Socialistische Partij

Kabinet dupeert op valreep kleinere werkgevers

De eerste voorstellen uit een serie maatregelen om het WAO-stelsel te versoberen, treffen opmerkelijk genoeg vooral kleinere werkgevers. Zij zijn per 1 januari 2003 beduidend slechter af, omdat de demissionaire regering over haar graf heen de eerste maatregelen toch nog wil uitvoeren. Dat is oneerlijk en pakt averechts uit voor werkgevers én werknemers.

Door Piet de Ruiter, lid Tweede-Kamerfractie SP

De regering wil dat werkgevers zieke werknemers voortaan twee jaar voor minimaal 70 procent het loon doorbetalen. De (eventuele) toegang tot de WAO wordt daarmee ook een jaar opgeschoven. De bedoeling is dat werkgevers meer moeite zullen doen om te voorkomen dat werknemers lang ziek zijn en uiteindelijk minder snel in de WAO zullen stromen. Zieke werknemers worden met deze maatregelen een aanzienlijkere risicopost en met name kleine werkgevers zouden aan dit risico wel eens kunnen bezwijken. Dat kan zeker niet de bedoeling zijn, vooral niet als het risico niet vermeden had kunnen worden, omdat de ziekte niet arbeidsgerelateerd is en hersteltermijnen niet beïnvloedbaar zijn.

Om het risico van werkgevers in het algemeen iets te beperken, wordt de zogeheten PEMBA-periode verkort van vijf naar vier jaar en voor kleine werkgevers (tot 25 werknemers) zelfs afgeschaft. PEMBA staat voor Premiedifferentiatie En Marktwerking Bij Arbeidsongeschiktheid. In de praktijk komt het erop neer dat de WAO-premie voor werkgevers is gesplitst in een basispremie die voor iedereen gelijk is, en een gedifferentieerde premie (de zogenoemde Aok-premie) voor de Arbeidsongeschiktheidskas, waaruit de eerste vijf jaren WAO moeten worden bekostigd. Ondernemingen die veel WAO-ers 'produceren' betalen een hoger dan gemiddelde Aok-premie en ondernemingen die weinig WAO-ers voortbrengen juist een lagere. De PEMBA kent dus niet alleen boetes, maar ook kortingen op de gemiddelde premie. Sterker nog: vorig jaar betaalde ruim 90% van alle kleine werkgevers de minimumpremie in plaats van de gemiddelde premie. Dit jaar bedraagt de minimumpremie voor kleine werkgevers (tot 15 werknemers) 1,24% en voor werkgevers met meer dan 15 werknemers zelfs maar 0,45%. Alle werkgevers met minder dan 25 werknemers gaan in de voorstellen vanaf 1 januari het rekenpercentage van 2,38% betalen. De kleinere ondernemer gaat dus bijna het dubbele betalen aan Aok-premie en werkgevers met meer dan 15, maar minder dan 25 werknemers mogelijk zelfs het vijfvoudige. Dat noemt men cynisch genoeg een compensatie voor de verdubbeling van de loondoorbetalingstermijn bij ziekte.

Kleine ondernemingen die zich juist met betrekking tot verzuimbeleid voorbeeldig hebben gedragen - met een beetje geluk leidt dat namelijk tot laag ziekteverzuim - raken nu een flink voordeel kwijt en dat is stank voor dank. Als zij in de toekomst echter te maken krijgen met een langdurig zieke werknemer, draaien zij wel net zo hard twee jaar lang voor de loonbetaling op. Zonder dat de zieke werknemer nog productief is voor de werkgever, kost hij wel de volle mep. Voor een kleine werkgever kan dat zomaar betekenen dat hij een andere werknemer moet lozen om het hoofd nog boven water te kunnen houden, of erger nog, dat hij de zaak wel kan sluiten.

