Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

12 november 2002

Behandeld

Jeroen van Drunen


Kenmerk

DMV/MR 503/02

Telefoon


+31 (70) 348 4584


Blad


1/3


Fax


+31 (70) 348 5049

E-Mail

Jeroen-van.drunen@minbuza.nl


Betreft

Mensenrechtensituatie in Iran / resolutie in de Derde Commissie van de AVVN

Zeer geachte Voorzitter,

Tijdens het Algemeen Overleg van 17 oktober jl. heb ik de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken laten weten dat Nederland zich zal inzetten voor een EU-resolutie inzake de mensenrechtensituatie in Iran in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Indien de EU hiertoe niet zou besluiten, heb ik toegezegd te zullen overwegen een dergelijk initiatief zelf te nemen.

Tijdens de RAZEB van 21 oktober jl. is een zeer intensieve discussie gevoerd over de mensenrechtensituatie in Iran en de positie van de Unie terzake. Hierbij ging het vooral om de vraag hoe het eventueel indienen door de EU van een resolutie over Iran in de Derde Commissie zich verhield tot de met Iran overeengekomen mensenrechtendialoog als onderdeel van een pakket waartoe ook onderhandelingen over een Handels- en Samenwerkingsovereenkomst behoren. Een meerderheid van de Lidstaten stelde zich op het standpunt dat deze dialoog een eerlijke kans moest krijgen en dat met het tegelijkertijd indienen van een resolutie een dubbelzinnig signaal zou worden gegeven dat de positie van de hervormingsgezinden in Iran zou schaden.

Een minderheid van de Lidstaten - onder aanvoering van Nederland - bracht hier tegen in dat het enige doorslaggevende criterium voor het al dan niet indienen van een resolutie de mensenrechtensituatie in Iran zelf moest zijn. Deze situatie was de afgelopen tijd eerder verslechterd dan verbeterd en daar leken Partners het ook geheel over eens te zijn. Er was dan ook alle reden om - net als in voorgaande jaren - als EU wederom een resolutie terzake in te dienen. Ik heb bovendien gesteld dat Nederland voorstander was van de dialoog, maar dat dit instrument zich nog moest bewijzen en destijds ook door beide partijen zonder voorwaarden vooraf (d.w.z. zonder koppeling aan het afzien van indiening van een resolutie) was aanvaard. Bovendien zou de EU door zelf een resolutie in te dienen meer controle kunnen houden op de inhoud ervan dan in het geval het zich zou aansluiten bij een resolutie ingediend door derden.

Gaandeweg de discussie bleek dat aanvankelijke steun van een aantal Partners voor de Nederlandse positie afbrokkelde waardoor Nederland uiteindelijk geheel geisoleerd kwam te staan. Er was zelfs evenmin steun van EU-partners voor eventuele co-sponsoring van een door een derde land in te dienen resolutie. Het Voorzitterschap concludeerde op basis van het stevige debat en het krachtenveld dat de EU dit jaar geen resolutie over Iran zal indienen in de Derde Commissie en vervolgstappen (bv. volgend voorjaar bij de Mensenrechtencommissie in Geneve) mede zal laten afhangen van het verloop van de geplande dialoog met Iran.. Ik heb nadrukkelijk mijn teleurstelling over deze uitkomst uitgesproken en er expliciet op gewezen dat Nederland zich het recht voorbehield zelf een resolutie in te dienen danwel een resolutie van derden te co-sponsoren.

Sonderingen in New York hebben inmiddels uitgewezen dat mede in het licht van deze uitkomst in de RAZEB de kans op succes van een initiatief inzake Iran uiterst gering is. De VS en andere hierover benaderde landen hebben laten weten af te zien van indiening van een resolutie. De Regering heeft na ampele overweging dan ook besloten niet op nationale titel een resolutie in te dienen. Een dergelijke tot mislukken gedoemde actie zou contraproductief werken in de Derde Commissie en zo de hardliners in Iran juist in de kaart kunnen spelen. Bovendien zouden hiervan nadelige gevolgen kunnen worden verwacht voor een eventuele resolutie in de 59e VN-Mensenrechtencommissie, komend voorjaar. Nederland heeft wel kunnen bewerkstelligen dat in de EU-interventie over mensenrechten in New York (onder agenda-item 109 c) een kritische passage over Iran is opgenomen.

De situatie van de mensenrechten in Iran zal de volle aandacht blijven houden van de Regering. Recente schendingen van mensenrechten in Iran geven hier ook alle aanleiding toe. In dit verband zal Nederland er op toezien dat EU-Mensenrechtendialoog dan ook optimaal wordt gebruikt om onze zorgen aan Iran krachtig over te brengen. De Regering zal zich bij een ongewijzigde of verslechterende mensenrechtensituatie in Iran opnieuw sterk maken voor indiening van een resolutie door de EU in de 59e VN-Mensenrechtencommissie in 2003.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

===