Ministerie van Justitie

De voorhoede van de opsporing

Evaluatie van de kernteams als instrument in de aanpak van zware georganiseerde criminaliteit

P.P.H.M. Klerks, C.J.E. In 't Velt, A.Ph. van Wijk, M.M.E.A. Scholtes, P.S. Nijmeijer, J.G.M. van der Velde
NPA-Onderzoeksgroep, Nederlandse Politie Academie/ES&E, Apeldoorn/Den Haag, 2002
Bestellingen: Nederlandse Politie Academie
Kenmerk: EWB/01.021

samenvatting

De onderzoekers hebben de zeven Kernteams (inclusief het landelijk Rechercheteam) op basis van interviews, documentenonderzoek en enquêtes uitvoerig beschreven aan de hand van het NKP-model (Nederlandse Kwaliteitsprijs, het door de Nederlandse politie gehanteerde kwaliteitsmodel). Deze beschrijvingen en een analyse van de ontstaansgeschiedenis van de kernteams en van de landelijke structuren waarbinnen zij zich bewegen, vormen de input voor de beantwoording van de onderstaande onderzoeksvragen
*

De toewijzing van aandachtsgebieden en onderzoeken;
* In- en externe organisatie en de omgeving van de kernteams;
*

De aard en omvang van 'zaken en taken';

*

Relatie en samenwerken met regionale korpsen, andere kernteams en opsporingsdiensten.

De belangrijkste resultaten en conclusies van het onderzoek zijn:
*

Kernteams hebben te maken met ten minste twintig organen en overleggen met wisselend mandaat en status. De aansturing verloopt complex, traag en in veel gevallen onhelder. Daardoor ontstaan er alternatieve sturingsvormen en frequent spanningen tussen regionale en landelijke prioriteiten. Een van de oorzaken is het ontbreken bij de aansturende organen van adequate informatie ten aanzien van het landelijke operationele criminaliteitsbeleid van de zware gereorganiseerde misdaad. Met name is er "veel kritiek te beluisteren op de aansturing en visie zoals die tot dusver op landelijke niveau vanuit het openbaar ministerie zichtbaar worden"(pag. 89).

*

Het is lastig te spreken van de kernteams: de verschillen in organisatie en omvang zijn groot. Bij vrijwel alle teams doen zich echter problemen voor met de werving en het vasthouden van voldoende gekwalificeerde medewerkers. Primaire oorzaak is het ontbreken van een interregionaal carrièrebeleid.

* Verkennende onderzoeken - in strikte zin - worden niet of nauwelijks verricht, wel investeren de kernteams in de intelligence-component van het recherchewerk.
*

Opsporingsonderzoeken zijn sterk wisselend van aard als van kwaliteit. Uitspraken over de kwaliteit worden bovendien ernstig bemoeilijkt doordat niet iedere kerntam in staat is om op transparante wijze een overzicht van de resultaten van die onderzoeken te overleggen.
* De derde kernteamtaak, het voorkomen van strafbare feiten is bij de meeste teams nog onvoldoende ontwikkeld en de ondersteuning van de regiokorpsen (de vierde taak) is nog niet op het door de korpsen gewenste niveau.

* De onderzoekers houden ten aanzien van de zwaarte en de complexiteit van de opsporingsonderzoeken en slag om de arm. Niet in alle gevallen konden zij operationele onderzoeken en detail bestuderen. Wel zijn de meeste onderzoeken "tamelijk complex van aard en richten zich op zware subjecten".

* Kernteams ontwikkelen expertise op hun terrein en een goede informatiepositie.

*

De informatiehuishouding schiet in meerdere opzichten ernstig tekort. Het komt incidenteel nog voor dat kernteams onderzoekswerkzaamheden verrichten op dezelfde subjecten zonder dit van elkaar te weten. Ook voor de projectvoorbereiding heeft de gebrekkige informatie consequenties: er worden onderzoeken gestart op ontoereikende informatie, die daardoor een verhoogde kans op falen geven.

WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@minjus.nl Redacteur: Hans van Netburg

Laatst gewijzigd: 13-11-2002