Gemeente Enkhuizen

RAADSNOTULEN

Enkhuizen, 1 oktober 2002.

Zakelijk verslag van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Enkhuizen, gehouden op dinsdag 1 oktober 2002 te 20.00 uur, in het stadhuis, Breedstraat 53,
1601 KA Enkhuizen.

Voorzitter: de heer drs. S.P.M. de Vreeze, burgemeester. Raadsgriffier: aanvankelijk de heer J.J.J. van Huffelen, gemeentesecretaris;
na agendapunt 8 de heer F.W. Baan, plaatsvervangend gemeentesecretaris.

Aanwezig 16 leden, namelijk: de dames

E.F. Dangermond-Hilderink
(Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) en
mr. P.C.E. de Munnik-Blank (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie),

de heren

C.H. Boland
(Democraten66),
N.P. Dol (Verenigd Links/GroenLinks) (later),
J. Domburg (Partij van de Arbeid),
H. van Doornik (Christen-Democratisch Appel),
Th. de Geus (ChristenUnie/Staatkundig-Gereformeerde Partij), J. Hart (Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang),
K. Kooiman (ChristenUnie/Staatkundig-Gereformeerde Partij), H. Langbroek (Nieuw Enkhuizen),
J. van Oostende (Partij van de Arbeid),
W. Rieuwerts (Verenigd Links/GroenLinks),
G. van der Steeg (Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang), drs. J.S. Tesselaar (Nieuw Enkhuizen),
K.P. van der Veen (Partij van de Arbeid) en
D. Wiersma (Christen-Democratisch Appel).

Met kennisgeving afwezig


1 lid, te weten de heer J. Franx
(Nieuw Enkhuizen).

Tevens zijn aanwezig: de wethouders

H.F.P. Bode
(Partij van de Arbeid),
F.C. Jans (Nieuw Enkhuizen) en
D. van Pijkeren (ChristenUnie/Staatkundig-Gereformeerde Partij).

Agenda


1. Opening.



2. Bepaling volgorde bij hoofdelijke stemmingen.


3. Definitieve vaststelling agenda.


4. Spreekrecht.


5. Gelegenheid tot het stellen van vragen.


6. Verslagen van de raadsvergaderingen gehouden op 21 augustus alsmede
3 en 12 september 2002.


7./87 Ingekomen stukken en mededelingen.


8./88 Benoeming plaatsvervangend gemeentesecretaris.

9./81 Voorbereidingsbesluit Gommerwijk.


10./82 Verordening gemeentelijke basisadministratie.

11./83 Bezwaarschriften voorbereidingsbesluit Zilverstraat.

12./86 Beslissing op planschadeverzoek.


13. Aanbieding collegeprogramma 2002-2006.


14. Vervolgprocedure initiatiefvoorstel Jongerenraad.

15. Rondvraag.


16. Sluiting.


1. Opening.


De voorzitter
opent de raadsvergadering en heet eenieder hartelijk welkom. Hierna deelt hij mee dat van de heer Franx bericht van verhindering is ontvangen. De heer Dol heeft laten weten iets later te zullen komen.

Hedenmiddag is een gemeentelijke vertegenwoordiging aanwezig geweest bij de boottocht van de bewoners van Overvest die momenteel noodgedwongen in Hoorn verblijven. De tocht was een gezamenlijk initiatief van diverse organisaties, waaronder de gemeente Enkhuizen. De grote betrokkenheid van die ouderen bij de stad Enkhuizen was opvallend.

Mevrouw Dangermond-Hilderink
(vvd) had verwacht dat de raadsleden zouden worden uitgenodigd om tijdens de tocht vrijwillig hand- en spandiensten te verlenen.

De voorzitter
beschouwt dat als een sympathieke gedachte, maar de organisatoren hebben ervoor gekozen familieleden van de ouderen te laten meevaren.


2. Bepaling volgorde bij hoofdelijke stemmingen.

De voorzitter
trekt penning nummer 13 uit het mandje, waarna de griffier meedeelt dat volgens de presentielijst eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij de heer Rieuwerts.


3. Definitieve vaststelling agenda.

De voorzitter
meldt dat meerdere mensen hebben laten weten van het spreekrecht, agendapunt 4, gebruik te willen maken, en wel over de onderwerpen `Zilverstraat' en `Jongerenraad'. Formeel is met betrekking tot de Zilverstraat, agendapunt 11, nu geen inspraak mogelijk, omdat nog een beroepsmogelijkheid openstaat. Aangezien dat niet in de krant is aangegeven, kunnen de betrokken personen toch hun mening over punt 11 geven.

Over punt 5, Gelegenheid tot het stellen van vragen, moet het volgende worden gezegd. Bij het college is een zorgwekkend aantal vragen binnengekomen, namelijk totaal 33. Hierover is vanmiddag uitvoerig gesproken, omdat lang niet alle vragen van een kort antwoord kunnen worden voorzien; als voorbeeld kunnen de pvda-vragen over het jeugd- en jongerenbeleid worden genoemd. De bespreking van een aantal van dergelijke onderwerpen vergt aanzienlijk meer tijd dan een uurtje. Bovendien slokken dergelijke zaken ook veel ambtelijke capaciteit op. De portefeuillehouders zal dan ook worden verzocht zeer kort te antwoorden en verder zullen bepaalde, meer ingewikkelde vragen naar een commissie moeten worden verwezen dan wel bij het collegeprogramma moeten worden behandeld. Het grote aantal vragen is aanleiding om in, bijvoorbeeld, het presidium eens te praten over de wijze waarop in de toekomst met dit agendapunt dient te worden omgegaan.

De heer Van der Veen
(pvda) pleit ervoor de griffier en het presidium de vragen op hun merites te laten beoordelen. Vervolgens zouden zij de raad een procedurevoorstel moeten doen. De ene vraag heeft immers meer `diepte' dan een andere en derhalve zal de beantwoording meer (ambtelijke) tijd kosten. Ook is het voorstelbaar dat bepaalde vragen eerst naar een commissie moeten worden gestuurd. In de raadsvergadering zouden alleen de oppervlakkige vragen moeten worden beantwoord. Hierbij moet worden gedacht aan vragen die de portefeuillehouders vanuit hun dossierkennis moeiteloos van een reactie kunnen voorzien.

De voorzitter
wil het hierbij laten.

Agendapunt 8 voorziet in de benoeming van een plaatsvervangend gemeentesecretaris. Voor alle duidelijkheid zij nog eens gezegd dat die benoeming feitelijk een omweg is om een raadsgriffier aan te stellen. Deze wat moeilijke constructie is nodig omdat de Wet Dualisering Gemeentebesturen nog niet haar eindstadium heeft bereikt.

Onder agendapunt 13 is het collegeprogramma 2002-2006 aangeboden. De raadsleden wordt verzocht even na te denken over de vraag hoe dat programma het beste kan worden behandeld. In wezen zijn er slechts twee mogelijkheden.

* Vanavond alleen een procedure voor de behandelingswijze afspreken, bijvoorbeeld een extra raadsvergadering, via de commissies bespreken et cetera.

* Hedenavond een eerste discussieronde houden.
Enkele leden van de raad hebben spitsvondig opgemerkt dat onder agendapunt 15 ten onrechte de rondvraag is vermeld. Een automatiseringsfoutje, want de rondvraag is vervallen.

Met de vaststelling van de notulen van 12 september jongsleden hangt een van de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang ontvangen brief samen. In dat schrijven, de dato 14 september 2002, trekt de fractie haar brief van 9 september 2002 in. Het college heeft voorgesteld het schrijven voor kennisgeving aan te nemen onder gelijktijdige vaststelling van het verslag van 12 september. Het presidium volgt dat voorstel echter niet en wenst de brief van de le/eb-fractie apart te behandelen. Hiermee is het collegevoorstel van tafel. De raad moet nu zelf bepalen hoe deze met de koppeling tussen de vaststelling van het verslag van 12 september en de le/eb-brief, ingekomen stuk nummer 4, wil omgaan. Over deze kwestie heeft de le/eb-fractie nòg een brief geschreven en die is aan de burgemeester van Enkhuizen gericht. De fractie verwijt de voorzitter van de raad dat deze diens bevoegdheden niet goed heeft toegepast en dat maatregelen zullen volgen. Dit stuk zal worden gekopieerd en worden rondgedeeld.

De heer Wiersma
(cda) lijkt het verstandig de discussie over deze zaak bij één punt onder te brengen, hetzij bij de vaststelling van het verslag hetzij bij ingekomen stuk nummer 4.

De voorzitter
zal, zodra de vaststelling van het verslag aan de orde is, vragen wat de raad wil.

De heer Boland
(d66) stelt voor na afloop van deze openbare raadsbijeenkomst een besloten zitting te houden om de twee raadsleden die zitting hebben in de commissie `bestuurscultuur' de gelegenheid te geven verslag te doen van de stand van zaken.

De voorzitter
ziet dat de raad met dit voorstel instemt. Zeer waarschijnlijk is een halfuurtje voldoende om de heren Boland en Van Oostende hun bevindingen te laten meedelen.

De heer Langbroek
(ne) doet de suggestie de punten 11 en 14 direct na punt 4 te behandelen, want op de publieke tribune zitten veel mensen die speciaal voor die twee onderwerpen zijn gekomen.

De voorzitter
neemt met instemming van de raad deze `klantvriendelijke' suggestie graag over.

Zonder hoofdelijke stemming wordt, met inachtneming van de afgesproken wijzigingen, vervolgens de raadsagenda vastgesteld.


4. Spreekrecht.

De heer H. Nauta
spreekt namens 26 bezwaarmakers over agendapunt 11. Voor een gemeente geldt de verplichting bestemmingsplannen te maken. Door middel hiervan worden plaatsen, bestemmingen en bouwmassa's voor een groot aantal jaren gereguleerd. Een bestemmingsplan behoort bescherming te bieden aan het stads- of dorpsgezicht en duidelijkheid te geven aan bewoners, omwonenden en toekomstige bouwers.

Voor het gebied waarvan de Zilverstraat deel uitmaakt, bestaat al jaren het bestemmingsplan `Vissershoek en Havens'. Tot op heden is elke aanvrager van een bouwplan aan dit bestemmingsplan gehouden en zijn grotere maten noch ontheffingen toegestaan. De enige uitzondering is Suyder Zee Staete; dat bouwwerk mocht zich indertijd dan ook prompt op een negatief advies van monumentenzorg verheugen. Provinciale staten van Noord-Holland keurden dat plan met heel veel moeite goed. De omstandigheid dat het bouwwerk in een ruime omgeving zou worden gesitueerd en al zeer grote financiële offers waren gebracht, gaf uiteindelijk de doorslag. Van provinciale zijde werd daarbij wel gesteld dat de gemeente Enkhuizen niet opnieuw zo'n uitglijder moest voorleggen, want die zou zeker ànders worden beoordeeld.

(De heer Dol komt ter vergadering.)

Voor het aan de Zilverstraat te realiseren plan is een bestemmingsplanwijziging nodig, omdat voor het betreffende gedeelte de bestemming `industrie' geldt en woningbouw dus niet is toegestaan. Op zich bestaat geen bezwaar tegen woningbouw, mits de voor deze bestemming geldende maten en eisen, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan `Vissershoek en Havens', worden overgenomen. Ook de stedenbouwkundige heeft dat in 1999 in diens verkenning `Bierkade Enkhuizen' gedaan. Waarom is niet dienovereenkomstig gewerkt? In die verkenning wordt voor bebouwing aan de Zilverstraat uitgegaan van anderhalf à twee bouwlagen plus een kap - maximaal 8,5 meter nokhoogte
- en voor de Bierkadezijde van tweeënhalve à drie bouwlagen met een kap, totaal maximaal 11,5 meter nokhoogte. Een plan dat op deze maten is gebaseerd, zal bij weinig mensen op bezwaren stuiten. Bovendien past zo'n plan qua maat en schaal in de omgeving.

Parkeren en verkeersafwikkeling worden in de zojuist geschetste context niet geregeld, maar uitgaande van een parkeernorm van 1,2 auto's per woning op eigen terrein behoeven voor de omgeving geen problemen te ontstaan.

Het nu in procedure zijnde plan kent voor de Zilverstraatzijde een nokhoogte variërend van 12 tot wel 16 meter aan een straatbreedte van slechts 6 meter zonder trottoirs. Aan de Bierkadezijde zijn nokhoogten van 14 tot ruim 18 meter gepland en dat is vrijwel even hoog als de dakrand van het stadhuis. Bovendien is het plan in noordelijke richting verschoven waardoor het verkeersregulerende dwarsstraatje annex parkeerstraatje wordt opgeofferd en geluidsoverlast van de ernaast gelegen bedrijven als het ware wordt `opgezocht'. Dat alles is voor de omwonenden en belanghebbenden onaanvaardbaar. Ook voor de vereniging `Oud Enkhuizen' is één en ander een heikel punt gezien het gestelde in haar brief, de dato 30 oktober 2001, aan college en raad.

b
&w hebben indertijd gekozen voor een zelfstandige projectprocedure ex artikel 19, lid 1, wro. Op grond daarvan is het bouwproject als zodanig bepalend om van een `projectprocedure' te kunnen spreken. Het project is echter met grote nadruk op sanering en de hiervoor mogelijk te verkrijgen hoge subsidie aan de gemeenteraad gepresenteerd. Er is slechts zeer summier over het bouwplan gesproken, terwijl dit toch het belangrijkste onderdeel van het project is.

De raad realiseerde zich niet dat met de goedkeuring van het project tevens het bouwplan, inclusief de maatvoering, werd geaccordeerd. Bij de presentatie van het bouwplan op 19 september 2001 in de raadscommissie hadden de leden nog niet door dat de raad het bewuste plan al had goedgekeurd. De commissie stemde in met het organiseren van inspraak en het voeren van de vrijstellingsprocedure ten behoeve van het bouwplan. Pas in de raadsvergadering van 13 november 2001 werd het de gemeenteraad duidelijk dat deze het bouwplan al onherroepelijk had goedgekeurd en alleen nog iets kon worden gezegd over de inrichting van de omgeving en de verkeersafwikkeling.

Op 16 oktober werd het plan in het kader van `inspraak' aan omwonenden en belanghebbenden gepresenteerd. Inspraak was echter niet meer mogelijk, omdat de raad het plan al had goedgekeurd. Hooguit was sprake van voorlichting, maar die werd door de architect en de projectontwikkelaar slechts in geringe mate gegeven. Geen enkel bezwaar of argument van e insprekers werd serieus genomen - zie het verslag van de desbetreffende inspraakavond -, hetgeen zeer gefrustreerde insprekers tot gevolg had. Voor details van de aangevoerde bezwaren wordt verwezen naar de bezwaarschriften van 23 oktober en 27 december 2001.

De bezwaren zijn ook door de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften behandeld. Die commissie heeft de beroepschriften wel ontvankelijk maar ongegrond verklaard. Overigens heeft de commissie erop gewezen dat de aan burgemeester en wethouders gedelegeerde beslissingsbevoegdheid te allen tijde door de gemeenteraad kan worden teruggenomen. Voor dit plan lijkt dat de bezwaarmakers zeer wenselijk. Wat let de gemeenteraad daartoe over te gaan?

Het college stelt nu voor raadsbesluit nummer 9, de dato 13 november 2001, in stand te houden; dit wil zeggen: het voorbereidingsbesluit Zilverstraat doorgang te laten vinden. De bezwaarmakers en belanghebbenden vragen de raad echter dringend het genoemde raadsbesluit te vernietigen, zodat ten minste in de eerstkomende 100 jaar Enkhuizen op de onderhavige locatie zo'n kolossale `steenpuist' wordt bespaard.

Tot grote verbazing van de betrokkenen deelde projectontwikkelaar Vrodest in de krant van 19 september mee dat voor deze plek een nieuw plan was ingediend, dat nagenoeg aan alle bezwaren van de omwonenden zou tegemoetkomen. Bij monde van de heer Heuvel verklaarde Vrodest dat het nieuwe plan beter in de monumentale binnenstad van Enkhuizen zou passen. Ziet deze buitenstaander het beter dan b &w of wordt deze door de markt rechts ingehaald? Hoe dan ook, bij de afdeling bouw- en woningtoezicht blijkt geen compleet plan te zijn ingediend, maar daar zijn wel enkele schetsjes op A4-formaat aanwezig; die kunnen echter niet worden ingezien. Naar verwachting zou volgende week een volledig plan worden aangeboden.

