Euthanasie chimpansee BPRC
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
VGB/VBL-2327090
30 oktober 2002
Middels dit schrijven wil ik u op de hoogte brengen van het volgende.
Eén van de chimpansees van het BPRC (Biomedical Primate Research
Centre) uit de groep die bestemd is om naar de faciliteit van
Stichting AAP in Spanje te gaan, had al langere tijd te kampen met een
slechte gezondheid. Omdat deskundige veterinairen geen oorzaak konden
vinden voor het symptomenbeeld (ernstige vermagering, cachectisch,
dunne vacht, frequent regurgiteren/braken, wonden die niet meer
heelden) en omdat symptomatische behandeling ook niet werkte, is het
dier voor een uitgebreid onderzoek naar de veterinaire faculteit in
Utrecht geweest. Ook hier kon geen diagnose worden gesteld. In de
sociale groep waar hij in zat werd hij wel geaccepteerd, maar stond
laag in de rangorde.
Een aantal dagen geleden was het dier onder narcose gebracht voor het
jaarlijkse routine gezondheidsonderzoek. De toestand van het dier
verontrustte de veterinairen zodanig, dat het naar hun oordeel uit het
oogpunt van dierwelzijn beter was het dier te euthanaseren, door hem
niet meer bij te laten komen uit de narcose.
Een inspecteur van de Voedsel en Waren Autoriteit was erbij aanwezig
en ondersteunde het voorstel om het dier niet bij te laten komen uit
de narcose. Verder heeft de directeur van het BPRC alvorens het dier
werd geeuthanaseerd, overleg gevoerd met de ministeries van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en
met de proefdierdeskundige. Ook deze ondersteunden allen het
euthanasievoorstel.
Tevens heeft de directeur van het BPRC contact opgenomen met de (naast
OC&W en VWS) derde partner van het akkoord op hoofdlijnen inzake de
huisvesting, verzorging en behandeling van de chimpansees van het
BPRC, de directeur van Stichting AAP, mede daar het een dier betrof
dat naar Stichting AAP zou gaan. De directeur van Stichting AAP toonde
begrip voor de situatie en kon met het besluit instemmen.
Omdat, zoals ik al aangaf, uitgebreide veterinaire onderzoeken bij het levende dier nooit hebben kunnen leiden tot een diagnose, is in overleg met deskundigen van de VWA besloten om sectie op het dier te laten verrichten door deskundigen van de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht. Hopelijk zal deze sectie uitsluitsel kunnen geven over de oorzaak van de gezondheidsproblemen van dit dier.
Rest mij te benadrukken dat het BPRC in deze situatie ondanks grote
tijdsdruk (het betreffende dier werd immers gedurende de periode
waarin de diverse betrokkenen werden geraadpleegd onder narcose
gehouden) constructief en open heeft gecommuniceerd met alle betrokken
partijen. Daarbij is naar mijn mening de juiste beslissing in het
belang van het dier genomen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp