Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA 's-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
- AV/IR/2002/88052
Onderwerp Datum
Beantwoording vragen algemeen 19 november 2002 overleg gelijke beloning 6 november
2002
Hierbij ontvangt u een reactie op de nog onbeantwoorde vragen, die zijn gesteld tijdens het algemeen overleg over gelijke beloning van 6 november jl. Omdat de tijd die mij bij het algemeen overleg ter beschikking stond beperkt was, wil ik eerst kort het huidige gelijkebeloningsbeleid en mijn visie daarop uiteen te zetten. Sinds de presentatie van het Plan van aanpak in mei 2000 zijn er veel activiteiten rond het onderwerp gelijke beloning voor mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, en voltijders en deeltijders in gang gezet. De activiteiten bestaan onder meer uit het laten ontwikkelen van een instrument voor de Commissie gelijke behandeling om op bedrijfsniveau een beloningssysteem door te lichten, de zogenoemde quickscan, een pilot om een onderzoeksmethode te ontwikkelen waarmee beloningsverschillen op microniveau kunnen worden ontrafeld, en een uitgebreide internetvoorlichting over gelijke beloning. Het is een divers pakket van maatregelen, waarmee langs verschillende wegen geprobeerd wordt gelijke beloning te bereiken. Bij veel van deze activiteiten zijn sociale partners en de Commissie gelijke behandeling nauw betrokken. Dit is goed omdat het bestrijden van ongerechtvaardigde beloningsverschillen een gedeelde verantwoordelijkheid is. Zowel de overheid, als sociale partners en de Commissie hebben ieder een eigen rol ten aanzien van het bereiken van gelijke beloning.
Zoals gezegd is sinds 2000 veel in werking gezet. De resultaten van deze inspanningen hebben echter nog geen weerslag in de beloningsverschillen zoals dit jaar door de Arbeidsinspectie berekend. Dit komt doordat de cijfers van de Arbeidsinspectie gebaseerd zijn op de gegevens uit 2000. Pas in 2004, wanneer de Arbeidsinspectie opnieuw de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen, autochtonen en allochtonen, en tussen voltijders en deeltijders zal berekenen (op basis van gegevens uit 2002), zal blijken wat de ingezette activiteiten over deze tijdspanne hebben opgeleverd. Inmiddels is wel bereikt dat het onderwerp gelijke beloning volop in de aandacht staat. Aan uw reacties en vragen tijdens het algemeen overleg heb ik gemerkt dat ook u gelijke beloning een belangrijk onderwerp vindt en hoog op uw agenda hebt. De ingezette



2

activiteiten zullen in ieder geval tot en met 2004 worden voortgezet. Evenals bij u, is mijn streven erop gericht ongerechtvaardigde beloningsverschillen terug te dringen. Wel dient daarbij de vraag te worden gesteld hoever in de praktijk de beloningsverschillen kunnen worden teruggedrongen. Ik stel in ieder geval als doel een substantiële afname van ongerechtvaardigde (ongecorrigeerde en gecorrigeerde) beloningsverschillen. Daarom zal ik werkgevers stimuleren de Checklist gelijke beloning van de Stichting van de Arbeid te gebruiken. Vakbonden en ondernemingsraden worden benaderd om gelijke beloning onder de aandacht te brengen. Periodiek zal overleg plaatsvinden met sociale partners. Om het onderwerp gelijke behandeling onder ieders aandacht te houden, ontvangt u in de loop van 2003 wederom een voortgangsbrief gelijke beloning. Vragen en antwoorden
De VVD vraagt wanneer de vraag kan worden beantwoord of de geconstateerde beloningverschillen gerechtvaardigd of ongerechtvaardigd zijn? Hoewel een aantal verklarende factoren kan worden aangegeven voor de beloningsverschillen (bijvoorbeeld verschil in functie of functieniveau), kan niet worden uitgesloten dat zowel bij de ongecorrigeerde als gecorrigeerde beloningsverschillen sprake kan zijn van ongerechtvaardigd onderscheid. Op basis van het onderzoek van de Arbeidsinspectie is dit momenteel echter niet goed mogelijk vast te stellen. Met de pilot van het micro-onderzoek wordt beoogd een methode te ontwikkelen waarmee gecorrigeerde beloningsverschillen verder kunnen worden ontrafeld om zo te proberen vast te stellen of er sprake is van ongerechtvaardigd beloningsverschil. Het blijft echter denkbaar dat zelfs daarna nog niet voor alle groepen (man/vrouw, autochtoon/allochtoon en voltijder/deeltijder) exact kan worden aangegeven of er sprake is van ongerechtvaardigd beloningsonderscheid. Beloning blijft immers altijd een kwestie van individuele beoordeling. Zo al kan worden vastgesteld dat er sprake is van een ongerechtvaardigd beloningsverschil, behoort het overigens niet altijd tot de mogelijkheden van de overheid om daar specifieke maatregelen op in te zetten. Voor de beoordeling van een ongerechtvaardigd beloningsverschil op individueel niveau is de Commissie gelijke behandeling of de rechter de aangewezen beoordelende instantie. Uiteraard blijft de overheid wel actief maatregelen inzetten en voorlichting geven om ongerechtvaardigde (ongecorrigeerde en gecorrigeerde) beloningsverschillen te bestrijden en gelijke beloning te bereiken. Dit gebeurt via twee sporen: het algemene emancipatiebeleid en het specifieke gelijkebeloningsbeleid. In het overleg van 6 november jl. heb ik toegezegd nog dit jaar de resultaten van de pilot van het micro-onderzoek naar beloningsverschillen aan de Kamer te zullen sturen. Daarbij zal ik nogmaals ingaan op de vraag of beloningsverschillen gerechtvaardigd zijn. Ook zal de Kamer dan de te nemen vervolgstappen vernemen.
De meeste vragen van het CDA zijn tijdens het algemeen overleg beantwoord. Op een aantal vragen is nog geen antwoord gegeven. Ten eerste is dat de vraag naar de invloed van flexibele beloning op de beloning van vrouwen. Ook GroenLinks vroeg hiernaar. Uit het onderzoek "Gelijke monniken, gelijke kappen m/v" blijkt dat mannen 9% vaker dan vrouwen in aanmerking komen voor flexibele beloning. Dit hangt onder andere samen met verschillen in functie en functieniveau. Hoewel het verschil voor een deel verklaarbaar is, is het wel zaak alert te zijn. Op de internetsite van SZW waarop voorlichting wordt gegeven over gelijke beloning, wordt daarom ook aandacht besteed aan flexibele beloning. In het project dat bij SZW gestart is om gelijke behandeling (waaronder uiteraard gelijke beloning) onder de aandacht te brengen van ondernemingsraden en werkgevers zal ook aandacht worden besteed aan flexibele beloning. In de Checklist gelijke beloning heeft de Stichting



3

van de Arbeid (StvdA) apart aandacht aan dit onderwerp besteed. Het onderzoek over flexibele beloning is aangeboden aan de Stichting van de Arbeid (Star), de Raad voor het overheidspersoneelsbeleid (ROP) en de Commissie gelijke behandeling (Cgb). Aan de StvdA en ROP is verzocht om de resultaten van dat onderzoek mee te nemen in hun voorlichting en activiteiten.
Ten tweede vraagt het CDA of er speciale aandacht is voor de invloed die een ondernemingsraad kan hebben. De ondernemingsraad wordt gezien als een belangrijk orgaan dat gelijke beloning en, breder, gelijke behandeling in een onderneming kan aankaarten en op de agenda van de ondernemer kan zetten. SZW is daarom een project begonnen om ondernemingsraden beter te informeren over gelijke behandeling en de mogelijkheden die een ondernemingsraad ten aanzien van dit onderwerp heeft. Ten derde stelt onder andere het CDA aan de orde dat uit het onderzoek van de Arbeidsinspectie is gebleken dat het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen toeneemt met de leeftijd en bij een hoger functieniveau. Wat is de reactie van de staatssecretaris hierop? Dat het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen met de leeftijd toeneemt, wordt ten eerste veroorzaakt door het gemiddeld lagere opleidingsniveau van oudere vrouwen ten opzichte van dat van jongere vrouwen. Voor mannen geldt dit verschil niet of nauwelijks. Wel geldt dat tot een leeftijd van circa 35 jaar er nauwelijks een verschil is tussen het gemiddelde opleidingsniveau van mannen en vrouwen; vanaf deze leeftijd neemt dit verschil evenwel aanmerkelijk toe. Verondersteld zou kunnen worden dat na een of twee decennia er nauwelijks meer een verschil bestaat tussen het gemiddelde opleidingsniveau van mannen en vrouwen. Ook het functieniveau betreft een belangrijke determinant van het toenemen van het beloningsverschil van mannen en vrouwen naarmate de leeftijd toeneemt. Voor mannen geldt dat het gemiddelde functieniveau toeneemt met de leeftijd, terwijl voor vrouwen dit tot dusverre niet of nauwelijks geldt. Dit leidt ertoe dat ook het verschil in functieniveau van mannen en vrouwen toeneemt met de leeftijd. Hoe hoger het opleidingsniveau en/of functieniveau, hoe hoger het uurloon. Ook of juist loopbaanonderbreking is een belangrijke oorzaak van het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen. Loopbaanonderbreking betreft vrijwel geheel vrouwen en is aan de orde zodra vrouwen kinderen krijgen. Blijken er nog nauwelijks beloningsverschillen te zijn tussen vrouwen en mannen tot een leeftijd van een jaar of 35 (dus voordat er een of meerdere kinderen aanwezig zijn), ruwweg vanaf een jaar of 30 à 35 ­ dus vanaf het moment dat het eerste of tweede kind zich aandient ­ neemt dit verschil aanmerkelijk toe. Door haar loopbaan te onderbreken maakt een werkneemster met een oorspronkelijk vergelijkbaar opleidings- en functieniveau een beperktere carrièreontwikkeling door en bouwt zij minder ervaring en anciënniteit op dan haar mannelijke collega. Tot slot draagt de beroepen- en sectorsegregatie bij aan het toenemen van het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen naarmate de leeftijd toeneemt. Vrouwen die werken in typische vrouwensectoren verdienen gemiddeld minder dan mannen met een vergelijkbaar functieniveau in andere sectoren. Anderzijds geldt dat vrouwen die werkzaam zijn in door mannen gedomineerde beroepen, een relatief lager functieniveau en vaak een ander beroep hebben dan mannen.
Concluderend zijn hoogopgeleide vrouwen in Nederland relatief jong vergeleken bij hoogopgeleide mannen. Daarnaast neemt bij mannen het gemiddelde functieniveau toe met de leeftijd en daarmee ook het bruto uurloon, terwijl dit voor vrouwen tot dusverre niet of nauwelijks geldt. Vandaar dat de beloningsverschillen van vrouwen en mannen tot dusverre groter zijn naarmate de leeftijd hoger is.



4

D66, Groenlinks en PvdA merken op dat volgens de statistieken van Eurostat Nederland bijna onderaan staat als het gaat om de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. De beloningsverschillen in Nederland zijn hoger dan in andere Europese landen. Wat doen die andere landen beter?
Beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen worden veroorzaakt door het verschil in samenstelling van de groep vrouwelijke werknemers versus de groep mannelijke werknemers in Nederland. Vrouwen zijn relatief lager opgeleid, werkzaam in lagere functieniveaus en in andere sectoren en beroepen dan mannen (sector- en beroepensegregatie), kennen vaker een loopbaanonderbreking, wisselen vaker van werkgever, en bouwen minder anciënniteit op. Dit beeld geldt ook voor de EU als geheel. Dat Nederland het slechter doet dan andere Europese landen zou erop kunnen duiden dat het verschil in arbeidsmarktkarakteristieken tussen de gemiddelde mannelijke en vrouwelijke werknemer in Nederland extremer is dan in de rest van Europa. Inderdaad kan worden geconstateerd dat de concentratie van mannen in beter betaalde sectoren en beroepen (horizontale segregatie) en - binnen deze sectoren en beroepen - de concentratie van vrouwen in lagere functies (verticale segregatie) in Nederland vrij sterk is in vergelijking met andere landen in de EU. (bron: "Employment in Europe 2002; recent trends en prospects", Europese Commissie, juli 2002). Aan de andere kant kan de positie van Nederland in de EU zoals volgens de cijfers van Eurostat worden gerelativeerd, als we de Eurostat-analyse vergelijken met die van de Arbeidsinspectie. De lage positie die Nederland volgens Eurostat inneemt wordt veroorzaakt door de lage positie die Nederland inneemt bij het beloningsverschil in de overheidssector. Nederland staat hierin bijna onderaan, alleen Duitsland kent een groter beloningsverschil in de overheidssector. In de marktsector zit Nederland op het EU-gemiddelde en Duitsland daar net onder. Dat Nederland zo slecht scoort bij de overheidssector staat haaks op de uitkomsten van de Arbeidsinspectie. Hieruit komt bij de overheidssector juist een kleiner beloningsverschil naar voren dan bij de marktsector. Dat geldt zowel voor gegevens over 1998 als over 2000. De Eurostat-gegevens zijn gebaseerd op 1998. Mogelijke oorzaak van het verschil in uitkomsten tussen Eurostat en Arbeidsinspectie is het gebruik van verschillende databronnen. Eurostat baseert zich op loongegevens afkomstig uit een huishoudpanel, terwijl de Arbeidsinspectie loongegevens gebruikt die rechtstreeks van werkgevers afkomstig zijn. Deze laatste bron wordt wat loongegevens betreft veel betrouwbaarder geacht.
Wat betreft de vraag van D66 naar de vorderingen ten aanzien van het glazen plafond, wordt verwezen naar de Beleidsbrief emancipatie en familiezaken 2003 die u inmiddels heeft ontvangen.
D66 heeft vervolgens gevraagd naar de stand van zaken van een website of andere informatiebron waarmee vrouwen zelf kunnen vaststellen of er sprake is van ongerechtvaardigd verschil en hoe zij met behulp van de Commissie gelijke behandeling in actie kunnen komen. Door de Loonwijzer (www.loonwijzer.nl) in te vullen (beroeps-, persoons- en arbeidsmarktkenmerken) kunnen vrouwen hun inkomen toetsen aan beroepsgenoten waarvan het salaris is opgeslagen in de database. Momenteel is voor 120 beroepen een indicatie te geven op basis van loonwijzeronderzoek. De verkregen gegevens worden ook gebruikt om onderzoek te kunnen doen naar beloningsverschillen. SZW heeft het Loonwijzer-onderzoek in 2001 en 2002 voor een deel gefinancierd. Wanneer een vrouw meent dat zij een ongerechtvaardigd beloningsverschil heeft in vergelijking met beroepsgenoten, kan zij dit in eerste instantie aan haar werkgever voorleggen. Mocht zij er met haar werkgever niet uitkomen, dan kan ze een klacht indienen bij de Commissie gelijke behandeling en de Commissie vragen een loononderzoek te doen.