Nu het plan zo drastisch is gewijzigd, zal opnieuw de volledige procedure ex artikel 19, lid 1, wro moeten worden gevolgd. Binnen het `zelfstandige project' is immers van het belangrijkste onderdeel, te weten het bouwplan, weinig meer over. Er is echt geen sprake van een dakkapelletje meer of minder! Kortom: het plan zal alle inspraakstappen wederom moeten doorlopen. Alleen al om die reden heeft het dan ook weinig zin vanavond raadsbesluit nummer 9, de dato 13 november 2001, in stand te houden.

De heer Rick Severijns
is jongerenwerker in Enkhuizen en spreekt namens de jongerenraad. In het initiatiefvoorstel jongerenraad, agendapunt 14, is al veel geschreven over het belang van een jongerenraad in Enkhuizen. Dat alles behoeft niet te worden herhaald, maar wel is het zinvol te wijzen op enige valkuilen waarmee men elders in het land is geconfronteerd bij het installeren en vooral het handhaven van jongerenraden. Daarnaast zullen nog enige tips worden gegeven.

De eerste valkuil is de wens, soms zelfs de eis, van een gemeente de jongerenraad een zo goed mogelijke afspiegeling van de totale jongerenpopulatie te laten zijn. Dit houdt in dat een jongerenraad alleen recht van spreken heeft wanneer diens ledenbestand bepaalde percentages scoort ten aanzien van leeftijd, opleiding, geslacht, afkomst, religie enzovoort. Voor het welslagen van een jongerenraad is niet zozeer de eigen samenstelling van belang als wel de mogelijkheid om direct of indirect de achterban dan wel het netwerk te kunnen raadplegen over voor hen relevante kwesties. In dit kader is het zinvol te constateren dat binnen groepen jongeren nu eenmaal denkers en doeners zijn die hun eigen kwaliteiten bezitten, om beleid niet alleen te formuleren maar ook ten uitvoer te brengen. Representativiteit van een jongerenraad strekt zich dus verder uit dan diens directe deelnemers/deelneemsters en wordt uiteindelijk bepaald door de eigen achterban alsmede het netwerk van tussenpersonen en organisaties.

De tweede valkuil bij het installeren van een jongerenraad is dat men van mening is dat vanaf het begin voor een bepaald model moet worden gekozen. Bedenk wel dat naar alle waarschijnlijkheid geen twee jongerenraden hetzelfde zijn, aangezien heel veel factoren bepalend zijn voor het uiteindelijke resultaat. Men dient zich dan ook niet al te snel op een keus tussen formeel en informeel of politieke versus maatschappelijke participatie vast te leggen. Spreker is persoonlijk van oordeel dat de keuze van het model, waaronder de jongerenraad uiteindelijk zal moeten functioneren, afkomstig dient te zijn van de jongerenraad zelf en niet mag worden opgelegd door de gemeenteraad. Ook het tijdstip voor die keuze is aan de jongerenraad en kan afhankelijk zijn van de bevindingen die na enige tijd proefdraaien zijn opgedaan.

Valkuil nummer drie kan zijn dat de gemeente de verwachting heeft dat een jongerenraad op hetzelfde niveau zal, kan of moet functioneren als de volwassenenpolitiek. Vergeet echter niet dat men met jongeren heeft te maken. Geef de jongerenraad tijd en ruimte om zelf tot ontwikkeling te komen en fouten te maken; het is immers een leerproces. Vermijd politiek jargon.

Participatie is meepraten, meedenken, meebeslissen en meedoen. Hier zit de vierde valkuil verborgen, want juist voor een jongerenraad is het meebeslissen van belang. Menige jongerenraad brengt advies uit aan diens gemeentebestuur en dat advies wordt vervolgens ter kennisname op de stapel gelegd. Gemeente, neem de jongerenraad serieus. Zorg ervoor dat concrete afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de jongerenraad het gemeentebestuur van advies voorziet en op welke manier vervolgens invloed kan worden uitgeoefend op de besluitvorming.

Tot slot enkele tips. In andere gemeenten zijn goede ervaringen opgedaan met zogenaamde `jongereninspectieteams'. Deze kunnen deel uitmaken van een jongerenraad en als een soort keuringsdienst van waren gericht onderzoek doen op allerlei deelgebieden van jeugd- en jongerenbeleid. De onderzoeksgegevens komen in eerste instantie bij de jongerenraad terecht, die vervolgens een rapport opstelt met concrete conclusies en aanbevelingen. Dat rapport gaat naar de gemeente. Het grote voordeel van deze opzet is dat bij de uitvoering van het onderzoek ook de doeners aan bod komen en dus ook zij bij één en ander worden betrokken.

Ook zijn goede ervaringen opgedaan met zogeheten `jongerenadoptieteams'. Een groep jongeren adopteert een bepaalde speelplaats of voorziening en krijgt van de gemeente een budget om het betreffende object in goede staat te houden. Het grote voordeel hiervan is dat ook de doeners in beeld komen en verantwoordelijk worden gesteld voor de leefbaarheid van hun eigen omgeving.

Ter afsluiting haalde ik uit de map `Lokaal jeugdbeleid' van Elsevier een aantal argumenten waarvoor de politiek gevoelig zou zijn.
1. Een jongerenraad biedt kansen om de verminderde interesse van jongeren in de lokale politiek te versterken.
2. Een jongerenraad past in het streven het lokale bestuur dichter bij de burgers te brengen.

3. Toetsing van het jeugd- en jongerenbeleid aan de jongeren levert een beter product op en legitimeert het beleid.
4. Een jongerenraad is een uitstekend instrument om het voorgestane vraaggericht werken van de organisaties in het veld handen en voeten te geven.

5. Een jongerenraad geeft jongeren een oefenplek voor democratisch burgerschap.

6. Een jongerenraad kan parallel lopen met wijk- en buurtbeheer voor verbetering van de leefbaarheid in woonwijken voor jong en oud.

Mevrouw Lisette van der Horst
licht het initiatiefvoorstel jongerenraad als volgt toe. Een jongerenraad wordt gewenst, omdat jongeren het idee hebben dat zij weinig inspraak in de politiek hebben. Weliswaar wordt in het gemeentebestuur óver jongeren gesproken, maar niet of nauwelijks mèt jongeren. De gemeente is bezig met het maken van beleid voor jongerenhuisvesting, jongerencentra, hanggroepjongeren et cetera, maar daarin wordt niet verwerkt hoe jongeren zelf daarover denken. Meer jeugdparticipatie is dan ook gewenst. Een groepje jongeren is op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen bij elkaar gekomen om hierover te praten en tot een plan te komen. Vervolgens zijn alle politieke partijen benaderd. De heren Fijma (pvda-fractie) en Langbroek (ne-fractie) hebben met de initiatiefgroep meegedaan om tot het huidige voorstel te komen.

De heer Rob Broersma
vult de woorden van de vorige spreekster aan. Waarom wordt de vorm van een adviescommissie bepleit? Een dergelijke commissie is het beste in staat jongerenparticipatie na te streven, en wel om twee redenen.
a. De jongeren worden meer bij de gemeentepolitiek betrokken. Alles wat met het jongerenbeleid heeft te maken, wordt in de raad besproken. Met de jongerenadviescommissie aan diens zijde kan de raad het beste tot oplossingen komen die dat beleid sterker en daadkrachtiger maken. Naast een jongerenadviescommissie is ook bekeken of misschien een stichting zoals het soe een goede optie kan zijn. Na goed overleg is uiteindelijk voor een jongerenadviescommissie gekozen, omdat die beter en sneller de meningen van jongeren in het gemeentebeleid kan vertalen dan een verder weg staande, complexe stichting.

b. Een jongerenadviescommissie kan bovendien de drempel verlagen, waardoor jongeren gemakkelijker in de lokale politiek kunnen worden geïnteresseerd. Op termijn zal dat voor iedereen voordelig uitpakken, want wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.

Kort samengevat. Aangezien bij de Enkhuizer jongeren het gevoel leeft dat te veel óver en te weinig mèt de jongeren wordt gepraat, is een groepje jongeren samen met de fracties van de pvda en Nieuw Enkhuizen tot dit initiatiefvoorstel gekomen. Dit voorstel levert een positieve bijdrage aan de Enkhuizer politiek op het gebied van jongerenparticipatie. Hopelijk wordt het voorstel door alle partijen goed ontvangen. Als alle verkiezingsprogramma's mogen worden geloofd, mag dat zonder meer worden aangenomen. De jongeren zijn desgewenst graag bereid in de eerstvolgende commissievergadering dieper op het voorstel in te gaan.

De heer Langbroek
(ne) vermoedt dat de heer Broersma nu alvast een grondhouding van de verschillende raadsfracties wil horen.

De voorzitter
: Dat kan bij agendapunt 14.

11. Bezwaarschriften voorbereidingsbesluit Zilverstraat. (Voorstel nummer 83, 2002.)

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd) verzoekt een toelichting op het raadsvoorstel en alle overige verschenen informatie te geven om onnodige discussies te voorkomen.

Wethouder Bode
(pvda) begreep in de afgelopen dagen dat de in de krant van 19 september gedane mededelingen van Vrodest voor sommigen nieuw waren. Eén en ander was echter al uitgebreid in de raadscommissie gg aan de orde geweest.

De heer Hart
(le/eb): Weliswaar werd daar over deze materie gesproken, maar toen kon geen helderheid worden gegeven over de vraag of het oude plan zou worden uitgevoerd dan wel een nieuw plan was ingediend. Het gaat dan ook te ver te zeggen dat de zaak uitgebreid is besproken.

Wethouder Bode
(pvda): Een voorbereidingsbesluit heeft niets met een bouwplan te maken. Het voorbereidingsbesluit is nodig om op basis van artikel 19 wro een zelfstandige projectprocedure te kunnen voeren. Welnu, daartegen zijn bezwaren ingediend. De commissie voor de bezwaar-, en beroepschriften heeft de bezwaren ontvankelijk maar niet gegrond verklaard, omdat die zich niet tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging - de bestemming `industrie' omzetten in `wonen' - maar het bouwplan richten. In de commissie zijn het bouwplan en een mogelijk nieuw bouwplan in een bepaald licht aan de orde geweest. Meegedeeld is dat het college kennis heeft genomen van het feit dat de firma Vrodest op grond van de inspraak en financiële problemen met het huidige bouwplan van zins is een nieuw bouwplan in te dienen. b&w wachten dat plan af, waarbij duidelijk moet zijn dat ook het nieuwe plan dient te voldoen aan de vastgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden. Bovendien zal moeten worden beoordeeld of sprake is van een aanpassing van het oorspronkelijke plan - in dat geval kan de ingezette procedure worden afgewerkt - dan wel een nieuw plan, in welk geval de procedure opnieuw dient te worden opgestart. Aangezien nog geen compleet nieuw plan bij het college bekend is - een paar A4'tjes worden niet als zodanig beschouwd -, kan niet worden gezegd of de procedure al dan niet opnieuw moet worden gelopen. Het kan echter niet zo zijn dat èlke verandering als gevolg van inspraak tot gevolg heeft dat de procedure opnieuw van voren af aan moet worden gevolgd.

De voorzitter
hoorde een inspreker zeggen dat het oorspronkelijke bouwplan al zou zijn goedgekeurd. Is dat juist?

Wethouder Bode
(pvda): Het bestaande bouwplan is inderdaad goedgekeurd, zodat de vrijstellingsprocedure kan worden toegepast. Met de gemeenteraad is evenwel afgesproken dat alvorens daartoe over te gaan in samenspraak met de raad zal worden bekeken hoe het bouwplan in de omgeving kan worden ingepast; er zal een omgevingsplan worden gemaakt. Als de raad zich daarin kan vinden, gaat de vrijstellingsprocedure lopen. Een nieuw bouwplan kan een geheel andere situatie doen ontstaan.

De heer Wiersma
(cda) beaamt dat de wethouder heeft toegezegd het bouwplan, indien dat doorgang vindt, opnieuw ter discussie te zullen stellen. Die toezegging vloeide voort uit het feit dat bij de presentatie onenigheid bestond over de maatvoering. Hierover behoeft nu niet verder te worden gediscussieerd, want in het collegevoorstel staat heel duidelijk:

`Indien het bouwplan, de inrichting van de buitenruimte en de technische aspecten naar genoegen van ons college zijn, zullen wij al deze stukken ter bespreking voorleggen aan de commissie Grondgebied. Daarna kan besluitvorming volgen over het formeel starten van de vrijstellingsprocedure.'

Ook een eventueel nieuw plan zal dus voor de commissie worden geagendeerd, evenals de ruimtelijke inpassing, de verkeersafwikkeling enzovoort zoals eerder is toegezegd.
Los van het voorgaande heeft de gemeentelijke vertegenwoordiger tegenover de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften verklaard dat de maatvoering voor de raad nog niet helemaal duidelijk is.

Wethouder Bode
(pvda): Eén van de onderstellingen is correct, te weten dat conform de door de raad vastgestelde procedure het geheel hier ter tafel zal komen. Op dat moment zal het inrichtingsplan kunnen worden besproken. Als de raad daarmee akkoord gaat, zal de vrijstellingsprocedure worden opgestart. Wat gebeurt er wanneer een gewijzigd of nieuw plan wordt ingediend? Dan moeten twee vragen worden beantwoord.
* Zijn de in het kader van inspraak gemaakte opmerkingen zodanig in het bouwplan verwerkt dat het gewijzigde plan als een tegemoetkoming aan de wensen van de insprekers mag worden beschouwd? Zo ja, dan wordt de afgesproken procedure vervolgd.
* Heeft het bouwplan een dusdanig ander karakter gekregen dat over `een nieuw plan' mag worden gesproken? Is dat inderdaad het geval, dan moet de procedure opnieuw worden gestart.

Helaas blijkt dat deze aanpak voor een aantal mensen en sommige raadsleden tot nu toe wat onduidelijk is geweest.

De heer Wiersma
(cda): Hoe dan ook, de fractie van het cda heeft los van het uiteindelijke bouwplan geen bezwaar tegen bebouwing van het onderhavige terrein.

De heer Dol
(vl/gl) was aanvankelijk van plan niets over dit voorstel te zeggen, want het stuk is duidelijk. Gehoord de teleurgestelde bezwaarmakers wil hij nu echter nadrukkelijk op het volgende wijzen. In november 2001 heeft een groot aantal raadsfracties een niet onaanzienlijk voorbehoud gemaakt, te weten met betrekking tot de inrichting van het gebied. Het voorbereidingsbesluit is daarvan afhankelijk gesteld en hierin is geen verandering gekomen. Met andere woorden: indien geen goed inrichtingsplan op tafel komt, wordt de voorbereidingsprocedure niet gestart.

De heer De Geus
(cu/sgp) onderschrijft kortheidshalve de laatste woorden van de heer Dol. Als geen behoorlijk inrichtingsplan wordt aangeboden, kan ook de rest worden afgeblazen. De fractie van de ChristenUnie/sgp heeft echter goede hoop dat Vrodest alsnog met een aanvaardbaar plan zal komen, waarin met name ten aanzien van de hoogte van het complex aan de wensen van de 26 bezwaarmakers tegemoet wordt gekomen.

Wethouder Bode
(pvda): Het gaat nu om bezwaarschriften tegen een vrijstellingsbesluit dat door de ráád is genomen. De commissie voor de bezwaar- en beroepschriften adviseert de bezwaarschriften ontvankelijk maar de bezwaren ongegrond te verklaren. Vandaar dat wordt voorgesteld het raadsbesluit van 13 november 2001 te handhaven.

De heer De Geus
(cu/sgp): Prima, maar in november 2001 bestond misverstand over de maatvoering van het complex. Zo kon toentertijd niet de exacte hoogte worden aangegeven.

De heer Dol
(vl/gl): De toen gestelde voorwaarden zijn nog steeds van kracht. Aan de hand daarvan zal de bouwvergunning worden getoetst. Momenteel gebeurt niet meer dan de bestemming, in casu de bebouwingssoort, veranderen. De rest komt allemaal nog aan de orde.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd) verzucht dat deze materie nog steeds ondoorzichtig is. Het voorliggende raadsstuk is wel duidelijk en dat heeft de instemming van de fractie van de vvd. Wat niet helder is, komt neer op de vraag of de gemeenteraad zich destijds al dan niet op een bepaalde hoogte van het complex heeft vastgelegd. Kan de raad het bouwplan afwijzen indien de hoogte gelijk blijft of slechts in zeer geringe mate wordt verlaagd? Graag `ja' of `nee'!

