Leefbaarheidsmonitor 2002 en Omnibusonderzoek 2002 gepresenteerd

Haarlemse onderzoeken wijzen op negatieve trends over veiligheid en leefbaarheid: B&W reageert met instellen Doe Tank

Zowel het tiende Omnibusonderzoek als de derde Leefbaarheidsmonitor laten een trendbreuk zien in vergelijking met de voorgaande jaren. Uit beide onderzoeken blijkt dat de Haarlemmers minder positief zijn over zaken als de veiligheid en de leefbaarheid in de buurt en in de stad. Uit de Leefbaarheidsmonitor blijkt voor het eerst dat het aantal mensen dat de eigen buurt vindt achteruitgegaan (26%, was in 2000 nog 22%) groter is dan diegenen die vinden dat de buurt is vooruitgegaan (25%, was in 2000 nog 30%). De belangrijkste redenen daarvoor zijn vervuiling en slecht onderhoud. Men blijft dan ook vaker 's avonds thuis en de gevoelens van onveiligheid zijn toegenomen. Dat geldt zowel in het algemeen, van 32% naar 36%, als in de eigen buurt, van 21% naar 28%. Uit het Omnibusonderzoek komt ook nog naar voren dat de Haarlemmers, voor het eerst, als belangrijkste maatschappelijk probleem het verval van normen en waarden zien. Als tweede en derde worden jeugdcriminaliteit en agressie van voetbalsupporters genoemd.

Doe Tank Leefbaarheid en Veiligheid


Burgemeester en wethouders van Haarlem roepen een Doe Tank Leefbaarheid en Veiligheid in het leven die oplossingen gaat zoeken voor problemen die uit de Leefbaarheidsmonitor blijken. Deze Doe Tank staat onder leiding van burgemeester Pop. De Doe Tank bestaat verder uit de wethouders Rietkerk en Grondel en een aantal personen die vanuit de dagelijkse praktijk zeer betrokken zijn bij de uitvoering van het leefbaarheids- en veiligheidsbeleid. De Doe Tank presenteert vóór 1 januari 2003 haar plan van aanpak aan B&W.

Extra aandacht in Meerwijk-Noord leidt tot positievere beoordeling

De wijk Meerwijk-Noord in het stadsdeel Schalkwijk vormt een positieve uitzondering in vergelijking met de rest van de stad. De beoordeling van zowel de toekomstige ontwikkeling van de eigen buurt als van de stad zijn daar veel hoger. Dat komt waarschijnlijk door een aantal sociale projecten, met name gericht op het verminderen van overlast door jongeren. Het project "Hang- en doeplek Meerwijk-Noord' blijkt bijzonder succesvol. Ook beoordelen de inwoners van Meerwijk-Noord de aandacht van de gemeente voor de problemen in de buurt veel positiever (60%) dan het gemiddelde voor heel Haarlem (45%).

De binnenstad moet schoner


In het Omnibusonderzoek zijn verschillende vragen gesteld over de directe woonomgeving en het onderhoud daarvan. Over het groen zijn de meeste Haarlemmers tevreden. Daarentegen is men over het schoonhouden van de stad veel minder tevreden. Als Haarlemmers mogen kiezen wat er in de buurt aangepakt moet worden dan is 'straten schoonhouden' een hoog scorend onderwerp. Dat geldt ook voor het centrum. In de Leefbaarheidsmonitor die deze week ook is uitgebracht, blijkt ook dat de verloedering van de straten veel mensen stoort. Daarom heeft dit college ook extra geld en menskracht ingezet om het beheer en onderhoud van de stad te verbeteren. Voor de binnenstad is het project 'Onze buurt aan zet' gestart, waarvoor in 2002 en 2003 ¤ 1,7 miljoen beschikbaar is. Het doel is samen met veel partners de binnenstad 20% minder onveilig en 10% schoner te maken.

... en beter bereikbaar


Voor de binnenstad wil de gemeente ook dat vooral fietsers en voetgangers de prioriteit krijgen: een autoluwe binnenstad. Dat heeft gevolgen voor de bereikbaarheid van de binnenstad met de auto. Door de week vindt 40% van de Haarlemmers dat de binnenstad redelijk goed bereikbaar is. Op zaterdag is dat echter gedaald tot 16%. Dan vindt 36% de bereikbaarheid onvoldoende en 28% zelfs slecht. Om autoluwheid te bereiken vindt 45% dat de uitbreiding van fiets en openbaar vervoersvoorzieningen ten koste mogen gaan van de bereikbaarheid met de auto. Een even groot deel vindt dat juist niet. De kwaliteit van het voetgangersgebied in de binnenstad vinden de Haarlemmers voldoende: ze geven er een 7- voor.

Stadskrant en internet goed gelezen en bekeken

Bijna 80% van de Haarlemmers vindt de Stadskrant bijna wekelijks op de deurmat. 15% ontvangt hem minder vaak. 62% leest de Stadskrant regelmatig. De Stadskrant verschijnt als achterkant van de Haarlemmer en wordt vooral gelezen door vrouwen, mensen met een lagere opleiding en ouderen. De Stadskrant krijgt een positieve waardering van de lezers. Het Haarlems Dagblad is voor 43% van de Haarlemmers een bron van informatie over de gemeente. Internet wordt door steeds meer mensen gebruikt. Mannen, hoger opgeleiden en jongeren maken er het meest gebruik van. Het gebruik van www.haarlem.nl, de website van de gemeente, neemt ook toe. Maar de stijging is minder groot dan het jaar daarvoor, ondanks de metamorfose van vorig jaar waardoor er veel meer informatie via het internet beschikbaar is. Beide media spelen een belangrijke rol in de communicatie met de Haarlemse burgers en de bezoekers. Iets waar het college van burgemeester en wethouders groot belang aan hecht.




Het tiende Omnibusonderzoek


Het jaarlijkse Omnibusonderzoek is in 2002 voor de tiende keer gehouden en is gebaseerd op bijna 2300 enquêtes die van Haarlemmers zijn afgenomen. De Omnibus is ontstaan vanuit de behoefte van de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders aan een beter inzicht in de effecten van hun beleid. Door elk jaar de mening van zoveel Haarlemmers te vragen over zeer uiteenlopende onderwerpen kunnen ook positieve of negatieve ontwikkelingen worden gesignaleerd. Op basis daarvan kan dan het beleid worden versterkt of gewijzigd. Het onderzoek levert een goed beeld op van de meningen van de Haarlemmers over bijvoorbeeld veiligheid, sport, groen en onderhoud van de openbare ruimte, huiselijk geweld, monumenten, woon- en werkverkeer, internet en de Stadskrant.

De derde Leefbaarheidsmonitor


De Leefbaarheidsmonitor, waaraan dit jaar ruim 2600 Haarlemmers meewerkten, is eerder gehouden in 1997 en 2000 en is ontwikkeld in het kader van het Grotestedenbeleid. De monitor maakt het mogelijk tot 2004 te onderzoeken of het gemeentelijk beleid effect heeft en of dat beleid de met de Rijksoverheid gemaakte doelstellingen mogelijk maakt. Onderwerpen die in de Leefbaarheidsmonitor hierbij aan bod komen zijn voorzieningen en leefbaarheid in de buurt, betrokkenheid bij en ontwikkeling van de buurt, de ontwikkeling van de stad, de kwaliteit van de woning en overlast en veiligheid.