5

Over de rol van de Arbeidsinspectie vroeg D66 of de Arbeidsinspectie onderzoek doet bij bedrijven naar beloningsverschillen. Is de staatssecretaris bereid om de Arbeidsinspectie een taak te geven bij de controle op gelijke beloning? Beloningsonderzoek op bedrijfsniveau is een zeer gespecialiseerde bezigheid. De Commissie gelijke behandeling is de aangewezen instantie om zich hiermee bezig te houden. In dit kader krijgt de Commissie, mede op eigen verzoek, een uitbreiding van de bevoegdheid om onderzoek te gaan doen bij een of meerdere bedrijven. De quickscan moet hierbij helpen om dergelijke onderzoeken op een relatief eenvoudige en snelle wijze te verrichten. De suggestie om bedrijven in hun sociale jaarverslagen te laten rapporteren over verschillen in beloning vind ik interessant. Ik zal hiervoor aandacht vragen bij de Stichting van de Arbeid.
Wat betreft een gedragscode op het gebied van de gelijke beloning wordt gewezen op de Checklist gelijke beloning die de Stichting van de Arbeid heeft ontwikkeld. Best practices worden niet systematisch verzameld; wel volgt de Commissie gelijke behandeling wat er met hun oordelen gebeurt. Dit wordt beschreven in het jaarverslag van de Commissie. D66 en PvdA hebben vragen over de Stichting FVP gesteld. In antwoord op deze vragen kan ik het volgende mededelen. In juli 2002 heeft toenmalig staatssecretaris Verstand de Stichting FVP verzocht om te bezien of de Stichting FVP vanuit haar doelstelling - en ondanks het feit dat de reparatie van pensioenen van in het verleden uitgesloten vrouwen inmiddels deels verplicht is - op enige wijze een financiële ondersteuning kan verlenen aan de reparatie van het pensioen van (oudere) vrouwen. In reactie op dit verzoek heeft de Stichting FVP laten weten dat zij voor zichzelf geen rol ziet weggelegd voor financiële ondersteuning van de reparatie van het pensioen van vrouwen nu in rechte is komen vast te staan dat deze reparatie grotendeels verplicht is. De Stichting FVP verstrekt op grond van de sinds 1995 bestaande Bijdrageregeling Inhaalpensioen, subsidies aan pensioenuitvoerders om het pensioen van in het verleden uitgesloten vrouwen te repareren. De Stichting FVP heeft aangegeven dat het uitgangspunt van deze Bijdrageregeling Inhaalpensioen stimulering van vrijwillige pensioenreparatie is. Volgens de Stichting FVP past daarin niet het overnemen van de verplichtingen van werkgevers dan wel pensioenuitvoerders. De Stichting FVP heeft verder aangegeven dat de doelstelling van de Bijdrageregeling Inhaalpensioen door rechterlijke uitspraken grotendeels achterhaald is. Er is door de rechterlijke uitspraken immers nauwelijks nog sprake van vrijwillige reparatie van pensioen. In verband daarmee heeft het bestuur van de Stichting FVP in 2000 besloten om de jaarlijkse aanmeldingstermijn niet meer te verlengen, waarmee de bijdrageregeling materieel is komen te vervallen. De overheid heeft door de privatisering van het FVP per 1 januari 1999 geen enkele betrokkenheid meer heeft bij de Stichting FVP. Het is daarom niet passend dat de overheid zich nog bemoeit met de bestemming van de financiële middelen van de Stichting FVP.
Ten aanzien van het door GroenLinks genoemde negatieve effect van deeltijd op de loonkloof zal in eerste instantie specifieke bekendheid worden gegeven aan de wettelijke plicht om voltijders en deeltijders gelijk te behandelen en dus ook gelijk te belonen. Sociale partners zullen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. De bekendheid van de regeling en gebruik van de regeling worden overigens binnenkort onderzocht in het kader van de evaluatie van de Wet verbod op onderscheid arbeidsduur. In het Verenigd Koninkrijk zijn trainingen voor vakbonden en ondernemingsraden om het aspect gelijke beloning onder de aandacht te brengen en bestaat een prijs voor een bedrijf dat met succes ongelijke beloning bestrijdt. GroenLinks vraagt of het mogelijk is om