Wethouder Bode
(pvda): Wellicht is dat de meest interessante vraag, maar niet de vraag die de raad nu moet beantwoorden, te weten het al of niet in stand houden van het op 13 november 2001 genomen voorbereidingsbesluit.

De heer Dol
(vl/gl): Waarom geeft de wethouder geen concreet antwoord op de vraag van mevrouw De Munnik?

Wethouder Bode
(pvda): Dat heb ik al drie of vier keer gedaan! De ráád heeft met betrekking tot het bouwplan besloten de vrijstellingsprocedure te voeren. In een latere discussie is wel afgesproken dat de ruimtelijke inpassing nog onderwerp van gesprek kan zijn. Het college dient in dezen een strikt formele opstelling te kiezen, want de gemeente heeft niet alleen met omwonenden maar ook met andere partijen te maken, bijvoorbeeld de projectontwikkelaar; ook diens belangen moeten in het oog worden gehouden. Mocht van die kant een geheel nieuw bouwplan worden ingediend, dan kan de raad een ander besluit nemen dan op 13 november is genomen.

De heer Rieuwerts
(vl/gl): Vanmorgen was het wat nevelig, maar nu is het buitengewoon mistig! Op de simpele vraag of de raad een bepaald besluit heeft genomen, kan met `ja' of `nee' worden geantwoord in plaats van met een wollig verhaal over procedures.

Wethouder Bode
(pvda): Ik heb op die simpele vraag `ja' geantwoord. Aangezien toen meerderen aan deze tafel bedenkelijke gezichten trokken, heb ik vervolgens uitgelegd dat wellicht een situatie ontstaat die aanleiding geeft om de procedure opnieuw, dus vanaf het begin, te volgen. Als het bouwplan niet of nauwelijks is gewijzigd, kan dat niet opnieuw in procedure worden gebracht, maar wel kan dan nog over de ruimtelijke inpassing worden gediscussieerd. Duidelijker kan het niet worden gezegd.

De voorzitter
: De tot nu toe gevoerde discussie heeft drie kernpunten.
* De raad heeft het bouwplan het groene licht gegeven. Daarbij is wel gezegd dat de inrichting van het gebied, de verkeersafwikkeling enzovoort nog eens goed zal worden bekeken.
* In het kader van de gedachtewisseling over het inrichtingsplan kan níét meer over de hoogte van het te bouwen complex worden gesproken.

* Mocht Vrodest een nieuw bouwplan indienen dat aanzienlijk van het oorspronkelijke ontwerp afwijkt, dan zal de procedure opnieuw worden gestart.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd) rondt haar spreekbeurt als volgt af. Zij herhaalt dat haar fractie met het onderhavige raadsvoorstel akkoord gaat. Daarbij spreekt zij de hoop uit dat het bouwplan zal worden gewijzigd, en wel dusdanig dat tegemoet wordt gekomen aan de gevoelens die bij veel gemeenteraadsleden blijken te leven. Vorig jaar werd een dergelijke oproep niet gedaan, omdat het gesprek over deze kwestie een nogal schimmig karakter had en dat bleef geruime tijd zo. Mede daardoor is een besluitvorming tot stand gekomen waarmee niet iedereen gelukkig is.

De heer Hart
(le/eb) begint zijn betoog met de opmerking dat raadsvoorstel nummer 83 in wezen het nemen van een voorbereidingsbesluit behelst. Circa een jaar geleden heeft de raad een voorbereidingsbesluit genomen om uitgaande van een bestaand bestemmingsplan de artikel 19-procedure te kunnen volgen. Als de gemeente na een jaar niets doet, bestaat het risico dat niet wenselijke ontwikkelingen plaatsvinden. Vandaar dat het vorig jaar genomen voorbereidingsbesluit opnieuw dient te worden genomen. Recent is naar voren gekomen dat de projectontwikkelaar grote moeite heeft om diens plannen te realiseren. Misschien wordt het bouwwerk aanzienlijk lager. Tijdens de vorig jaar gehouden voorlichtingsbijeenkomst heeft sprekers fractie zich tegen het plan uitgesproken, omdat het te hoog en te compact is; de Zilverstraat zou een nauwe steeg worden.In de vorige commissievergadering heeft hij gevraagd of een nieuw plan is ingediend of nog geen plan voorligt. Volgens de wethouder is er geen plan. Dit impliceert dat de gemeenteraad straks de gelegenheid zal krijgen om opnieuw uit te spreken dat het grote plan niet wordt verwezenlijkt. In Enkhuizen behoort laagbouw te worden gerealiseerd.

De heer De Geus
(cu/sgp): Als ik goed heb geluisterd, heeft de heer Hart het bouwplan als `te hoog en te compact' aangemerkt. Is dat correct?

De heer Hart
(le/eb): Ja.

De heer Boland
(d66) durft te stellen dat sprake is van een gemeenschappelijke zienswijze; iedereen is ongelukkig met het oorspronkelijk gepresenteerde plan. Niemand heeft bezwaar tegen wijziging van de bestemming `industrie' in `woningen', maar uit alle bijdragen blijkt ook dat vanuit de raad alles in het werk zal worden gesteld om te voorkomen dat het oorspronkelijke plan wordt verwezenlijkt. Hopelijk wil het college deze opvatting aan Vrodest doorgeven en erop aandringen hard aan het alternatieve plan te werken.

Wethouder Bode
(pvda): Het blijft nu stil. Sprak de heer Boland namens de d66-fractie of de raad?

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd): Blijkbaar voelt de wethouder de stemming aan de raadstafel niet helemaal goed aan.

Wethouder Bode
(pvda): Jawel, maar ik ben nog meer geïnteresseerd in standpunten.

De voorzitter
: Dacht u namens de raad te spreken?

De heer Boland
(d66): Aangezien de wethouder zelf constateerde dat iedereen zweeg, zou ik de flauwe opmerking kunnen maken: wie zwijgt, stemt toe.

De heer Tesselaar
(ne) brengt naar voren dat het oorspronkelijke plan in de ogen van de fractie van Nieuw Enkhuizen veel te hoog en te massaal is. De fractie deelt dus de mening van de omwonenden. Daarnaast heeft het gemeentebestuur de plicht de historische binnenstad zo ongeschonden mogelijk aan de volgende generaties door te geven. Vandaar dat de fractie blij was met het krantenartikel waarin stond dat het nieuwe bouwplan voor de Zilverstraat minder massaal zou zijn. Kan het college dat zwart op wit bevestigen?

De heer Domburg
(pvda) belicht dat de raad kennelijk heeft besloten nieuwbouw aan de Zilverstraat toe te staan. Uit meerdere geluiden valt op te maken dat dit besluit in meer of mindere mate wordt betreurd, maar `das kommt nicht in Frage'. Wel is het mogelijk dat de raad door de bel wordt gered, dat is aan de orde wanneer een geheel nieuw plan wordt ingediend.

De heer Boland
(d66): Welk besluit is genomen?

De heer Domburg
(pvda): De wethouder heeft uitgelegd dat is besloten aan de Zilverstraat te bouwen conform het voorgelegde plan.

De heer Boland
(d66): Nee, een voorbereidingsbesluit.

Wethouder Bode
(pvda): Besloten is de vrijstellingsprocedure te volgen.

De heer Domburg
(pvda): Ten behoeve van het plan.

De heer Boland
(d66): Nu moet er helderheid worden gecreëerd. In de stukken staat dat een voorbereidingsbesluit is genomen. Het startpunt voor het voeren van de vrijstellingsprocedure is het moment waarop de raad met de omgevingsanalyse akkoord gaat.

Wethouder Bode
(pvda): Afgesproken is dat het opstarten van de vrijstellingsprocedure niet eerder zal plaatsvinden dan nadat het inrichtingsplan met de gemeenteraad is besproken en diens goedkeuring heeft verkregen. Nu is iets geheel anders aan de orde, te weten bezwaarschriften tegen het voorbereidingsbesluit. Overigens moet het voorbereidingsbesluit over een maand opnieuw worden genomen, want dan is de daarvoor geldende termijn van een jaar verstreken.

De heer Boland
(d66): In het raadsvoorstel staat de volgende zin.

`Daarna kan besluitvorming volgen over het formeel starten van de vrijstellingsprocedure.'

Daar is geen letter Chinees bij!

Wethouder Bode
(pvda): Die besluitvorming is aan het college van burgemeester en wethouders. Overigens heeft een inspreker terecht opgemerkt dat de gemeenteraad dit aan b&w gegeven mandaat te allen tijde kan intrekken. Uit meerdere bijdragen komt in wezen naar voren dat de raad niet gelukkig is met de aan het college gedelegeerde bevoegdheid de vrijstellingsprocedure te voeren. Zoals vanavond meermaals is gezegd, bestaat een grote kans dat een bouwplan wordt ingediend waarvoor een nieuwe procedure moet worden gevolgd. Die zal dan worden gevoerd volgens de huidige procedurele regels. Dan zal de inspraak in een veel vroeger stadium plaatsvinden en zal het nu ontstane probleem zich niet voordoen.

De heer Domburg
(pvda): Duidelijk. De fractie van de pvda gaat akkoord met het voorliggende raadsvoorstel nummer 83.

Wethouder Bode
(pvda) roept de raad op het op 13 november 2001 genomen besluit te handhaven. Voorts kondigt hij aan dat, zoals zo-even is gezegd, in de novembervergadering van de raad zal worden voorgesteld het voorbereidingsbesluit opnieuw te nemen.

De heer Tesselaar
(ne) kondigt aan dat de fractie van Nieuw Enkhuizen tegen het raadsvoorstel zal stemmen om later niet het verwijt te krijgen dat zij met open ogen aan het ontstaan van een ongewenste situatie heeft meegewerkt.

De heer Hart
(le/eb) verklaart dat ook de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang het raadsvoorstel niet ondersteunt, omdat onduidelijkheid bestaat over het te realiseren bouwwerk.

De heer Wiersma
(cda) poneert de stelling dat het in feite om de vraag gaat of ter plaatse woningen kunnen worden gebouwd. Daarop geeft de cda-fractie van harte een bevestigend antwoord.

Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens het voorstel van burgemeester en wethouders overeenkomstig het aangeboden ontwerpbesluit aanvaard, onder aantekening dat de heren Hart, Langbroek, Van der Steeg en Tesselaar geacht willen worden te hebben tegengestemd.

14. Vervolgprocedure initiatiefvoorstel Jongerenraad.

Wethouder Van Pijkeren
(cu/sgp) leidt dit onderwerp als volgt in. Vorige week heeft hij een aantal jongeren op bezoek gehad. Zij hebben toen uitgelegd wat hun bedoeling is. In dat gesprek dat zich vervolgens heeft ontsponnen, is gebleken dat verschillend wordt gedacht over de structuur op basis waarvan de jongerenraad zal opereren. Daarover zal nader in, bijvoorbeeld, de commissie moeten worden gesproken.

Spreker heeft namens het college gezegd dat hij zeer positief tegenover dit initiatief staat en daar waar mogelijk met de jongeren in gesprek wil blijven.

De heer Van der Veen
(pvda) heeft enige moeite met de woorden van de wethouder. Het gaat om een initiatiefvoorstel aan de ráád en niet aan het college. Bovendien zal de jongerenraad, indien die in het leven wordt geroepen, als adviesorgaan van de gemeenteraad fungeren. Een uitgebreide discussie daarover in de commissie is prima, maar daarmee heeft het college niets van doen.

De voorzitter
veronderstelt dat dan ook de portefeuillehouder zal worden uitgenodigd om aan de discussie deel te nemen.

De heer Boland
(d66) onderstreept de opvatting die de heer Van der Veen heeft verwoord. Met alle respect voor de mening van de wethouder moet erop worden gewezen dat deze formeel niet bij één en ander is betrokken.

De voorzitter
: Akkoord, maar hopelijk zijn de onderlinge verhoudingen dusdanig dat ook van de zijde van het college het nodige te berde kan worden gebracht, indien daaraan behoefte bestaat. Daarmee wordt geenszins de bevoegdheid van de raad aangetast.

De heer Boland
(d66): Oké, raad en college zullen elkaar informeel best weten te vinden.
Een ander punt waarop moet worden gewezen - met name de jongeren zullen zich dit moeten realiseren -, is dat de totstandkoming van de jongerenraad een tijdje zal duren. Het is verstandig nauwkeurig aan te geven hoe de procedure in elkaar zit om ontsporingen te voorkomen.

De voorzitter
: Goed. Het initiatiefvoorstel zal in de komende commissievergadering worden besproken. Daarbij zal de wethouder als gast aanwezig zijn. Uiteindelijk neemt de raad een besluit.

De heer Van der Veen
(pvda): Aan de griffier wordt gevraagd het voorstel van een advies te voorzien.

De voorzitter
: De raadsgriffier ad interim zal dit verzoek graag honoreren.

De heer Boland
(d66) benadrukt dat de fractie van d66 een positieve grondhouding tegenover dit goede initiatiefvoorstel aanneemt en het heel graag wil bespreken.

De heer Van der Steeg
(le/eb) en mevrouw De Munnik-Blank (vvd) sluiten zich bij de woorden van de heer Boland aan.

De heer De Geus
(cu/sgp) noemt het voorstel `een uitstekend initiatief'. Hij kan zich prima vinden in de suggestie de raadsgriffier een advies te laten uitbrengen en vervolgens alle `ins' en `outs' in de commissie op een rijtje te zetten. Hopelijk duurt het niet al te lang voordat de jongerenraad kan worden geïnstalleerd.

De heer Wiersma
(cda) beklemtoont dat de jongerenraad advies uitbrengt aan de gemeenteraad en níét aan het college of een wethouder. Als regelmatig met de jongerenraad moet worden gesproken, zal de raad dienen te bepalen wie dat doet.

De heer Dol
(vl/gl) verbaasde zich over het feit dat de jongeren met betrekking tot het spreekrecht de jongerenwerker voor hun karretje spanden. De jongeren zijn toch uitstekend in staat zelf hun mening naar voren te brengen.

De fractie van Verenigd Links/GroenLinks lijkt het goed in de commissie verder over deze aangelegenheid te spreken. In de procedure zal goed moeten worden nagedacht over de vraag hoe kan worden voorkomen dat óver de jongerenraad wordt gesproken in plaats van mèt die raad. Kortom: de communicatiepoort met de jongeren dient open te staan, zodat in samenspraak met hen het verdere traject kan worden bepaald.

De heer Van der Veen
(pvda): De jongeren kunnen inderdaad bij de in de commissie te voeren discussie worden betrokken.

De voorzitter
distilleert uit de discussie dat agendapunt 14 niet tot een besluit leidt. Wel is afgesproken dat het initiatiefvoorstel op commissieniveau verder zal worden besproken.


5. Gelegenheid tot het stellen van vragen.

De heer Wiersma
(cda) komt terug op hetgeen aan het begin van de vergadering over mogelijke maatstaven voor de behandeling van het grote aantal ingediende vragen is gezegd. Zijns inziens moet bij het indelen en/of behandelen van de vragen ook op de actualiteit worden gelet.

De voorzitter
repliceert dat meer criteria een rol behoren te spelen, bijvoorbeeld of een vraag een principieel punt betreft, betrekking heeft op beleid dat nog niet (volledig) is ontwikkeld, een politiek karakter heeft et cetera. Met de nog te benoemen raadsgriffier is al afgesproken dat de vragen van een behandelingsvoorstel zullen worden voorzien. Hierbij kan aan de volgende indeling worden gedacht.

* Een deel van de schriftelijke vragen kan aan het apparaat worden voorgelegd.

* Sommige vragen kunnen via de voorzitters in de commissies worden beantwoord.

* Vragen met een actueel karakter.

Vragen van de d66-fractie over de nieuwbouw op de Gependam.

Wethouder Jans
(ne) gaat, conform het verzoek van de voorzitter, alleen in op de stand van zaken en de procedure, de rest zal in de komende commissievergadering aan de orde komen. De firma Heddes heeft overeenkomstig het door de gemeente gestelde ultimatum vóór 1 oktober gereageerd, dat is zowel mondeling als schriftelijk gebeurd. Momenteel wordt ambtelijk onderzocht of de reactie niet afwijkt van de indertijd gemaakte afspraken. De bevindingen zullen, vanzelfsprekend, aan college en raad kenbaar worden gemaakt.

