070) 348 5329
Bijlage(n)
één
E-Mail
dm.melchers@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en
Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de godsdienstwet van Wit-Rusland
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij (SGP) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de godsdienstwet van Wit-Rusland. Deze vragen werden ingezonden op 8 oktober 2002 met kenmerk 2020301300.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse
Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Huizinga-Heringa
(ChristenUnie) over de godsdienstwet van Wit-Rusland. (Ingezonden 8
oktober 2002)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht `Wit-Rusland neemt godsdienstwet
aan'?
Antwoord
Ja
Vraag 2
Is het waar dat de omstreden godsdienstwet, waardoor met name
niet-geregistreerde religieuze minderheden getroffen worden, op
woensdag 2 oktober jl. door het Wit-Russische parlement is aangenomen,
dat de president binnen tien dagen deze wet moet ondertekenen en dat
vervolgens na nog tien dagen de wet van kracht wordt?
Antwoord
Ja. Volgens de grondwet van Wit-Rusland wordt een wet van kracht door
ondertekening door de president binnen tien dagen nadat de
Belarussische Eerste Kamer (Council of the Republic) de Wet heeft
aangenomen. Indien de president binnen twee weken geen bezwaren
indient, wordt hij geacht met de wet te hebben ingestemd.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de verwachting zeer gerechtvaardigd is dat de
president ook daadwerkelijk de wet zal ondertekenen, dat deze derhalve
op zeer korte termijn in werking zal treden, en dat dit een ernstige
inbreuk zou betekenen op de rechten van godsdienstige minderheden?
Antwoord
Voor zover bekend, heeft president Loekasjenko binnen de gestelde
termijn van twee weken geen bezwaren aangetekend tegen het door de
Belarussische Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel. Er kan dus van
worden uitgegaan dat het voorstel inmiddels kracht van wet heeft
verkregen. Zoals eerder geantwoord op uw vragen van 3 juli 2002 (TK,
2001-02, nr.1444) betekent de wet een potentiële bedreiging voor de
vrijheid van godsdienst van religieuze minderheden.
Vraag 4
Op welke wijze is uitvoering gegeven aan de toezegging dat Nederland
zijn zorgen over het wetsvoorstel aan de orde zou stellen in EU- en in
OVSE -verband? Tot welke resultaten heeft dit geleid?
Antwoord
In een verklaring van 26 augustus jl. sprak de Europese Unie haar
bezorgdheid erover uit dat de wet mogelijkheden biedt voor
discriminatie van religieuze groeperingen in Belarus. De Belarussische
Eerste Kamer (Council of the Republic) werd daarbij opgeroepen de wet
niet goed te keuren. Daarnaast is door Nederland, namens de EU,
tijdens de OVSE-implementatie bijeenkomst inzake de Menselijke
Dimensie (Warschau, 9-12 september 2002) uitdrukkelijk aandacht
gevraagd voor de ontwikkelingen inzake de godsdienstwet van Belarus.
Na de goedkeuring door de Council of the Republic gaf de EU te Wenen
op 10 oktober jl. een tweede verklaring uit waarin president
Loekasjenko opgeroepen wordt de wet niet te ondertekenen. Op 11
oktober jl. démarcheerden de hoofden van de vier te Minsk gevestigde
diplomatieke vertegenwoordigingen van EU-lidstaten onder leiding van
de Italiaanse ambassadeur bij de Belarussische vice-minister van
buitenlandse Sychov waarbij de bezorgdheid van de EU overgebracht werd
indien de wet zou worden ondertekend en in werking zou treden.
Vraag 5
Bent u bereid om op de kortst mogelijke termijn via de daartoe
geëigende kanalen uw afkeuring uit te (laten) spreken over de
aangenomen wet en de Wit-Russische president op zijn
verantwoordelijkheid te (laten) wijzen?
Antwoord
Zoals in antwoord 4 reeds is aangegeven, heeft op 11 oktober jl. een
EU-demarche bij de Belarussische vice-minister van Buitenlandse Zaken
plaats gevonden. Deze demarche heeft echter niet tot gevolg gehad dat
de Belarussische president bekrachtiging van het wetsvoorstel heeft
tegengehouden.
Nederland zal dit onderwerp in de daartoe geëigende fora (OVSE, Raad
van Europa, EU) aan de orde blijven stellen, zeker indien de wet zal
leiden tot schending van de godsdienstvrijheid in Belarus.
Reformatorisch Dagblad, 3 oktober jl.
Zie antwoord 4 op schriftelijke vragen van de leden Van der Staaij
(SGP) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over de strenge godsdienstwet
van Wit-Rusland, Aanhangsel van de Handelingen nr. 1444, vergaderjaar
2001-2002.