Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen over Kwakzalverij

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA
DEN HAAG

DBO-K-U-2325851

15 november

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over Kwakzalverij (2020301840).

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Drop

Vraag 1
Hebt u kennis genomen van het artikel in Trouw over de aanpak van kwakzalverij? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Klopt het dat in Nederland sprake is van een wildgroei aan alternatieve genezers, en dat Nederland het paradijs is in Europa voor kwakzalverij? Zo ja, wat is de omvang hiervan?

Antwoord
Ten aanzien van de regelgeving betreffende de alternatieve zorg wijkt Nederland niet sterk af van andere landen binnen de EU. Voorstanders van alternatieve behandelmethoden zouden de Nederlandse situatie waarschijnlijk niet karakteriseren als een paradijs, maar eerder als een achterstandsituatie ten opzichte van andere Europese landen. In Duitsland en Groot-Brittannië zijn bijvoorbeeld bepaalde beroepsgroepen (die in Nederland als alternatief worden beschouwd) wettelijk erkend en geregeld.
In Nederland is met de inwerkingtreding van de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) besloten slechts een beperkt aantal beroepen te regelen. Een groot gedeelte van de beoefenaars van alternatieve behandelwijzen behoort niet tot de in de Wet BIG geregelde beroepen. Als gevolg hiervan kunnen en hoeven deze beroepsbeoefenaars zich niet te registreren. Ik kan u daarom niet vertellen hoeveel mensen en hoeveel uur per persoon werkzaam zijn als alternatief behandelaar en ook niet of er sprake is van een sterke groei in het aantal alternatieve behandelaars.

Vraag 3
Wat is uw mening over alternatieve geneeswijze?

Antwoord
Waar het binnen de gezondheidszorg om draait is het effectief en doelmatig behandelen van patiënten. Binnen mijn ministerie ga ik er vanuit dat er een open mind is ten aanzien van wat werkt, ook wanneer dat niet volgens algemeen bekende verklaringswijzen verklaard kan worden. Dat wil niet zeggen dat ik dus ongeprotocolleerde zorg zonder enig verantwoordingsregiem en toezicht toe zou willen staan als verzekerde zorg.

Vraag 4
Klopt het dat Nederland de Europese regels overtreedt door homeopathische middelen officieel te registreren? Zo ja, wat zijn hiervan de redenen?

Antwoord
Neen, het klopt niet dat Nederland de Europese regels overtreedt door homeopathische middelen officieel te registreren. De registratie van homeopathica is gebaseerd op de Europese homeopathie richtlijn 92/73EEG uit 1992 (inmiddels gewijzigd in 2001/83/EEG). Het betreft bij de registratie van homeopathische middelen ten opzichte van de reguliere farmacie om een sterk vereenvoudigde procedure waarbij kwaliteit en veiligheid worden getoetst. De werkzaamheid wordt buiten beschouwing gelaten aangezien deze niet goed is aan te tonen volgens de huidige wetenschappelijke methoden.
Tijdens een kort geding afgelopen jaar zijn de Europese regels ook op een andere manier ter sprake gekomen. De Bond Farmabedrijven Nederland (BFN) vindt dat de registratieplicht strijdig is met de Europese regels inzake het vrije verkeer van handel en goederen. De president van de rechtbank Den Haag heeft de BFN niet in het gelijk gesteld.

Vraag 5 (voormalig 4)
Hebt u controle op het circuit van alternatieve geneeswijze? Zo ja, op welke wijze wordt toezicht hierop gehouden? Zo nee, welke rol heeft het ministerie van VWS hierin te vervullen?

Vraag 6 (voormalig 5)
Kunt u aangeven welke risico's patiënten lopen bij het volgen van alternatieve geneeswijze? Zo nee, bent u bereid hiernaar onderzoek te laten doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 5 en 6
Voor de overheid is het moeilijk om normen te stellen aan behandelwijzen waarvan het effect wetenschappelijk nog niet (definitief) is vastgesteld. Bij het ontbreken van dergelijke normen kan de overheid onmogelijk van tevoren zeggen waaraan de beoefenaren precies dienen te voldoen. Wanneer wij burgers de vrijheid geven zich door alternatieve behandelaars te laten helpen, volgt daaruit dat de overheid dan alleen tijdens het behandelproces of achteraf kan ingrijpen. Een beoefenaar van een niet wettelijk geregeld beroep komt derhalve bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg in beeld wanneer er sprake is van verboden titelgebruik, het onbevoegd verrichten van voorbehouden handelingen of het toebrengen van (mogelijke) schade aan iemands gezondheid. De taak van de Inspectie is in dat kader beperkt tot signalering, voorbereidend onderzoek en relevante dossiervorming. Vervolgens is het OM verantwoordelijk voor het al of niet vervolgen van een strafbaar feit. Vooralsnog lijkt deze aanpak niet tot grote problemen te hebben geleid. Sinds de invoering van de Wet BIG in 1997 is slechts enkele malen een zaak aanhangig gemaakt. In twee gevallen (waarbij sprake was van een alternatief behandelaar) is het tot een veroordeling gekomen.

1) Trouw d.d. 14 oktober