De heer Dol
(vl/gl) bestempelt het antwoord als `wollig'. Wat zegt de wethouder? De deadline is gehaald en de schriftelijke reactie wordt bekeken. Daarop zit de vl/gl-fractie niet te wachten!

Wethouder Jans
(ne) hoopt dat de heer Dol begrip kan opbrengen voor de omstandigheid dat het ambtelijk apparaat enige tijd nodig heeft om na te gaan of de reactie van Heddes overeenkomt met datgene wat indertijd is afgesproken.

De voorzitter
: Het resultaat van dat onderzoek zal van commentaar worden voorzien en vervolgens aan de commissie worden voorgelegd. De vraagstelling van de d66-fractie behelst echter ook andere aspecten en die zullen eveneens in de commissie aan de orde komen.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd): Graag in de eerstvolgende commissievergadering!

Wethouder Jans
(ne): Ja.

Vragen van de pvda-fractie over het jeugd- en jongerenbeleid.

De voorzitter
vernam dat in de raadscommissie al mededelingen over deze materie werden gedaan en ook afspraken werden gemaakt. Tegen deze achtergrond is het verstandig de pvda-vragen plus de inmiddels geformuleerde (concept)antwoorden aan de raadsleden te doen toekomen en in de komende commissiebijeenkomst te bespreken.

De heer Van der Veen
(pvda): Prima, want dat geeft iedereen de gelegenheid over dit onderwerp na te denken en ook een uitgangspunt te bepalen.

Vraag van de heer Langbroek: `Betaald de gemeente Enkhuizen een financiële bijdrage ten behoeve van buitenschooltijdse lessen in de taal van het land van herkomst aan allochtone kinderen en, zo ja, om wat voor bedragen gaat dit jaarlijks?'

Wethouder Van Pijkeren
(cu/sgp) antwoordt als volgt. Deze gemeente betaalt geen financiële bijdrage aan buitenschoolse lessen in de eigen taal aan allochtone kinderen, het zogenaamde oalt. In de begroting zijn hiervoor geen bedragen opgenomen. Verder komt Enkhuizen in het kader van oalt niet voor subsidie van het ministerie van ocw in aanmerking. Deze subsidie is alleen voor gemeenten die in 1996 oalt via de basisscholen aan allochtone kinderen hebben aangeboden; dit heeft in Enkhuizen niet plaatsgevonden.
In Enkhuizen worden kinderen van twee tot zes jaar met een eventuele taalachterstand bij het vve-project geplaatst. Het is bekend dat een eenmaal opgelopen taalachterstand gedurende de schoolperiode niet meer wordt ingehaald. Het vve-project is bedoeld om kinderen zonder een noemenswaardige taalachterstand in groep drie van de basisschool te laten beginnen. Voor alle duidelijkheid: niet alleen peuters en kleuters met een taalachterstand nemen aan het project deel; uitgegaan wordt van circa 50 % risicoleerlingen. Het project duurt vier jaar en is een samenwerking tussen een peuterspeelzaal en de basisschool `Het Driespan', locatie Reigerweg. Kinderen volgen hier een speciaal programma, spelenderwijs worden Nederlandse taalbegrippen bijgebracht. Plaatsing in de peuterspeelzaal van het vve-project betekent ook dat deze kinderen instromen in de bijbehorende basisschool in verband met de doorlopende leerlijn. Voor de ouders is er een Nederlandse taalcursus die aansluit bij de thema's die de kinderen in het vve-project bespreken. Hierdoor kunnen zij, meestal de moeders, thuis de Nederlandse woorden samen met hun peuters en kleuters herhalen. Door herhaling onthouden zowel de ouders als de kinderen de Nederlandse woorden beter.
Ten aanzien van de inhoud van het vve-project bestaat de bereidheid in de eerstkomende vergadering van de raadscommissie sz een presentatie te geven.

Vraag van de heer Langbroek om met het oog op een mogelijke gemeentelijke herindeling spoedig contact met de gemeente Andijk op te nemen en te proberen tot overeenstemming te komen. Zodoende blijft in dit deel van de regio Enkhuizen niet alleen achter.

De voorzitter
acht dat een sympathieke en zelfs logische suggestie, want er zijn goede argumenten voor de genoemde combinatie te geven, maar op dit moment is het niet verstandig dergelijke avances te maken. Het is beter even af te wachten welke ontwikkelingen zich in West-Friesland voordoen. Uiteraard worden de fracties wel uitgenodigd in het kader van de besprekingen van het collegeprogramma en de begroting hun positie te bepalen.

Vraag van de heer Langbroek inzake het vestigingsbeleid voor bedrijven in relatie tot arbeidsvoorwaarden.

Wethouder Jans
(ne) volstaat met de mededeling dat elk(e) bedrijf(stak) geacht wordt een cao te hebben; meestal worden die op landelijk niveau vastgesteld. In het kader van een bedrijfsvestiging kan de gemeente de arbeidsvoorwaarden niet beïnvloeden, laat staan voorschrijven. Met andere woorden: het gaat om twee aparte zaken die niet kunnen worden gekoppeld.

De voorzitter
: In de commissie kan op deze zaak worden teruggekomen.

Vraag van de pvda-fractie inzake het regionale volkshuisvestingsplan, en wel tegen de achtergrond van de mogelijkheid dat Stede Broek en Andijk bepaalde afspraken niet zijn nagekomen.

Wethouder Bode
(pvda) weet dat de pvda-fractie haar vraag heeft gebaseerd op een krantenartikel, waarin wordt gesteld dat Stede Broec niet de afgesproken 25 % sociale woningbouw realiseert. Volgens de krant haalt die gemeente slechts 5 %.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd): Met het oog op goede regionale banden moet ook worden vermeld dat meer gemeenten, bijvoorbeeld Andijk, de afgesproken taakstelling niet hebben gehaald.

De heer Dol
(vl/gl): En dat geldt ook voor Enkhuizen.

Wethouder Bode
(pvda): Ik geef slechts antwoord op de gestelde vraag. Deze kwestie zal in het regionaal volkshuisvestingsoverleg worden besproken.

De heer Van der Veen
(pvda) voelt zich door mevrouw De Munnik uitgedaagd. Spreker is jarenlang lid geweest van de commissie woonruimtetoewijzing en weet uit dien hoofde dat burgers - vooral gescheiden mensen met een bijstandsuitkering en jongeren - uit de omliggende gemeenten bewust naar Enkhuizen zijn verwezen. Het krantenartikel bewijst dat met name de gemeente Stede Broec op dit gebied een asociaal beleid voert.

De heer Dol
(vl/gl): Ook Enkhuizen kan niet in positieve zin worden genoemd, want deze gemeente voldoet evenmin aan haar verplichting op het gebied van de sociale woningbouw.

Wethouder Bode
(pvda): Desondanks gebeurt hier het nodige, denk aan projecten als Baan en Fruittuinen alsmede de 80 in Kadijken te bouwen sociale woningen.

De heer Dol
(vl/gl): Het ligt er maar aan waar men de grens van sociale woningbouw trekt!

De voorzitter
nodigt de raadsleden dringend uit deze discussie in de commissie voort te zetten.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd): Graag ná het moment waarop de portefeuillehouder het resultaat van het regionaal volkshuisvestingsoverleg kan meedelen.

Wethouder Bode
(pvda): Vanzelfsprekend zal de raadscommissie gg daarover worden geïnformeerd.

Vraag van de heer Wiersma naar aanleiding van een tragisch ongeluk op de Drechterlandseweg als gevolg van een defecte verkeerslichteninstallatie.

De voorzitter
zet uiteen dat het in de kern om twee vragen gaat.
* Hoe heeft die situatie kunnen ontstaan?
* Zijn procedures vastgesteld die ervoor moeten zorgen dat in zo'n situatie niet de installateur wordt gebeld maar direct actie wordt ondernomen, bijvoorbeeld borden plaatsen.

Momenteel onderzoekt de politie samen met de wegbeheerder, in casu de provincie, hoe zulke situaties kunnen worden voorkomen. Aanstaande maandag zal de groepschef worden gevraagd om, vooruitlopend op het driehoeksoverleg en het onderzoeksresultaat, alvast maatregelen te nemen.

De heer Wiersma
(cda) stipt aan dat de politie vóór het ongeval oordeelde dat de op de Drechterlandseweg ontstane situatie niet om maatregelen vroeg. Dat had moeten worden voorkomen.

De heer Boland
(d66) geeft een iets ander signaal. Uiteraard betreurt ook de d66-fractie ten zeerste dat iemand dodelijk is verongelukt. Toch moet erop worden gewezen dat iedere verkeersdeelnemer de plicht heeft zich aan de verkeersregels te houden, óók wanneer een verkeerslichteninstallatie niet (naar behoren) functioneert. Met andere woorden: wanneer het in zo'n geval fout gaat, is dat niet de schuld van de overheid, want ook verkeersdeelnemers hebben een verantwoordelijkheid.

De voorzitter
moet beamen dat de opvatting van heer Boland principieel juist is. Aan de andere kant moet ook worden gezegd dat verkeerslichteninstallaties niet zomaar worden geplaatst, integendeel. Op het moment dat zo'n installatie defect raakt, ontstaan vaak gevaarlijke situaties. De overheid heeft dan de taak de verkeersdeelnemers daarvoor te waarschuwen.

Een groot aantal vragen van de le/eb-fractie dat inhaakt op de ongeveer anderhalve week geleden gehouden conferentie met als onderwerp `Dualisering'.

De voorzitter
herinnert eraan dat tijdens de conferentie is geconstateerd dat niet alleen over de dualisering verder moet worden gesproken, maar ook over de bestaande en gewenste bestuurlijke cultuur in de gemeente Enkhuizen. Daartoe hebben de drie betrokken geledingen, namelijk raad, college en ambtelijke organisatie, een uit drie maal twee personen bestaande commissie geformeerd. Daarin wordt de gemeenteraad vertegenwoordigd door de heren Boland en Van Oostende. Na afloop van deze vergadering zullen die vertegenwoordigers de raad bijpraten over de eerste resultaten die de commissie heeft geboekt, zoals onder agendapunt 3 is besloten. Dan kunnen ook vrijwel alle punten worden besproken die de le/eb-fractie heeft aangedragen. Mocht daarna de behoefte bestaan in het openbaar of in de raad daarop terug te komen, dan zal daartoe alle gelegenheid worden gegeven.

De heer Van der Steeg
(le/eb) begrijpt uit deze mededeling dat straks de vragen van de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang in beslótenheid zullen worden beantwoord.

De voorzitter
herhaalt hetgeen hij zojuist heeft gezegd.

De heer Van der Steeg
(le/eb) verwerpt de gang van zaken die de voorzitter voor ogen staat, want dan kan pas in de volgende raadsvergadering in het openbaar worden gediscussieerd. Zijn fractie heeft in haar brief geschreven:

`Nu bijna twee weken voorbij zijn en wij van de schrik zijn bekomen, vernemen wij thans graag de feitelijke redenen c.q. de zakelijke argumenten voor deze afbreking.'

De le/eb-fractie kan begrip opbrengen voor de wens hierover in beslotenheid te spreken. Iets anders is dat de voorzitter, waarschijnlijk in diens functie van burgemeester, een commissie heeft ingesteld. Naar aanleiding daarvan zijn meerdere vragen gesteld.

De voorzitter
: Gezamenlijk is afgesproken raad, college en mt elk twee vertegenwoordigers te laten aanwijzen. Die zes personen zijn als commissie aan het werk gegaan. Alle punten die de le/eb-fractie nu aan de orde probeert te krijgen, behoren tot het werkgebied van die commissie. Als de heer Van der Steeg het niet eens is met het daarstraks genomen besluit moet deze proberen de raad op andere gedachten te brengen.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Op deze manier worden raadsleden monddood gemaakt. In een vorige vergadering is besloten dat de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang niet meer in commissies mag deelnemen. De ingestelde commissie heeft volgens de voorzitter indertijd ieders instemming gehad, maar dat is niet expliciet gevraagd. Hoe dan ook, de le/eb-fractie wil antwoorden op de volgende simpele vragen.
* Op wiens initiatief is dat gedaan? Kennelijk van de burgemeester.
* Waarom heeft hij dat gedaan?

* Wat is de status?

De voorzitter
: Nee, nu wordt de waarheid ernstig geweld aangedaan! Tijdens de conferentie heb ik na de lunchpauze een stevig verhaal gehouden en vervolgens een bepaald voorstel gedaan. Níémand, ook de heer Van der Steeg niet, heeft toen gezegd het daarmee oneens te zijn.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Zelfs als dat waar is, dan nog ziet de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang niet in waarom haar schriftelijke vragen nu niet kunnen worden beantwoord.

De voorzitter
: Dat heb ik zo-even uitgelegd. Ik stel voor vanavond één en ander in een besloten zitting te bespreken. Mocht vervolgens de behoefte bestaan in het openbaar verder van gedachten te wisselen, dan kan dat.

Hierna wordt het voorstel van de voorzitter bij handopsteken in stemming gebracht en met 14 tegen 2 stemmen aanvaard. (Alleen de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang spreekt zich tegen het voorstel uit.)

Een tweetal vragen, één inzake het spreekrecht en één over de rondvraag.

De voorzitter
attendeert erop dat aan het begin van deze vergadering de ten onrechte geagendeerde rondvraag reeds is geschrapt.

Met betrekking tot het spreekrecht is in de vorige bijeenkomst kennelijk iets fout gegaan. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de omstandigheid dat de juiste vorm nog niet is gevonden. Voor zover procedurefouten zijn gemaakt, moet gezamenlijk worden geprobeerd die voortaan te voorkomen.


6. Verslagen van de raadsvergaderingen gehouden op 21 augustus alsmede
3 en 12 september 2002.

Verslag van woensdag 21 augustus 2002.

Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt dit verslag conform het aangeboden ontwerp vastgesteld.

Verslag van dinsdag 3 september 2002.

De heer Boland
(d66) las op bladzijde 13 dat de brief, de dato 1 juli 2002, van de Vakbeurs Klassieke Schepen te Andijk met betrekking tot een aanvraag om een financiële bijdrage voor de beurs Klassieke Schepen in de raadscommissie bof zou worden behandeld. Dat is echter niet gebeurd.

De voorzitter
vreest dat in de overgang van het oude naar het nieuwe systeem iets is fout gelopen. Voorheen werden alle subsidieaanvragen voor de raad geagendeerd. Als gevolg van de dualisering behoort nu echter een andere procedure te worden gevolgd. Tijdens een begrotingsbehandeling geeft de raad de kaders voor subsidieverlening aan en eventueel wordt ook over incidentele subsidies besloten. Conform die besluiten wordt gehandeld en daarover ontvangt de raad periodiek rapportages. De bedoelde brief werd in eerste instantie dus ten onrechte geagendeerd. Toen dat werd bemerkt, besloot men waarschijnlijk het stuk niet in de commissie te laten behandelen. Aangezien de beurs binnenkort zal plaatsvinden, is het wellicht toch gewenst het ingekomen stuk alsnog naar een commissie te verwijzen. Spreker stelt voor in dit wat bijzondere geval zo te handelen.

Vervolgens wordt het voorstel van de voorzitter bij handopsteken in stemming gebracht en aanvaard.

De heer Boland
(d66) beveelt aan het protocol op grond waarvan subsidieverzoeken worden behandeld in de raadscommissie sz aan de orde te stellen.

De voorzitter
: Akkoord.

Zonder hoofdelijke stemming wordt, met inachtneming van de gedane toezegging, vervolgens het verslag van de op dinsdag 3 september 2002 gehouden raadsvergadering conform het aangeboden ontwerp vastgesteld.

Verslag van donderdag 12 september 2002.

De voorzitter
stelt voor de brief, de dato 12 september 2002, van de le/eb-fractie bij de bespreking van het verslag te betrekken.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.

De heer Boland
(d66) wenst dat het verslag eerst redactioneel wordt vastgesteld en dat pas daarna naar aanleiding van het verslag opmerkingen worden gemaakt.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.

De heer Van der Steeg
(le/eb) citeert van pagina 11 de zin:

`De voorzitter kondigt aan dat conform het verzoek van de heer Dol nu hoofdelijk over de ingediende motie zal worden gestemd.'

Na deze zin moet in het verslag de volgende tekst worden toegevoegd.
---
`De voorzitter: Ga ik over tot de stemming; secretaris.

De secretaris
: De heer Boland.

De heer Boland
(d66): Voor de motie.

De secretaris
: De heer Franx.

De heer Franx
(ne): Voor.