6

dergelijke zaken ook in Nederland in te voeren? SZW is een project gestart om gelijke behandeling, waaronder gelijke beloning, bij ondernemingsraden aan te kaarten. Het onderwerp zal onder de aandacht worden gebracht van ondernemingsraden, met als doel dat zij het op de agenda zetten of een andere actie ondernemen. Zo'n andere actie kan bijvoorbeeld bestaan uit het houden van een enquête over beloning onder alle medewerkers van de organisatie waar de ondernemingsraad actief is. Op basis van de resultaten van die enquête kan een ondernemingsraad dan nadere stappen ondernemen. De PvdA informeert naar de stand van zaken rond de quickscan. Op verzoek van de Commissie gelijke behandeling subsidieert SZW een instrument waarmee de Commissie op een eenvoudige en snelle wijze het beloningssysteem van een bedrijf kan analyseren. Bij het formuleren van de wensen van de Commissie gelijke behandeling ten aanzien van de mogelijkheden en toepasbaarheid van de quickscan, rees bij de Commissie de vraag of een en ander technisch wel haalbaar zou zijn. Daarom heeft de Commissie, in overleg met SZW, besloten eerst een haalbaarheidsstudie naar de ontwikkeling van de quickscan te laten uitvoeren. Deze haalbaarheidsstudie is inmiddels met een positieve beantwoording van de onderzoeksvragen afgerond. Nog dit jaar wordt opdracht gegeven tot de ontwikkeling van de quickscan. De verwachting is dat de ontwikkeling een jaar zal duren. Ook vroeg de PvdA zich af wanneer het besluit kan worden genomen of functiewaarderingssystemen moeten worden aangepast? De beslissing om een functiewaarderingssysteem aan te passen ligt in beginsel bij de systeemhouder. De overheid heeft tot nu toe een stimulerende rol gespeeld als het gaat om het sekseneutraal maken van functiewaarderingssystemen. Een sekseneutraal functiewaarderingssysteem kan immers een extra waarborg bieden voor gelijke beloning van mannen en vrouwen. In 2004 zal het gebruik van de handleiding worden geëvalueerd. Afhankelijk van de uitkomsten van die evaluatie zal worden bekeken of het wenselijk is nadere activiteiten te ondernemen om de toetsing van een functiewaarderingssysteem alsmede de wellicht benodigde aanpassing te stimuleren en zo sekseneutrale functiewaarderingssystemen te bevorderen. De PvdA heeft gevraagd of het Besluit gelijke behandeling pensioenen van 5 februari 2002 wel bekend is in ondernemend Nederland en op welke wijze voorlichting gegeven is aan bedrijven. Over het Besluit gelijke behandeling pensioenen heeft tijdens de totstandkoming ervan uitvoerig overleg plaatsgevonden met koepelorganisaties van pensioenuitvoerders (pensioenfondsen en verzekeraars). Het besluit is derhalve in ondernemend Nederland bekend, mede gezien het feit dat de besturen van pensioenfondsen bestaan uit vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers en de koepelorganisaties van pensioenuitvoerders uitgebreid aandacht hebben besteed aan dit besluit en de Wet waarop dit besluit gebaseerd is (Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, (Stb. 625)).
In het Verenigd Koninkrijk kunnen vrouwen informatie krijgen waarmee zij kunnen beslissen of zij een zaak van ongelijke beloning aan de rechter willen voorleggen of aan de Commissie gelijke behandeling. De PvdA vraagt of de regering dit systeem ook in Nederland gaat invoeren, en zo ja, wanneer? Kort na verzending van de Tweede Voortgangsbrief gelijke beloning is op 8 juli in het Verenigd Koninkrijk de "Employment Act"goedgekeurd die een breed terrein van het arbeidsrecht bestrijkt onder meer conflictoplossing tussen werkgevers en werknemers. Een onderdeel hiervan is de aanpassing