Dit ernstige risico is nog wel particulier te verzekeren. Veel werkgevers zullen dit dan ook doen. Net als eerder ook gebeurde toen de doorbetalingsplicht werd verlengd van twee, respectievelijk zes weken tot een heel jaar. Maar hoe meer het risico verzekerd wordt, hoe kleiner het beoogd effect. De invoering van een eigen risico van twee weken ziekengeld voor kleine werkgevers en van zes weken voor grote werkgevers had tot gevolg dat het ziekteverzuim fors daalde. De verlenging van dit risico tot een jaar had echter nauwelijks effect op de terugdringing van het verzuim. Het ligt dus ook niet in de verwachting dat een verdere verlenging naar twee jaar een substantieel effect zal hebben. Als alle werkgevers besluiten het risico te herverzekeren dan betekent dit in de praktijk voornamelijk een financieringsverschuiving van de publieke WAO-verzekering naar de particuliere verzekering tegen loonderving bij ziekte.

Het blijft dan overigens niet bij die verschuiving alleen. De verwachting is dat de premies ook hoger zullen zijn, omdat particuliere verzekeringen doorgaans duurder zijn en verzekeraars geen charitatieve instellingen zijn. Een particuliere herverzekering zal het risico niet geheel kunnen wegnemen. Hoger ziekteverzuim zal leiden tot hogere premies en ondernemers zullen hoe dan ook te maken krijgen met een groter financieel risico. Voor kleinere werkgevers komt dit hogere risico bovendien boven de toch al hogere premies. Dit is niet alleen onevenredig en onredelijk, maar ook onverstandig vanuit het standpunt dat WAO-ers sneller moeten reïntegreren.

De regering heeft met opzet het financiële risico vergroot, omdat men erop rekent dat ondernemingen dan minder zieke werknemers zullen 'produceren', analoog aan het principe van 'de vervuiler betaalt'. Veel ziekte heeft echter geen oorsprong in het werk en daarom is dit principe hier niet redelijk. Werkgevers die doen wat van ze verwacht wordt, zullen kosten proberen te minimaliseren en dus ook proberen om minimale financiële risico's te lopen. Werknemers met een verhoogd risico op ziekte - oudere werknemers, werknemers met een WAO-verleden, chronisch zieken - vormen zo'n financieel risico. Het wekt dan ook geen verbazing dat uit de evaluatie van de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten blijkt dat werkgevers niet erg zitten te wachten op werknemers met een arbeidshandicap. Uit een onderzoek van de Berckenrode Groep Schiedam bleek in 1999 al dat tweederde van de werkgevers uit de Rijnmond geen WAO-ers in dienst wilde nemen en uit een onderzoek van het Leidse onderzoeksbureau AS/tri in samenwerking met TNO Arbeid bleek dat reïntegratie bij een nieuwe werkgever de laatste jaren eerder moeilijker dan vlotter is gaan verlopen.

Je mag van werkgevers alle medewerking eisen, zelfs op straffe van een boete, om een aandeel arbeidsgehandicapten weer aan een baan te helpen. Maar dan moeten we niet de premie voor kleine werkgevers die juist zo hun best hebben gedaan, verhogen. Dan moeten we zeker niet de financiële risico's van ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werkgevers vergroten. Beter is het de PEMBA-boetes voor alle werkgevers af te schaffen - en kleine werkgevers een lagere premie te laten blijven betalen - en de loondoorbetalingsplicht te verkorten, in plaats van te verlengen. De overheid doet er verstandig aan te kiezen voor een nieuwe collectieve Ziektewet, gefinancierd door werkgevers en werknemers, gebaseerd op solidariteit. Dan mag de WAO best pas na twee jaar ingaan, want dat geeft werknemers meer zekerheid en uitvoeringsorganisaties meer mogelijkheden om met daadkracht te werken aan reïntegratie. De extra premies die werkgevers nu moeten betalen, kunnen beter geïnvesteerd worden in het geschikt maken en verbeteren van arbeidsomstandigheden en in een betere Arbozorg. Dat is per definitie de beste manier om de instroom in de WAO te verkleinen.

Dit artikel verscheen op 30 oktober 2002 in Het Financieel Dagblad

Dossier WAO


---