De secretaris
: De heer Van der Steeg.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Wij zijn belanghebbenden, dus wij stemmen niet mee.

De voorzitter
: Nee, nee, nee, alleen maar voor of tegen.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Wij stemmen niet mee.

De voorzitter
: Dan moet u de zaal verlaten.

De secretaris
: De zaal verlaten.

De voorzitter
: U moet de zaal verlaten; of stemmen of de zaal verlaten.

Ik vraag de secretaris opnieuw de stemming te doen.'
---
De voorzitter
: U bent nu bezig . . .

De heer Van der Steeg
(le/eb): Wilt u mij eens één keer laten uitpraten? U interrumpeert steeds en probeert alles naar een besloten vergadering te werken. Onze brief heeft betrekking op het feit dat u de notulen ongewijzigd wilt laten vaststellen.

De voorzitter
: Dat doen wij zo meteen.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja, daar komen wij zo meteen aan toe. Nu ga ik even aangeven waarom u het verslag ongewijzigd wilt vaststellen en dat probeert u te frustreren door te voorkomen dat ik mijn verhaal afmaak.

De voorzitter
: Nee.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Zó werkt het niet in de democratie . . . , ja.

De voorzitter
: Mijnheer Van der Steeg, nou ik.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nee, mag ik uitpraten?

De voorzitter
: Ik dacht dat u klaar was.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nee, ik was nog steeds aan het woord.

De voorzitter
: Maak uw zin af.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ik maak mijn zin af.

De voorzitter
: Als u nu met dat doorgaat, ga ik daar nu op in. Waarom ga ik daarop in? Wat u doet is aan de hand van een bandopname die u zelf hebt gemaakt - dat is uw goed recht - woordelijk aangeven wat op die avond is gezegd. Dat is inderdaad waar.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat kan heel belangrijk zijn.

De voorzitter
: Luister nou even.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja.

De voorzitter
: Dat is inderdaad waar, maar ik zeg u bij dezen dat wij de goede gewoonte hebben - daarvoor hebben wij al jarenlang de heer Roosen in ons midden - om bepaalde informatie niet woordelijk weer te geven. Als u vervolgens aan de hand van uw bandopname een bepaalde zin toegevoegd wilt hebben, moet u dat nu zeggen. Met nu dat hele discussietje na te lopen, houden wij elkaar wel heel lang bezig.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Daar gaat het niet om. Kennelijk wilt u niet weten wat ik nu te vertellen heb. U zegt tot vier maal toe dat wij de zaal moeten verlaten, terwijl ik duidelijk heb aangegeven dat wij niet meestemmen, wij zijn belanghebbenden, maar u stuurt ons wel weg. Het reglement van orde, want daar gaat het dan over, van de gemeente Enkhuizen, artikel 28.5:

`Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming (. . .)

5. bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.'

Wij zijn op dat moment verplicht om niet aan die stemming deel te nemen. Ook de Gemeentewet is daar duidelijk over.

De voorzitter
: Ik denk dat u twee dingen door elkaar haalt.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Artikel 28.1.

`Art. 28.1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken.'

De voorzitter
: Dan is het een goede gewoonte - zo gebeurt dat altijd - om de zaal te verlaten.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Wie zegt dat? Wie zegt dat?

De voorzitter
: Rustig nou, mijnheer Van der Steeg. Dit is slecht voor uw hart en bloeddruk en voor de mijne ook trouwens. Het is een goede gewoonte - ook gewoonten zijn in een parlementaire democratie soms heel erg belangrijk - om dan even de zaal te verlaten. Ik zie de heer Wever nog regelmatig weglopen wanneer het om de bekende huisjes gaat. Hij zegt dan: `Geachte voorzitter, ik ben hier persoonlijk bij betrokken. Ik verlaat nu even de zaal, want ik doe liever niet aan de stemming mee.'

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja, als een raadslid vindt dat hij dat niet moet bijwonen, dan mag hij wat mij betreft weggaan, maar de wet geeft gewoon aan dat wij niet mee mogen stemmen. Wij hebben het recht om te blijven zitten en u hebt niet het recht om ons uit de vergadering weg te sturen. Als dat een goede gewoonte van u gaat worden, raadsleden uit de vergadering weg te sturen, kijk, dan ben ik ermee klaar.

De voorzitter
: Hebben wij het nu over de tekst of naar aanleiding van de tekst?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dit wil ik eraan toegevoegd hebben.

De voorzitter
: Wat wilt u toevoegen?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat u mij en de heer Hart gedwongen hebt de vergadering te verlaten, dat mag volgens de Gemeentewet niet, tenzij u daarvoor heel goede redenen hebt, maar die hebt u niet.

De voorzitter
: Even nog. Er was op een gegeven moment een hoofdelijke stemming. Daarbij werd uw naam genoemd en dan wordt u geacht uw stem uit te brengen. Vervolgens zei u niks of riep: `Ik doe niet mee' of wat dan ook. Op dat moment is het gebruikelijk om de zaal te verlaten.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat vindt u.

De voorzitter
: Ja, dat vind ik. Daar ben ik nou toevallig voorzitter voor om dat soort dingen te vinden.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nee, er is een Gemeentewet en die is daar duidelijk over.

De heer Van der Veen
(pvda): Voorzitter. Ik vind dit een wat vreemde discussie worden. De heer Van der Steeg verwijt u dat u niet luistert, maar ik denk dat de heer Van der Steeg niet luistert en kennelijk ook iets niet begrijpt.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nou, ik begrijp het best. Ik vind het zó vervelend van u dat u dat iedere keer weer zegt.

De voorzitter
: Laat de heer Van der Veen nou even uitpraten.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Als je er geen verstand van hebt, moet je er niet over praten.

De voorzitter
: De heer Van der Veen heeft het woord.

De heer Van der Veen
(pvda): Ik kan makkelijk zeggen: `Ik weet wie het zegt.'

De voorzitter
: Nu even zakelijk.

De heer Van der Veen
(pvda): Ik vind gewoon dat de verwijzing naar de Gemeentewet en het reglement van orde, wat de heer Van der Steeg doet, volstrekt betrekking op andere onderwerpen heeft. Dat is van toepassing als je persoonlijk ergens bij betrokken bent. Op dat moment waren zij niet persóónlijk bij de zaak betrokken. Zij hadden als fractie een brief geschreven aan het college en aan de gemeenteraad; die was aan de orde en daar werd over gestemd.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nee, nee, nee.

De voorzitter
: Nee, sorry, ik ontneem u het woord. Ik vraag in deze situatie, waarin u mij zegt dat ik het als voorzitter niet goed heb gedaan - dat is feitelijk uw stelling - advies aan de gemeentesecretaris en nu te zeggen wat volgens zijn autoriteit juist of onjuist is. Ik zou niet weten hoe ik het op dit moment anders moest doen. Dus secretaris wilt u mij zeggen of ik het goed of niet goed heb gedaan en op grond waarvan?

De secretaris
: Voorzitter, of het juist of onjuist is, dat oordeel past mij niet als functionaris. Ik wil wel even een stukje technische toelichting geven. Wij hebben een aantal soorten stemmingen in het kader van de Gemeentewet en in het kader van het reglement van orde. Wij hebben schriftelijke stemmingen, hoofdelijke stemmingen en mondelinge stemmingen. Op het moment, op die 12e september, dat wij tot stemming overgingen, hadden wij hier een hoofdelijke, mondelinge stemming. Dat wil zeggen dat alle namen worden afgeroepen en men zegt dan `voor' of `tegen'. Het ligt gemeenterechtelijk vast, en zeker in het gewoonterecht in het kader van de Gemeentewet, dat je mondeling je niet van stemming kunt onthouden. Op het moment dat de namen werden afgeroepen, werd er niet gestemd door een aantal uwer. Dan is het usance dat je op dat moment, als je aan de stemming niet kunt of wenst deel te nemen, inderdaad de zaal verlaat. Daar heeft de voorzitter toe opgeroepen. Of dat juist of onjuist is, nogmaals, dat laat ik in het midden. Ik geef alleen een stukje technische toelichting. Bij een schriftelijke stemming kan dat wèl, want dan heb je namelijk de mogelijkheid om blanco te stemmen. Dat kan mondeling niet, dus heeft de wetgever bepaald dat je, om je raadsfunctie naar behoren te kunnen uitoefenen en om ook zichtbaar naar de achterban te kunnen aangeven wat de opstelling is bij mondelinge stemmingen, en je wenst niet deel te nemen aan de stemming of je kunt niet deelnemen aan de stemming omdat je persoonlijk gebonden bent, geacht wordt de zaal te verlaten.

De voorzitter
: Kort en goed. Los van hoe het nou precies gelopen is, denk ik dat de volgende keer, als bij een mondelinge stemming een raadslid om welke reden dan ook vindt dat hij gezien zijn belang of anderszins niet aan de stemming kan of wenst deel te nemen, dat hij dat in een stemverklaring meldt en zegt: `Geachte voorzitter, als u zo meteen hoofdelijk laat stemmen dan doe ik niet mee.' Punt twee stel ik voor, maar daar komen wij nog wel aan toe in onze werkgroep bestuurscultuur, dat op dat moment wat mij betreft de zaal even uitgegaan wordt, zodat ook de publieke tribune weet: hé, er zitten er geen 17, maar er zitten er 15. Dat stel ik voor.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ik weiger om tegen de wet in te gaan. De Gemeentewet is daar duidelijk over. U kunt mij gewoon niet de zaal uitsturen en dat hebt u de vorige keer wèl gedaan. Dat is tegen de wet. Ik vind dat u als voorzitter de wet moet handhaven.

De heer Boland
(d66): Ik wil graag een ordevoorstel doen. Ik denk dat in de notulen, die zijn op dit moment aan de orde, best iets kan worden opgenomen over hoe de situatie ontstaan is. Ik ben het met de heer Van der Steeg eens dat het er wel erg kort door de bocht staat. U hebt om uw moverende redenen heel nadrukkelijk de heren Hart en Van der Steeg gemaand de vergadering te verlaten en dat hebben zij vervolgens gedaan. Nou, wat mij betreft mag dat in de notulen staan. Als mijnheer Van der Steeg vind dat dat staatsrechtelijk niet goed is gegaan, dan moet hij zich daarvoor maar naar de nodige kanalen wenden om dat eventueel aan te vechten, maar ik geloof niet dat dat hier aan de orde is.

De voorzitter
: Akkoord, dat lijkt mij een zinvol ordevoorstel. Mijnheer Van der Steeg, aan u om de tekstwijziging even aan te geven. Dan stel ik voor dat de heer Roosen aan de hand van zijn bandopname nog eens even de essentie eruit haalt. Ik denk dat hij bij uitstek iemand is die ons zo langzamerhand, misschien nog wel beter dan wijzelf, kan volgen en begrijpen. Dan stel ik voor dat de heer Roosen die essentie van de discussie van het laatste kwartier in de notulen aangeeft. Het tweede voorstel, daar ben ik het ook van harte met de heer Boland eens, als de heer Van der Steeg dan toch zegt: `Goh, dit blijft mij toch buitengewoon dwarszitten,' laat hij dan daarover juridisch advies bij iemand inwinnen of daarover nog eens een discussie uitlokken, alleszins prima, want het is uw raad.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat juridisch advies is al ingewonnen, dus dat is het probleem niet.

De voorzitter
: Dan zou ik zeggen: `Leg dat hier op tafel.'

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja, nou ja, goed. Ik leg het op tafel en ik zeg u duidelijk hoe de vork in de steel zit.

De voorzitter
: Ja, maar ik vind het een beetje lastig als de secretaris, . . .

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja, dat is heel lastig, ja.

De voorzitter
: . . . , die ik zeer hoog acht, om nou meteen te zeggen: `Dat is een onzinverhaal.' Dus ik wil dat graag eens naast elkaar leggen en er over nadenken.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nee, want u stelt nu voor om deze strategie gewoon in de toekomst voort te zetten. Dat zou betekenen dat u bepaalt op een gegeven moment of een raadslid al dan niet hier aan tafel zit. En daar is de Gemeentewet heel duidelijk over; de voorzitter kan iemand verwijderen, maar niet op grond van dat hij op een gegeven moment niet mee mag stemmen. Want als ik `voor' of `tegen' gezegd had, juist dan had ik tegen de wet gehandeld.

De voorzitter
: Goed. De heer Wiersma.

De heer Wiersma
(cda): Ja nog even van de orde, voorzitter, om een lange discussie misschien wat korter te maken. Ik stel voor dit onderwerp toch even nader te bestuderen, te kijken wat ons huisreglement daarvan zegt en daar dan nog eens op terug te komen of dat dan correct is, Gemeentewet en alles er nog eens even bij. Hoe doen wij dat en hoe willen wij het zelf? En zo gaan wij het dan ook nog eens even goed vastleggen.

De voorzitter
: Uitstekend, lijkt mij een constructief idee.

De heer Wiersma
(cda): In de commissie, ja, maar eerst een advies.

De voorzitter
: Dan leggen wij het juridische advies van de heer Van der Steeg naast dat van de secretaris en misschien nog een derde. Ik denk dat wij dit dan via het presidium of het fractievoorzittersoverleg nog eens een keer aan de orde krijgen.

De heer Dol
(vl/gl): Bepaalt het presidium dat dit in de raadscommissie bof komt?

De voorzitter
: Nee, nee, ik zou niet durven.

De heer Dol
(vl/gl): Het woord `bepaalt' moet u niet zo strak interpreteren. In dit geval bedoel ik gewoon: stelt voor om het in de commissie bof te doen. Dan stel ik aansluitend voor om dat als laatste agendapunt te doen.

De voorzitter
: Goed, ik vraag de heer Van der Steeg om wat hij op papier heeft rond de weergave zoals hij die beleefd heeft om dat even aan de heer Roosen te overhandigen. Wij vragen de heer Roosen daar een net stukje tekst van te maken.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Die notulen zijn prima. Normaliter waren wij daar nooit over gevallen, ware het niet dat u ons ten onrechte weggestuurd hebt.

De voorzitter
: Die discussie komt nog.

Zijn er nog andere voorstellen in verband met de tekst van het verslag van donderdag 12 september? Niet? Dan worden die met de aanvulling die nog komt vastgesteld.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.

---
Op bladzijde 11 van het verslag van de op donderdag 12 september 2002 gehouden raadsvergadering worden de regels
`Hierna verlaten de heren Van der Steeg en Hart de vergadering. Vervolgens wordt de motie van de heer Van der Veen cum suis in stemming gebracht en met algemene stemmen (14) aanvaard.' vervangen door de volgende tekst.
`Hierna wordt de motie van de heer Van der Veen cum suis in stemming gebracht. Tijdens de stemming blijkt dat de heren Van der Steeg en Hart zich op grond van een persoonlijk belang van stemming wensen te onthouden. Beiden worden vervolgens door de voorzitter gemaand de vergaderzaal te verlaten, waaraan zij onder protest gehoor geven. Daarna brengt de voorzitter de motie van de heer Van der Veen cum suis opnieuw in stemming, waarna de griffier vaststelt dat die met algemene stemmen (14) is aanvaard.'
---
De voorzitter
vestigt vervolgens de aandacht op ingekomen stuk nummer 4.

4. Brief, de dato 14 september 2002, van de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang met betrekking tot het terugnemen van haar brief van 9 september 2002 en haar verklaring van 2 september 2002 over personeel en organisatie.

Na overleg met het presidium stelt de raadsvoorzitter voor deze brief bij de beraadslagingen van de raad te betrekken.

Dit ingekomen stuk is thans aan de orde.

De heer Dol
(vl/gl) beperkt zich tot de mededeling dat hij het schrijven van de le/eb-fractie voor kennisgeving aanneemt, want daarin wordt níéts teruggenomen van hetgeen in de vergadering van 12 september is besproken. Voor hem is dat een reden de toen aanvaarde motie te bekrachtigen.

De heer Wiersma
(cda) constateert dat de eerste brief, waarin van een rotte appel wordt gerept, onverkort van kracht is gebleven. Net doen alsof die brief niet is geschreven, is wat al te gemakkelijk, want het ambtenarenkorps is op een ontoelaatbare manier onderuitgehaald. Dat ongedaan maken, vereist iets meer dan de brief en de afgelegde verklaring terugnemen. Ten minste zou excuus aan de betrokkene moeten worden gemaakt, óók als er echt iets is fout gegaan; in dat geval behoren immers de politiek verantwoordelijken te worden aangesproken. Overigens moet dat dan niet gebeuren in de sfeer waarin de brief, de dato 30 september 2002, aan de burgemeester is geschreven. Zo luidt de laatste alinea op bladzijde 1:

`Los van de door u gemaakte vormfouten en de fouten in het kader van de dualisering, rekenen wij u deze misstap zeer zwaar aan en zullen daartegen maatregelen nemen.'