---

van de Wet gelijk loon van 1970, waarin wordt voorzien in vragenlijsten met betrekking tot gelijk loon zaken.
De klager/klaagster kan ter ondersteuning van het indienen van een loonvordering gebruik maken van een vragenlijst. De vragenlijsten moeten overigens nog ontwikkeld worden. Bedoeling is dat de werkgever (of een ander die de vragen kan beantwoorden, bijvoorbeeld een personeelsfunctionaris) vervolgens reageert op de ingevulde vragenlijst. De reacties op de vragenlijst zullen toelaatbaar zijn als bewijsmateriaal in gelijkloonprocedures. Doel van het wetsvoorstel is de looptijd van procedures te bekorten. Het Verenigd Koninkrijk hoopt dat op deze manier, door werkgever en werknemer al voorwerk te laten verrichten, de procedure sneller te kunnen laten verlopen.
Het Engelse systeem moet nog gaan werken in de praktijk. Ik vind het verstandig in ieder geval eerst de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk af te wachten, alvorens een beslissing over eventuele implementatie in Nederland. Een kanttekening wil ik wel vast plaatsen. Voor werknemers zal het lastig zijn om allerlei gegevens te achterhalen. De Commissie gelijke behandeling, die bij gelijkloonklachten een loononderzoek kan instellen, heeft specialisten in dienst die weten hoe bepaalde gegevens te achterhalen en te interpreteren. Bovendien zijn werkgevers verplicht de Commissie op haar verzoek, van informatie te voorzien. De SP heeft gevraagd of de staatssecretaris voorstander is van een derde emancipatiegolf. Eigenlijk is de derde golf allang begonnen. Thema's als betere voorzieningen voor dagindeling (aansluiten van voorzieningen voor werk, zorg en vrije tijd) worden opgepakt door allerlei instanties, nieuwe groepen, zoals jonge allochtone vrouwen, vrouwelijke ondernemers en vrouwen op Internet geven ieder op hun eigen wijze handen en voeten aan emancipatie.
De SP heeft gevraagd of de staatssecretaris bereid is een inhaalslag te maken op het gebied van pensioenen en of hij voorstander is van de totstandkoming van een sociaal pensioenfonds met name voor mensen met een flexbaan. Voor wat betreft de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in pensioenregelingen is met de Wet van 21 december 2000, houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen, (Stb. 625)) in mijn ogen een grote stap gemaakt voor wat betreft de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in pensioenregelingen. Met deze wet gaat Nederland ook verder dan hetgeen Europese wet- en regelgeving voorschrijven. Voor wat betreft de terugdringing van het aantal werknemers (waaronder flexwerkers) zonder pensioenvoorziening (de zogenoemde witte vlek), verwijs ik naar hetgeen daarover in paragraaf 3 van de Hoofdlijnennotitie nieuwe Pensioenwet (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 294, nr. 1) is vermeld over de algemene werking en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en sociale partners.
Voorts vraagt de SP of de staatssecretaris voorstander is van het behoud van de ID-banen. Nog voor de begrotingsbehandeling van SZW zal staatssecretaris Rutte u schriftelijk informeren over de inzet van het kabinet als het gaat om gesubsidieerde arbeid en het bevorderen van doorstroom naar reguliere arbeid van het zittende bestand ID- en WIW- werknemers.
Wat is de reactie van de staatssecretaris op het onderzoek van het Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies (AIAS)? Kunnen de daarin geconstateerde verschillen in beloning, gecorrigeerd en ongecorrigeerd worden verklaard? Beide onderzoeken -dat van de Arbeidsinspectie en dat van het AIAS - zijn gebaseerd op steekproeven. De opzet van de




---

twee steekproeven verschilt op een aantal punten echter wezenlijk van elkaar. Dit verschil in opzet heeft een directe weerslag op de resultaten (te weten de hoogte van de beloningsverschillen) van de twee onderzoeken, waardoor de beloningsverschillen die resulteren uit de twee onderzoeken niet gelijk zijn aan elkaar. De belangrijkste verschillen in de opzet van de steekproeven zijn:

* Er is een groot verschil in de manier van steekproeftrekking en de grootte van de twee steekproeven. Het onderzoek van de Arbeidsinspectie is gebaseerd op gegevens uit loonadministraties van werkgevers en kent een respons gebaseerd op 136.500 werknemers.De resultaten uit de Loonwijzer waar het AIAS over heeft gerapporteerd, betreft circa 16.500 respondenten. De Loonwijzer-enquête wordt via het internet aangeboden. Iedereen die de website (wel of niet toevallig) bezoekt, kan hieraan deel nemen. Tevens kan eenzelfde persoon de enquête een ongelimiteerd aantal malen invullen.

* In het onderzoek van de AI worden ook banen van minder dan 12 uur per week meegenomen; in de Loonwijzer worden deze banen niet meegenomen bij het bepalen van de beloningsverschillen.

* De onderzoeken kennen een verschillend loonbegrip: het onderzoek van de AI gaat uit van bruto-uurlonen inclusief allerlei toeslagen, terwijl de Loonwijzer uitgaat bruto-uurlonen zonder toeslagen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
(Khee Liang Phoa)