Dat is niet de terminologie waarvan bestuurders van deze gemeente zich moeten bedienen.

Concluderend: zolang de le/eb-fractie niet op haar brief terugkomt op een manier zoals zojuist is aangegeven, zal de cda-fractie zich, conform de op 12 september jongstleden aanvaarde motie, van samenwerking met die partij onthouden.

De heer De Geus
(cu/sgp) behoeft geen lang betoog te houden, want hij kan zich in grote lijnen in de bijdrage van de heer Wiersma vinden. Ook de fractie van de ChristenUnie/sgp bekrachtigt het op 12 september genomen besluit. Zolang de le/eb-fractie geen andere brief schrijft dan welke nu voorligt, neemt de cu/sgp-fractie het onderhavige stuk voor kennisgeving aan. Bovendien heeft sprekers fractie, zolang deze kwestie onder de rechter is, niet de behoefte hieraan woorden te wijden.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd) betreurt ten zeerste dat de le/eb-fractie in de brief van 14 september niet op de inhoud van de zaak is ingegaan. De fractie van de vvd kan dan ook niets anders doen dan het stuk voor kennisgeving aannemen en het op 12 september genomen besluit bekrachtigen.

De heer Boland
(d66) haakt op de gemaakte opmerkingen in met de mededeling verheugd te zijn over het feit dat allen nog steeds achter de op 12 september aanvaarde motie staan; ook de fractie van d66 doet dat van harte. In wezen is nu de vraag aan de orde of de le/eb-fractie en de rest van de raad nog iets met elkaar hebben. Zolang bij die fractie geen inhoudelijke verbetering valt te bespeuren, moet die vraag ontkennend worden beantwoord.

De heer Tesselaar
(ne) illustreert dat het grootste probleem wordt gevormd door het feit dat de zogenaamde `rotte appel brief', de dato 9 september 2002, van de le/eb-fractie ook naar de krant is gestuurd. Daardoor werden de beschuldigingen aan het adres van een ambtenaar publiek gemaakt. Vandaar dat de fractie van Nieuw Enkhuizen meent dat de le/eb-fractie ook publiekelijk excuses aan de betrokkene moet aanbieden. Zolang dat niet gebeurt, houdt de ne-fractie vast aan de op 12 september aangenomen motie van afkeuring.

De heer Van der Veen
(pvda) betwijfelt of het zinvol is uitgebreid op de brief van de le/eb-fractie te reageren, dat is gewoonweg te veel eer voor een ondermaatse actie. Het schrijven doet immers op geen enkele manier recht aan de meest beschadigde persoon, namelijk de heer De Vries; deze is op een uiterst schandalige wijze geschoffeerd. De voorliggende brief ademt de geest: anderen hebben het gedaan. Over zelfreflectie gesproken!

De heer Van der Steeg
(le/eb) reageert met eraan te herinneren dat de bewuste brief, de dato 9 september 2002, aan het college is gericht. Een afschrift daarvan werd aan de krant gezonden, maar als dat niet was gebeurd, zou de voorzitter dat wel hebben gedaan.

De heer Dol
(vl/gl): Kan deze boterzachte stelling hard worden gemaakt?

De heer De Geus
(cu/sgp): Welke voorzitter?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat staat in de notulen.

De voorzitter
: Wilt u mij zeggen waar dat in de notulen staat?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja hoor. Op bladzijde 5 van het verslag van de op 12 september 2002 gehouden raadsbijeenkomst staat letterlijk.

`Overigens kan ik meedelen dat, indien de heer Hart de brief niet openbaar had gemaakt, ik dat zou hebben gedaan.'

De heer Van der Veen
(pvda): Dat is wezenlijk iets anders dan de brief naar de krant sturen!

De voorzitter
: U beweert dat, indien de heer Hart de brief niet naar de krant had gestuurd, ik dat zou hebben gedaan.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dan had u het openbaar gemaakt.

De voorzitter
: Nee, u moet de zaak niet omdraaien. Wij hadden het over de vraag . . .

De heer Van der Steeg
(le/eb): Hoe is die brief openbaar gekomen?

De voorzitter
: . . . hoe de brief bij de krant was gekomen. Ik heb bij de heer Hart geïnformeerd en geconstateerd dat u die brief naar de krant hebt gestuurd en dat die daarmee openbaar is gemaakt. Vervolgens komt de vraag aan de orde: stel dat die brief niet naar de krant zou zijn gestuurd. U suggereerde daarstraks dat ik dat dan zou hebben gedaan. Dat is dus niet waar.

De heer Van der Steeg
(le/eb): U hebt gezegd: `Dan had ik het openbaar gemaakt.' Hoe had u dat dan gedaan, die openbaarmaking?

De heer Hart
(le/eb): Voorzitter, ik heb u te woord gestaan op die 9e september.

De voorzitter
: Maandagmorgen.

De heer Hart
(le/eb): Op maandagmorgen plusminus 11.00 uur.

De voorzitter
: Op uw trouwdag. Ja, dat klopt.

De heer Hart
(le/eb): En u hebt zelf door de telefoon gezegd, na beantwoording van mij: `Hij is ook naar de krant', als u dat niet gedaan had, had ik dat gedaan.

De voorzitter
: Dat kunt u nou wel zeggen dat ik dat aan de telefoon heb gezegd, maar dat is gewoon niet waar. Maar laten wij nou afspreken dat wat hier aan tafel is gezegd, dat . . .

De heer Hart
(le/eb): Ik stel dat het wel waar is.

De voorzitter
: Daar worden wij het nooit over eens.

De heer Hart
(le/eb): U hebt dat ook in de raadsvergadering gezegd.

De voorzitter
: Nee, wat ik in de raadsvergadering heb gezegd, dat staat hier juist. Als die brief niet in de krant zou zijn gekomen dan had ik die brief, gezien de beschuldigingen naar een ambtenaar, hier op tafel gelegd. En waarom?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja, waarom?

De voorzitter
: Dat zal ik u uitleggen, mijnheer Van der Steeg. U schrijft mij een brief waarin u op buitengewoon ontoelaatbare manier een ambtenaar beschuldigt. Een raadslid doet dat en schrijft die brief aan het dagelijks bestuur van deze stad. Wij zijn verantwoordelijk voor ons ambtelijk apparaat. U zegt tegen mij: `Deze ambtenaar gaat geweldig over de schreef.' Dan is het in een democratie natuurlijk het eerste om daar in het openbaar verantwoording over af te leggen. Natuurlijk! Het zou toch van de gekke zijn dat als een raadslid mij als openbaar bestuurder beschuldigt dat een ambtenaar, die valt onder mijn verantwoordelijkheid, niet integer is, een rotte appel is en noem alles maar op, dat ik dat besloten zou houden. Daar moet ik toch verantwoording over afleggen aan 17.000 mensen. Het is een andere vraag of ik die brief naar de krant zou sturen. Nee, die zou ik hier op de agenda zetten. Zoals ik vanavond met uw brief van vorige week - die is aan mij gericht, u zegt daarin dat ik op een bijna schandalige manier de wet niet volg - heb gedaan. Die brief hoort hier in de raad te komen, maar die stuur ik niet naar de krant. Ik vind het al erg genoeg dat die brief geschreven is. Daar leggen wij hier naar elkaar toe verantwoording over af. Dat heb ik net gedaan, dus de krant is onjuist.

Wij gaan nu door op het punt waar wij gebleven waren.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Kijk, de raadsvergaderingen zijn openbaar.

De voorzitter
: Ja.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Er zit een journalist bij en het gaat over de radio. Dus alles wat in de raad komt is per definitie openbaar.

De voorzitter
: Ja, dat is waar.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Je kan het net zo goed naar de krant sturen als dat je het hier aan tafel zegt.

De voorzitter
: Nee, nee.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja natuurlijk! Dat maakt toch helemaal geen verschil.

De heer Domburg
(pvda): Mijnheer de voorzitter. Wij zitten nu met rookgordijnen. Het draait om één ding. De le/eb-fractie heeft een brief gestuurd en daarvan doet zij geen afstand; zij geeft er een schrijven bij. Ik ben er klaar mee! Ik ben er helemaal klaar mee!

De voorzitter
: Mijnheer Van der Steeg, wilt u uw betoog afronden?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja, want dat zegt de heer Domburg wel, maar ik was nog lang niet uitgesproken . . .

De voorzitter
: Dan heeft u nu het woord.

De heer Van der Steeg
(le/eb): . . . en hij is even goed al klaar met mij. Nou ja, vooruit.

Ik had dus gezegd: `Die brief was aan het college gericht.' Als wij de krant buiten beschouwing laten, dan hebben wij het niet in de openbaarheid gebracht, maar goed.

De voorzitter
: Mag ik u daar een vraag over stellen?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja hoor.

De voorzitter
: Stel nu dat u die brief niet aan de krant zou hebben gestuurd en u had die brief aan mij gestuurd, vindt u het dan juist of onjuist dat ik die brief in de openbaarheid had gebracht?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat is uw verantwoording.

De voorzitter
: Ja, dat weet ik, daar leg ik ook verantwoording over af. Ik heb dat gedaan. Ik vraag nu: vindt u dat ik zo'n brief wel of niet in het openbaar moet verantwoorden? Wat vindt u nou?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat is uw verantwoording en daar trek ik . . .

De voorzitter
: Tweede keer. Nee, maar als ik u nou vervolgens zou vragen: goh, mijnheer Van der Steeg, ik aarzel een beetje - ik aarzel niet hoor, maar stel dat ik dat zou zeggen - wilt u mij nou eens als raadslid zeggen of dit soort brieven - hij komt nou van de heer Van Doornik - wel of niet openbaar moet zijn? Wat zou u dan zeggen? Ik vraag nu een advies. Ik ben uw voorzitter, ik moet een beetje in uw geest hier handelen.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Kijk, zelfs als ik de Gemeentewet citeer dan beweert u nog dat het anders is. Ik zeg van er staat in de notulen dat u het in de openbaarheid gebracht zou hebben. U zegt dat is niet waar. Nou goed, dan wordt het een woordspelletje, maar ik vind dat allemaal zo flauw.

De heer Boland
(d66): Mag ik uw vraag naar mijnheer Van der Steeg toe op een andere manier stellen?

De voorzitter
: Ja.

De heer Boland
(d66): Wat wilde u nou met die brief? Wat wilde u dat ermee zou gebeuren?

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nou, goed, dat is duidelijk. Als de verantwoordelijke bestuurder niet doet wat er gedaan moet worden, dan moeten wij het zelf doen. U bent verantwoordelijk voor de ambtenarij.

De voorzitter
: Ja, dat klopt.

De heer Van der Steeg
(le/eb): En als een ambtenaar ernstig over de schreef gaat en u treedt daar niet tegen op, dan maken wij daar melding van. Zo simpel is dat.

De heer Boland
(d66): Ik kan persoonlijk zeggen dat dat een stelling is. Mij lijkt dat als je als politieke partij bij iemand iets aanhangig maakt, dat je dat dus in de openbaarheid gaat behandelen. Het kan niet zo zijn dat u als Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang, die als eerste roept: `Er mag geen achterkamertjespolitiek zijn,' nu de stelling poneert dat dit nou eventjes binnenskamers zou moeten worden opgelost.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Dat heb ik ook helemaal niet beweerd. Er wordt mij alleen verweten dat wij die brief in de openbaarheid hebben gebracht. Dan zeg ik: `Als wij dat niet gedaan zouden hebben, dan had de burgemeester dat gedaan.' Dus hij was sowieso in de openbaarheid gekomen.

De heer Boland
(d66): Ik verwijt u helemaal niks. Ik vraag u wat u nou vindt dat er met die brief had moeten worden gedaan. En u stelt nou - en u mag mij corrigeren als dat niet goed is -: `Nou, dan had de burgemeester eventjes stiekem de betreffende ambtenaar bij zich moeten roepen en moeten corrigeren, maar vooral daar niks geen verantwoording over afleggen.'

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nee, nee, het was al te laat. Nee, dat is onzin natuurlijk.

De heer De Geus
(cu/sgp): Mijnheer de voorzitter, ik zou ook de vraag willen stellen aan de heer Van der Steeg: wat heeft hij hier nu mee willen bereiken? Enerzijds kost het ons veel tijd en voor de rest: wij schieten er niks mee op. Wat was nou het doel dat hij wilde bereiken door deze actie en door de actie van vandaag en door de actie van 14 september. Wat heeft u daarmee op het oog gehad?

De voorzitter
: De heer Van der Steeg antwoordt en maakt dan zijn betoog af.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Ja. Nou, wat wij ermee hadden willen bereiken is dat - nou ja, goed, dat zullen wij niet aan de weet komen -, maar in ieder geval . . . Nee, de brief is nooit behandeld. De raad wilde die brief per se inhoudelijk niet behandelen. Nou, en nu wordt aan ons gevraagd van ga eens in op de inhoud van die brief. Ja, ik wil hem best voorlezen die brief, maar . . .

De heer Boland
(d66): Het doel, niet de inhoud.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nee, het gaat . . . Natuurlijk niet, je stuurt geen brieven om het brieven sturen. Het gaat altijd om de inhoud bij een brief.

De voorzitter
: Eéntje nog, de heer De Geus en dan vraag ik u uw betoog af te ronden, gezien de tijd.

De heer De Geus
(cu/sgp): Nou, dit is nu echt een mistig verhaal. Ik zou via u de heer Van der Steeg willen vragen snel tot een afronding te komen, want dan kunnen wij verder gaan.

De heer Van der Steeg
(le/eb): Nou ja, de inhoud van die brief is duidelijk. De gehele raad wilde daar verder niet op ingaan, hebben met afschuw kennis genomen van die brief. Nou ja, de superlatieven schoten te kort natuurlijk. Nou, wij hebben dus om duidelijke redenen die brief ingetrokken:
- de in Enkhuizen geldende politieke cultuur;
- de uitspraak van de burgemeester zijn verantwoordelijkheid ten volle te accepteren;

- de commotie binnen het ambtelijk apparaat;
- de signalen en teksten op de spandoeken vanaf de publieke tribune;

- de nadrukkelijke wens van andere politieke fracties de brief terug te trekken in het belang van de politieke verhoudingen.

Wij hebben die brief dus netjes teruggetrokken, nou dan is die brief van tafel. En nu wordt er aan mij gevraagd: ga nou eens een keer in op de inhoud van die brief. Nou, ik vind het prima als u zegt van ik wil ingaan op de inhoud van die brief. Dan moet die weer in ere hersteld worden en dan ligt die hier ter inzage voor de raad en dan gaan wij eens een keer over de inhoud van die brief praten. Ik vind het prima, maar dat is nou net wat de raad niet wil. Wij halen die brief van tafel en wat gaat de raad nu zeggen: `Ja, leuk dat je hem van tafel gehaald hebt, maar ga nou eens even vertellen wat de inhoud van die brief is en waar gaat het allemaal over.'

De voorzitter
: Akkoord, ik rond af. Dit was de eerste termijn, een korte tweede termijn.

De heer Dol
(vl/gl) ontkomt niet aan de indruk dat de heer Van der Steeg de reacties vanuit de raad nog steeds niet heeft begrepen. Weliswaar is de eerste brief teruggetrokken, maar aan de inhoud daarvan wordt niets afgedaan. Alle in de eerste brief voorkomende superlatieven zijn onveranderd gebleven. De le/eb-fractie trok haar brief niet terug, omdat zij tot het inzicht kwam dat de betrokken ambtenaar nooit op die manier op de slachtbank had mogen worden gelegd, integendeel. De fractie nam haar brief ter wille van de lieve vrede terug. Dit is echter de verkeerde reden en dat heeft de le/eb-fractie nog steeds niet door.

De heer Wiersma
(cda) leest op pagina 5, bijna onderaan, van de brief dat deze zaak volgens de ne-fractie zoveel zorgwekkende elementen bevat dat die een stevig raadsdebat rechtvaardigen. De manier waarop dat naar buiten is gebracht, gaat echter over de schreef. Tijdens de bijeenkomst in Het Wapen van Enkhuizen stelde de heer Van der Steeg dat respect voor elkaar de basis voor de omgang met elkaar zou zijn. Deze voegde daaraan toe dat, wanneer iemand zich misdroeg, iedereen de vrijheid had dat aan de orde te stellen op de manier zoals dat was gebeurd. Daar zit `het lek', want in de politiek is het zo dat altijd een politieke functionaris de verantwoordelijkheid voor fouten van ambtenaren draagt. Ook de le/eb-fractie moet dat inzien.

De heer De Geus
(cu/sgp) ontgaat nog steeds wat het doel van de eerste brief van de le/eb-fractie is geweest. Zijns inziens moet worden geconcludeerd dat die fractie willens en wetens een ambtenaar heeft beschadigd, want er zijn genoeg andere mogelijkheden om eventuele misstanden aan de kaak te stellen.

Kort en goed: al het papier, alle woorden en de tijd die aan deze kwestie worden besteed, zijn verloren en leiden slechts tot rampspoed. De le/eb-fractie zou de hand in eigen boezem moeten steken of aan zelfreflectie moeten doen.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd) merkt op dat al veel te veel over deze kwestie is gezegd. De le/eb-fractie en de rest van de raad praten volkomen langs elkaar heen. De fractie van de vvd heeft dan ook niet de behoefte iets aan de discussie toe te voegen.

De heer Boland
(d66) ervaart het soms als `knellend' dat het reglement van orde in principe slechts twee termijnen toestaat, maar in dit geval geeft deze beperking reden tot blijdschap, want zelfs in 30 termijnen zullen de le/eb-fractie en de overige raadsleden elkaar niet kunnen overtuigen.

De heer Van der Veen
(pvda) spijt het dat de le/eb-fractie geen afstand van haar eerste brief neemt, noch excuses aanbiedt. Ware dat wel het geval, dan zou hij nog enig respect voor die fractie kunnen opbrengen. Helaas blijkt dat sprake is geweest van een doelbewuste actie.

De heer Van der Steeg
(le/eb) staat op het standpunt dat zijn fractie ver genoeg is gegaan met het terugnemen van haar brief van 9 september jongstleden. De redenen daarvoor zijn duidelijk aangegeven. Nogmaals: als men inhoudelijk over die brief wil discussiëren kan dat. Een kans dat te doen, heeft men echter niet willen benutten. Nu het bewuste schrijven is ingetrokken, zegt de raad opeens: `Van der Steeg, ga jij eens op de inhoud van die brief in.'

De voorzitter
sluit de beraadslagingen over ingekomen stuk nummer 4.


7. Ingekomen stukken en mededelingen.

(Voorstel nummer 87, 2002.)


1. Brief, de dato 2 september 2002, van gedeputeerde staten van Noord-Holland te Haarlem met betrekking tot de financiële positie 2002 van de gemeente Enkhuizen.

Na overleg met het presidium stelt de raadsvoorzitter voor dit ingekomen stuk voor kennisgeving aan te nemen.

De heer Dol
(vl/gl) schildert dat het voorstel van de raadsvoorzitter wat tè gemakkelijk is. In de derde alinea van het provinciale schrijven staat:

`Er is geen (ambtelijk) overleg geweest over onze analyse 2002 voor uw gemeente. Ook heeft uw portefeuillehouder financiën geen gelegenheid gehad tot het geven van commentaar.'

Dit lijkt bijna op taakverzuim. Is de wethouder continu op vakantie geweest? De wethouder heeft tijdens de uren die hij aan zijn functie besteedt ongetwijfeld de kans gehad om commentaar te geven. Graag opheldering.

De voorzitter
laat weten dat het desgewenst mogelijk is de brief van de provincie Noord-Holland, eventueel voorzien van een advies, via het presidium voor de eerstkomende vergadering van de raadscommissie bof te agenderen.

De heer Boland
(d66) verenigt zich graag met deze suggestie, waarbij hij benadrukt dat niet alleen de brief naar de commissie moet worden gestuurd maar ook het daarbij behorende commentaar.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.


2. Brief, de dato 22 augustus 2002, van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland te Alkmaar met betrekking tot de jaarlijkse evaluatie van het welstandstoezicht.

Na overleg met het presidium stelt de raadsvoorzitter voor dit ingekomen stuk door te geleiden naar de raadscommissie grondgebied.

De heer Wiersma
(cda) kreeg uit de brief de indruk dat een evaluatie was meegezonden, maar die lag niet ter inzage. Dat stuk graag alsnog voor de commissie beschikbaar stellen.

De voorzitter
: Wordt gedaan.

De heer Boland
(d66) zag in de brief dat werd aangeboden iemand van de stichting een toelichting te laten geven. Hij dringt erop aan van deze mogelijkheid gebruik te maken.

De voorzitter
belooft dat de griffier één en ander zal regelen.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.


3. Brief, de dato 9 september 2002, van de gemeente Rijswijk met betrekking tot een motie over de afschaffing van de ozb.

Na overleg met het presidium stelt de raadsvoorzitter voor dit ingekomen stuk bij de beraadslagingen van de raad te betrekken.

De voorzitter
tekent aan dat dit voorstel een wat merkwaardige indruk kan maken. Dat komt omdat de brief nog niet door b&w is behandeld. Hij stelt voor dit ingekomen stuk, voorzien van een collegeadvies, via het presidium door te geleiden naar de daarvoor in aanmerking komende commissie.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.

De voorzitter
vermeldt voor de goede orde dat ingekomen stuk nummer 4, een brief van de le/eb-fractie, daarstraks al uitgebreid is besproken.

Mededelingen.

PR Wethouder Van Pijkeren (cu/sgp) deelt mee dat het college vanmorgen over de in Hoorn te realiseren kunstijsbaan heeft gesproken. Burgemeester en wethouders zijn mening dat, gelet op het feit dat de gemeente Hoorn voor eventuele exploitatietekorten garant wil staan, dit onderwerp opnieuw kan worden bediscussieerd. Hij geeft in overweging dat in de daartoe geëigende commissie te doen.

De heer Domburg
(pvda) informeert naar de procedure. Is het de bedoeling de commissie een collegevoorstel aan te bieden of wordt voor de zoveelste keer gevraagd wat de raadsfracties willen?

Wethouder Van Pijkeren
(cu/sgp) preciseert zijn zojuist gedane mededeling als volgt. Het college zal een voorstel doen waarin alle `voors' en `tegens' zijn opgesomd; dat stuk zal de basis vormen voor de op commissieniveau te voeren discussie.

De voorzitter
voegt aan de woorden van de wethouder het volgende toe. Momenteel wordt de gemeente Enkhuizen door de rest van de regio West-Friesland met twee argumenten achtervolgd.

* Enkhuizen is thans de enige gemeente die niet meedoet, want inmiddels overweegt ook Opmeer om geld beschikbaar te stellen.
* Bij een aantal gemeenten, inclusief Enkhuizen, bestond de vrees later met een exploitatieprobleem te worden opgezadeld. Welnu, in de afgelopen week heeft Hoorn gezegd de verantwoordelijkheid voor de exploitatie op zich te willen nemen.

Deze beide feiten kunnen voor de raad van Enkhuizen wellicht een reden zijn om het eerder ingenomen, afwijzende standpunt te herzien.

De heer Wiersma
(cda) adviseert nu geen tijd aan deze aangelegenheid te spenderen, maar die via het presidium naar de commissie te verwijzen.

De heer De Geus
(cu/sgp) meent te mogen stellen dat hij één van de laatste voorvechters van een bijdrage ten behoeve van een kunstijsbaan in Hoorn is geweest. De wethouder kondigt aan dat het college met een bepaald voorstel zal komen, maar in de krant zijn al concrete bedragen gepubliceerd. De fractie van de ChristenUnie/sgp zal graag zien dat ook in het aan de commissie aan te bieden collegevoorstel exact wordt aangegeven om welk subsidiebedrag het gaat.

De heer Boland
(d66) schaart zich achter de gedachte nog een keer over deze materie van gedachten te wisselen, zij het met de volgende aanmerking. De fractie van d66 heeft twee weken geleden om ambtelijke bijstand gevraagd voor het formuleren van een initiatiefvoorstel inhoudende de realisering van een kunstijsbaan mogelijk te maken. In het kader van het dualisme is het buitengewoon onzorgvuldig dat een collegelid met een voorstel komt dat op hetzelfde onderwerp betrekking heeft als een in ontwikkeling zijnd initiatievoorstel.

De voorzitter
: Sorry, dat was mij niet bekend. Uw kritiek is volkomen terecht.

De heer Hart
(le/eb) betoogt dat soms snelheid is geboden. Nadat in de krant het bericht was verschenen dat Opmeer om was, mocht men verwachten dat een bepaalde partij een voorstel zou uitwerken. In dit geval komt dat echter gewoon te laat.

Mevrouw Dangermond-Hilderink
(vvd) mist iets in de mededelingen van het college. In het Noord-Holland Magazine is het bericht verschenen dat de provincie positief tegenover een bijdrage aan een kunstijsbaan in Hoorn staat. Dat kan tot gevolg hebben dat de lasten aanmerkelijk lager worden.

De heer Langbroek
(ne) verheelt niet dat de fractie van Nieuw Enkhuizen geen enkele behoefte heeft om over deze aangelegenheid te praten. Hij herinnert eraan dat in het verleden is gesproken over een bijdrage van f 70,-- à f 100,-- per inwoner, dus ruim f 1 miljoen tot meer dan f 1,5 miljoen. Volgens de ne-fractie kan deze stad dergelijke bedragen niet opbrengen.

De heer Dol
(vl/gl) onthult dat bij hem een lampje ging branden toen hij in de krant las dat de laatste hobbel op de weg naar een kunstijsbaan in Hoorn zou zijn geslecht. In het krantenartikel werd wel Opmeer genoemd, maar niet Enkhuizen! Was Enkhuizen inmiddels al omgegaan?

Vorig jaar was de garantstelling voor exploitatietekorten slechts één van de argumenten die op tafel lag. Het hoofdargument was dat de gemeente Enkhuizen geen geld had. De fractie van Verenigd Links/GroenLinks wil best opnieuw over dit onderwerp spreken, mits dan wordt aangegeven hoe groot de bijdrage van deze gemeente moet zijn, waar dat geld vandaan kan komen en welke gevolgen één en ander voor andere projecten zal hebben.

De heer Van der Veen
(pvda) steunt de laatste opmerking van de heer Dol. Er zal een volledig financieel plaatje op tafel moeten komen om eventueel ten opzichte van andere projecten een afgewogen keuze te kunnen maken. Kortom: tegen een discussie heeft de fractie van de pvda geen bezwaar, mits dan ook een financiële paragraaf beschikbaar is.

De voorzitter
vat de te volgen procedure samen.

* In de richting van de d66-fractie moet worden erkend dat deze zaak niet gelukkig is gelopen. In de ambtelijke advisering zal hiernaar worden gekeken. In ieder geval moet dat in de beeldvorming worden kortgesloten.

* Het is duidelijk dat een aantal partijen geen behoefte aan een nieuwe discussie heeft. Aan de andere kant zijn er ook fracties die bereid een slotronde aan deze materie te wijden.
* In de richting van de heer Van der Veen wordt toegezegd dat in een op te stellen stuk de juiste bedragen zullen worden vermeld.

Alles overziende stelt spreker op verzoek van de heer Dol voor aan de hand van een compleet voorstel dit onderwerp nog één keer in de commissie aan de orde te stellen.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.

PR De secretaris benut deze gelegenheid om de gemeenteraad hartelijk te bedanken voor het prachtige bloemstuk dat hij heeft mogen ontvangen tijdens de herstelperiode na een operatie. Het genezingsproces is daardoor zeker bevorderd.


8. Benoeming plaatsvervangend gemeentesecretaris. (Voorstel nummer 88, 2002.)

De heer Hart
(le/eb) verwondert zich over het voorstel een plaatsvervangend gemeentesecretaris te benoemen, want in de persoon van de heer Chattellon heeft de gemeente Enkhuizen al zo'n functionaris. Waarom moet nu nòg een plaatsvervangend secretaris worden benoemd?

De voorzitter
verwijst naar de mededeling die hij aan het begin van deze vergadering heeft gedaan. De gemeente Enkhuizen heeft niet zozeer behoefte aan een plaatsvervangend gemeentesecretaris als wel aan een raadsgriffier. De Wet Dualisering Gemeentebesturen is op dit punt nog onvolledig, maar wel is duidelijk dat de griffier een formele status - (plaatsvervangend) gemeentesecretaris - moet hebben om namens de gemeenteraad stukken te mogen ondertekenen. Vandaar dat om puur formele redenen wordt voorgesteld een soort `U-bocht' - benoeming van een tweede plaatsvervangend gemeentesecretaris - te maken.

De heer Dol
(vl/gl) grijpt deze gelegenheid aan om naar voren te brengen dat de fractie van Verenigd Links/GroenLinks achteraf niet blij is met de gevolgde procedure; voor de goede orde: het gaat de fractie níét om de persoon. Burgemeester en wethouders hebben, gehoord het advies van het presidium, een kandidaat voorgedragen, maar de gemeenteraad heeft daarin geen stem gehad. Volgens spreker is het buitengewoon onwaarschijnlijk dat, wanneer de wet in maart 2003 helemaal klaar is, deze benoeming zal worden teruggedraaid.

De heer Boland
(d66) vindt deze opmerking vervelend. In de raad is afgesproken deze zaak aan het presidium over te laten. Als de heer Dol van mening is dat een aangelegenheid niet door het presidium of een commissie namens de raad mag worden afgehandeld, dient dat op voorhand te worden afgesproken.

De heer Dol
(vl/gl) verduidelijkt dat hij zeker niet de bedoeling heeft nu op de gemaakte afspraak terug te komen. Wel is hij achteraf bezien tot de conclusie gekomen dat de procedure ondoorzichtig is.

(De heren Hart en Van der Steeg verlaten de vergadering.)

De voorzitter
benoemt tot leden van het stembureau de heren Langbroek (voorzitter), Van Oostende en Rieuwerts. Vervolgens schorst hij voor tien minuten de vergadering om een stemming en het tellen van de uitgebrachte stemmen mogelijk te maken.

(Schorsing.)

De voorzitter
heropent de vergadering.

Gelet op artikel 30, stemming over personen, van het reglement van orde constateert spreker dat

* 16 raadsleden de presentielijst hebben getekend;
* tijdens de stemming 14 raadsleden in de raadzaal aanwezig zijn geweest;

* derhalve 14 stembriefjes zijn ingeleverd.
Hij vraagt de voorzitter van het stembureau de uitslag van de stemming kenbaar te maken.

De heer Langbroek
(ne) deelt mee dat 13 stemmen op de heer F.W. Baan zijn uitgebracht en
1 stembiljet blanco is ingeleverd.


De voorzitter
ontbindt het stembureau na te hebben vastgesteld dat de heer Baan tot plaatsvervangend gemeentesecretaris is benoemd en, conform de gemaakte afspraak, als raadsgriffier zal functioneren. Hierna schorst hij de vergadering voor enkele minuten om eenieder in de gelegenheid te stellen de heer Baan geluk te wensen.

(Schorsing. Tijdens de schorsing neemt de heer Baan de plaats van de heer Van Huffelen in.)

De voorzitter
heropent de vergadering.

Hij feliciteert de heer Baan van harte met diens benoeming en wenst deze in positieve zin veel sterkte toe. De heer Baan zal een interessante en uitdagende functie vervullen om de lokale democratie volgens de lijnen van het dualisme - meer heldere verhoudingen tussen de bestuursorganen - verder vorm te geven. De verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur ten opzichte van de kader stellende en controlerende taak van het hoogste orgaan, namelijk de raad, moet duidelijker worden. Via die weg moeten de inwoners van Enkhuizen sterker bij het bestuur van de stad worden betrokken en meer invloed kunnen hebben. Een boeiende en uitdagende taak van de griffier.

Aan de andere kant heeft de griffier steun van de raad nodig. Er zal zó veel werk op de raadsgriffier afkomen dat in alle redelijkheid niet kan worden geëist dat deze alles zelf dient te behandelen. Uiteraard mag wel worden verwacht dat de heer Baan de zaken stevig aanpakt, maar het onmogelijke kan niet worden gevraagd. In dat geval bestaat het risico dat in maart de functie `raadsgriffier' niet langer door de heer Baan wordt vervuld, omdat deze weer hoofd welzijn is geworden. Kortom: geef de heer Baan een eerlijke kans.

De heer Hart
(le/eb) feliciteert de heer Baan met diens aanstelling tot griffier van de gemeente Enkhuizen. Het gaat om een zeer belangrijke functie en hopelijk zal de gehele raad . . .

De heer Domburg
(pvda): Ik vind dat dit níét kan! Mensen die bij de stemming weglopen, en dus niet meedoen, en dan dit zeggen. Hier sta ik niet achter. Ik spreek vanuit mijn hart.

De heer Hart
(le/eb): Ik spreek niet namens de raad, maar als oudste lid van deze raad. Of u zich aangesproken voelt . . .

De voorzitter
: Ik stel voor . . .

De heer Hart
(le/eb): Ik wens de heer Baan veel succes in zijn nieuwe functie toe.


9. Voorbereidingsbesluit Gommerwijk.
(Voorstel nummer 81, 2002.)

De heer Dol
(vl/gl) vangt zijn spreekbeurt aan met te verwijzen naar de besluitvorming over de vernieuwing van het Koperwiekplein die enkele jaren geleden heeft plaatsgevonden. Toen is in het kader van de openbare buitenruimte uitentreuren over parkeerplaatsen gesproken. Uiteindelijk is een maximumaantal vastgesteld en gerealiseerd. Op dat moment was bekend hoeveel appartementen aldaar zouden worden gebouwd. Nu wordt voorgesteld het aantal parkeerplaatsen opnieuw uit te breiden. Hij is daar absoluut tegen, maar de destijds gevoerde discussie behoeft niet te worden herhaald.

De heer Wiersma
(cda) refereert aan de commissievergadering. Toen is toegezegd het totale aantal parkeerplaatsen te zullen inventariseren, maar daarover is bij de stukken niets te vinden.

Mevrouw Dangermond-Hilderink
(vvd) haalt naar voren dat met name de vvd-fractie op de door de heer Wiersma bedoelde inventarisatie heeft aangedrongen. Die zou betrekking hebben op de Kwartellaan, het plein bij De Witte Duif en de plek achter het nieuwe Koperwiek Plaza. Men kan echter niet blijven doorgaan met het aanleggen van parkeerplaatsen, want ook groen is noodzakelijk.

De heer Hart
(le/eb) rapporteert dat de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang haar mening in de commissie kenbaar heeft gemaakt en daaraan behoeft niets te worden toegevoegd.

De heer Langbroek
(ne) accepteert het collegevoorstel. De fractie van Nieuw Enkhuizen vreest evenwel dat het aantal parkeerplaatsen niet toereikend is. Het is immers niet zeker dat de parkeerplaatsen bij De Witte Duif zullen worden gehandhaafd. Een winkelcentrum bestaat bij de gratie van voldoende parkeerplaatsen.

De heer Dol
(vl/gl): Is dat het GroenLinks-standpunt binnen de ne-fractie?

De heer Langbroek
(ne): In één richting denken is star.

De heer Van der Veen
(pvda) stemt met het onderhavige voorbereidingsbesluit in, want naar het oordeel van de pvda-fractie bestaat grote behoefte aan parkeerplaatsen.

Wethouder Bode
(pvda) nam nota van het feit dat de heer Dol tegen extra parkeerplaatsen is en niet de behoefte heeft daarover nu te discussiëren. Dit is inderdaad niet de plaats . . .

De heer Dol
(vl/gl): Dit is wèl de plaats en het juiste tijdstip om te melden dat de geplande parkeerplaatsen niet noodzakelijk zijn! Een discussie daarover is echter onnodig, want die is al enkele jaren geleden gevoerd. Het toentertijd vastgestelde aantal parkeerplaatsen is ruim voldoende voor de gehele omgeving.

Wethouder Bode
(pvda): Ik gaf slechts aandacht aan uw opmerking, omdat die niet in de commissiebijeenkomst werd gemaakt.

Volgens de heer Wiersma zou extra informatie over de parkeerplaatsen worden gegeven. Spreker kan zich een dergelijke toezegging niet herinneren. Wel staat hem nog voor de geest dat een financiële vraag over de parkeerplaatsen achter het Snouck van Loosenziekenhuis is gesteld, waarop met een toezegging is geantwoord. Waarschijnlijk haalt de heer Wiersma die twee zaken door elkaar.

Mevrouw Dangermond-Hilderink
(vvd): Nee. De parkeerplaatsen achter de polikliniek - de Clarissenplaats - zijn bij het onderwerp `Laurus' besproken. De gevraagde inventarisatie heeft betrekking op het gebied dat nú aan de orde is.

Wethouder Bode
(pvda): Misschien is uit mijn geheugen iets verdwenen, ik sluit dit niet uit. Dat zal moeten worden uitgezocht.

Voor de goede orde zij vermeld dat het voorliggende stuk níét over het áántal te realiseren parkeerplaatsen handelt. Het gaat nu om de ro-procedue die ruimte voor dergelijke voorzieningen moet creëren. Pas bij de inrichting van het terrein wordt het aantal plaatsen bepaald.

Mevrouw Dangermond wijst erop dat in het gehele gebied parkeerplaatsen voor verschillende functies noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld ten behoeve van het winkelcentrum, De Witte Duif, het gezondheidscentrum . . .

Mevrouw Dangermond-Hilderink
(vvd): Nee, nee. Ik heb duidelijk om de zo-even aangeduide inventarisatie gevraagd. Verder heb ik een vraag gesteld over de activiteiten die momenteel aan de linkerkant van de voordeur van De Witte Duif plaatsvinden. De heer Van Pijkeren heeft die vraag beantwoord met de mededeling dat daar tijdelijke parkeerplaatsen worden aangelegd.

Wethouder Bode
(pvda): Kennelijk is die vraag in een andere commissie, waarschijnlijk de raadscommissie sz, en naar aanleiding van een ander onderwerp gesteld, want ik hoor dat de heer Van Pijkeren een antwoord heeft gegeven.

Wethouder Van Pijkeren
(cu/sgp) ontkent dat in de commissie samenlevingszaken over deze materie is gesproken. Wel is het juist dat hij heeft gereageerd op de vraag van mevrouw Dangermond wat op dit moment links van de voordeur van De Witte Duif gebeurt. Als verantwoordelijk portefeuillehouder kan hij toezeggen dat een uit drie onderdelen bestaande inventarisatie zal worden gemaakt, in dit geval: het huidige, het gewenste en het haalbare aantal parkeerplaatsen.

De voorzitter
: Hopelijk is het ook mogelijk per functie het aantal plaatsen aan te geven.

De heer Langbroek
(ne) bepleit goed naar de verkeerssituatie te kijken die ontstaat wanneer bij De Witte Duif permanente parkeerplaatsen worden gerealiseerd ten behoeve van het Koperwiek Plaza. De weg tussen die parkeerplaats en het winkelcentrum vormt immers een gevaarlijk obstakel en daaraan zal iets moeten worden gedaan.

De voorzitter
: Waarvan akte.

Zonder hoofdelijke stemming wordt, met inachtneming van de gedane toezegging, vervolgens het voorstel van burgemeester en wethouders overeenkomstig het aangeboden ontwerpbesluit aanvaard, onder aantekening dat de heer Dol geacht wil worden te hebben tegengestemd.


10. Verordening gemeentelijke basisadministratie. (Voorstel nummer 82, 2002.)

Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van burgemeester en wethouders overeenkomstig het aangeboden ontwerpbesluit aanvaard.

12. Beslissing op planschadeverzoek.
(Voorstel nummer 86, 2002.)

De heer Boland
(d66) kenmerkt het voorliggende ontwerpbesluit als `onvermijdelijk'. Wel is het in het kader van de kwaliteitsslag op juridisch gebied verstandig te bekijken hoe voortaan moet worden gehandeld. De gemeente wordt gedwongen aan saoz een advies te vragen, dat in de praktijk een bindend karakter blijkt te hebben. Dus eigenlijk kan de raad zich de moeite besparen over dit soort zaken een besluit te nemen. De fractie van d66 lijkt het goed deze kwestie eens aan de vng voor te leggen, want het kan toch niet de bedoeling zijn dat de facto saoz planschadevergoedingen toekent.

De heer Wiersma
(cda) bestrijdt dat de gemeente verplìcht is saoz in te schakelen. Pas wanneer de gemeente zelf de nodige expertise ontbeert, moet die stichting worden ingeschakeld. Overigens is het onverstandig een saoz-advies wat gemakkelijk terzijde te schuiven, want dan is de kans groot dat de lokale overheid met een procedure wordt geconfronteerd die voor de gemeente niet het gewenste resultaat oplevert.

De heer De Geus
(cu/sgp) dringt erop deze materie op commissieniveau te bespreken, want hieraan zijn vergaande consequenties verbonden. Is ook de rechter hiervan doordrongen geweest? De fractie van de ChristenUnie/sgp meent dat van een zeer zorgelijke ontwikkeling kan worden gesproken die een nadere discussie rechtvaardigt.

Wethouder Bode
(pvda) kan slechts in algemene termen antwoorden. Ook de wetgever is ongelukkig met de huidige juridische vorm voor de afhandeling van planschadeverzoeken. Vandaar dat ten aanzien van dit onderwerp in de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening gewijzigde regels zullen worden opgenomen. Zo zal een planschade

* een zeker minimumbedrag moeten overschrijden.
* kunnen verjaren.

Daarnaast is de uitspraak van het gerechtshof in Arnhem van belang. Dat hof heeft bepaald dat gemeenten planschaden niet ter afhandeling bij projectontwikkelaars mogen neerleggen, maar dat zal waarschijnlijk niet de laatste uitspraak zijn. Het is dus nog onduidelijk hoe één en ander zich zal ontwikkelen. Met het oog hierop heeft de vng geadviseerd voorlopig het huidige beleid te continueren.

De heer Hart
(le/eb) ondersteunt het betoog van wethouder Bode. Hieraan koppelt de fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang de vraag of de gemeente Enkhuizen planschadeverzoeken heeft overgedragen en, zo ja, welke bedragen daarbij in het geding zijn.

De heer De Geus
(cu/sgp) signaleert dat de wethouder niet is ingegaan op het verzoek deze materie in de commissie te behandelen. Verder wil de fractie van de ChristenUnie/sgp weten of meer van dit soort planschadeverzoeken kunnen worden verwacht.

De heer Boland
(d66) voert aan dat een bespreking in de commissie leuk en aardig is, maar de raad moet vanávond een besluit nemen, tenzij uitstel mogelijk is.

De voorzitter
handhaaft het voorliggende raadsstuk. Het is wel mogelijk via het presidium aan de heer Bode te vragen op basis van een korte notitie of een relevant artikel de problematiek in algemene zin in de raadscommissie te bespreken.

Wethouder Bode
(pvda): Uitstekend.

Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens, met inachtneming van de gedane toezegging, het voorstel van burgemeester en wethouders overeenkomstig het aangeboden ontwerpbesluit aanvaard.

13. Aanbieding collegeprogramma 2002-2006.

De voorzitter
oppert met een blik op de klok het denkbeeld vanavond niet inhoudelijk over het collegeprogramma te spreken. Hij nodigt de fracties uit in een korte rondgang aan te geven hoe men het programma wenst te behandelen. Er zijn drie opties.

* Een aparte vergadering aan het collegeprogramma wijden.
* Via de commissies een raadsstandpunt voorbereiden.
* Het collegeprogramma aan de begrotingsbehandeling koppelen.
De heer Van der Veen
(pvda) kiest voor de laatste optie. Hij zou het collegeprogramma bij voorkeur in het kader van de algemene beschouwingen willen bespreken, want dan beschikt de raad ook over een financiële paragraaf.

De voorzitter
: Dan wel graag per portefeuille een eerste gespreksronde in de raadscommissies laten plaatsvinden om te voorkomen dat bepaalde onderdelen van het collegeprogramma in meer of mindere mate uit beeld verdwijnen.

De heer Van der Veen
(pvda): Ik deel uw mening niet, want het collegeprogramma vraagt om een politiek oordeel dat aangeeft waarop een fractie accenten legt.

De voorzitter
: Het is ook mogelijk in het kader van de begrotingsbehandeling de politieke kaders te schetsen en vervolgens per portefeuille verder te praten.

De heer Van der Veen
(pvda): Ja.

De heer Boland
(d66) raadt aan het programma eerst in de commissies te behandelen, dat past in de procedure die in het fractievoorzittersoverleg voor de algemene beschouwingen is afgesproken. Dus alle technische vragen en opmerkingen in de commissies aan de orde stellen en de grote lijnen in de algemene beschouwingen bespreken.

De voorzitter
: Ja, waarbij wel zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat het politieke debat al bij voorbaat is ingekleurd.

De heer Hart
(le/eb) waagt zich op dit moment niet aan een oordeel over de twee aangeboden, keurige boekjes, want hij heeft van de inhoud nog geen kennis kunnen nemen. De fractie van Leefbaar Enkhuizen/Enkhuizer Belang houdt haar kruit dus nog even droog.

Mevrouw De Munnik-Blank
(vvd) steekt niet onder stoelen of banken dat de fractie van de vvd het collegeprogramma inhoudelijk ook op commissieniveau wenst te kunnen bespreken, dat kan best zonder onmiddellijk een algemene beschouwing te houden. Zodoende wordt voorkomen dat meer technische punten en detailvragen in een algemene beschouwing van tien minuten moeten worden gepropt, met als gevolg dat de grote lijnen niet of onvoldoende kunnen worden belicht.

De heer De Geus
(cu/sgp) toont zich een voorstander van de gedachte het collegeprogramma eerst in een commissieronde te bediscussiëren en vervolgens in de algemene beschouwingen op één en ander terug te komen.

De heer Wiersma
(cda) zou daaraan eveneens de voorkeur geven. Hij hoort nog wel graag of de reacties op de in de commissies overgebleven technische vragen in de week vóór de algemene beschouwingen mogen worden verwacht.

De voorzitter
: Nu lopen twee dingen door elkaar.

Uit deze ronde komt naar voren dat politieke beschouwingen aan deze tafel in een plenaire zitting behoren te worden gehouden. Welnu, dan is het logisch die aan de algemene beschouwingen over de begroting 2003 te koppelen. Op de tweede plaats is opgemerkt dat de technische vragen die uit het stuk voortvloeien zo veel mogelijk vooraf in de commissies aan de orde moeten worden gesteld. Duidelijk is dat deze gang van zaken dient te sporen met de afspraken die over de begrotingsbehandeling zijn gemaakt. Het is verstandig die in het fractievoorzittersoverleg gemaakte afspraken op papier te zetten en aan eenieder te doen toekomen.

De heer Dol
(vl/gl) verwoordt een geheel andere insteek. Gezien de wijze waarop het collegeprogramma werd geagendeerd, had hij verwacht vanavond op het stuk te kunnen `schieten'. Hij hàd zo graag naar voren gebracht dat

* een financiële onderbouwing compleet ontbreekt;
* een samenraapsel is gepresenteerd dat de portefeuillehouders bij de afdelingen vandaan hebben gehaald;

* één portefeuillehouder uitvoerig aan het woord is geweest en bijzonder veel heeft verzameld, te weten de wethouder van ruimtelijke ordening.

Helaas kan dat alles, inclusief de daarbij behorende argumentatie, nu níét te berde worden gebracht.

De voorzitter
besluit de discussie met de conclusie dat conform zijn voorstel zal worden gehandeld.

Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad vervolgens dienovereenkomstig.

De heer Wiersma
(cda) realiseert zich dat hij bij agendapunt 5 is vergeten een opmerking te maken. Afgesproken is dat het stellen van vragen via het presidium zal geschieden. Dit impliceert dat de vragen op een ànder tijdstip moeten worden ingeleverd dan tot op heden gebruikelijk is geweest.

De voorzitter
belooft dat dit een aandachtspunt zal zijn.

15. Rondvraag.

De voorzitter
memoreert dat in het begin van deze vergadering is geconstateerd dat de rondvraag ten onrechte is geagendeerd. Dit agendapunt moet dan ook als `vervallen' worden beschouwd.

16. Sluiting.

De voorzitter
sluit de raadsvergadering na de raadsleden te hebben gevraagd nog even te blijven zitten om in een besloten bijeenkomst te horen wat de heren Van Oostende en Boland over de werkzaamheden van de werkgroep bestuurscultuur hebben te melden (23.26 uur).

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Enkhuizen op dinsdag 12 november 2002.

De griffier, De voorzitter,

(F.W. Baan) (drs. S.P.M. de Vreeze)