Ministerie van Buitenlandse Zaken

Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

-

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Integratie Europa

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag

Datum

18 november 2002

Auteur

M.Th. Crucq

Kenmerk

DIE-542/02

Telefoon

070 348 48 76

Blad


1/11


Fax

070 348 40 86

Bijlage(n)


-

E-mail

die-in@minbuza.nl

Betreft

Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

C.c.

Zeer Geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).


1.
Mededeling van de Commissie getiteld: "Op weg naar een strategie ter bescherming en de instandhouding van het mariene milieu"


2.
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen.


3.
Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/68/EEG met betrekking tot de intensivering van de controles op verplaatsingen van schapen en geiten.


4.
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma (2003-2005) voor de monitoring van eEurope, verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en informatieveiligheid (MODINIS).


5.
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (ERASMUS World) (2004-2008)


6.
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: `Handel en Ontwikkeling. Hulp aan ontwikkelingslanden om de voordelen van handel te benutten'.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Mededeling bescherming mariene milieu

Titel:

Mededeling van de Commissie getiteld: "Op weg naar een strategie ter bescherming en de instandhouding van het mariene milieu"

Datum Raadsdocument: 8 oktober 2002

nr. Raadsdocument: 12815/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)539

Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. VROM, LNV BZ, DEF

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Milieu; Milieuraad.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen. De Commissie dient gevraagd te worden t.z.t. de financiële consequenties van de toekomstige voorstellen exact aan te geven.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De mededeling betreft een strategie van de Commissie voor bescherming van het mariene milieu. In dit stadium gaat het vooral om een inventariserende actie gericht op harmonisatie van bestaande activiteiten in fora die op het gebied van mariene bescherming actief zijn (t.w. de regionale zeeconventies zoals o.a. OSPAR, HELCOM en de Barcelona-conventie). De mededeling beoogt de complexiteit van de situatie te beschrijven en een basis te leggen waarop een thematische strategie kan worden ontwikkeld.

De periode tot 2004 zal met name benut worden om een thematische strategie voor de bescherming en het duurzaam gebruik van het mariene milieu te omschrijven en te ontwikkelen. Een voorgesteld tijdschema van maatregelen ter uitvoering van de strategie zal doorlopen tot 2010.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)

Comitologie: n.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief voor zover het harmonisatie en coördinatie betreft.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft altijd actief geparticipeerd in regionale en mondiale overlegfora die zich bezig houden met de bescherming van het mariene milieu. Nederland vindt het belangrijk dat bij de ontwikkeling van deze nieuwe strategie vanuit de Europese Commissie goed wordt gekeken naar de toegevoegde waarde. Resultaten die in andere gremia reeds zijn behaald moeten door de Europese Mariene Strategie (EMS) worden overgenomen teneinde dubbelwerk te voorkomen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Vooralsnog niet voorzien.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t., het betreft een mededeling die het EP ter informatie is toegegaan.

Fiche 2: Verordening haaienvinnen

Titel

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen.

Datum Raadsdocument: 26 augustus 2002

nr. Raadsdocument: 11547/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)449 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VROM

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep visserij intern, Coreper, Landbouw- en Visserijraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Ter bescherming van haaien en aanverwante soorten (taxon Elasmobranchii) wordt voorgesteld het afsnijden van vinnen en overboord gooien van de resten van de dieren te verbieden. Dit geldt voor alle vaartuigen in EU-wateren en EU-vaartuigen in wateren van derde landen. Alleen vaartuigen in het bezit van een speciale vergunning wordt het toegestaan haaienvinnen aan te landen, mits ook de rest van het karkas wordt aangeland. Controle gebeurt op basis van een gewichtsverhouding van 5% tussen de vinnen en de haaienkarkassen (niet op basis van aantallen).

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 37 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming)

Comitologie: geen

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

N.v.t., het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de EG.

Nederlandse belangen:

Door Nederlandse vaartuigen worden alleen hele haaien aangevoerd. Het huidige voorstel is van belang vanuit het standpunt van soortbescherming, omdat het bijvangsten van haaien minder aantrekkelijk maakt. Nederland heeft altijd voor bescherming van haaiensoorten gepleit.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging

Fiche 3: Richtlijn verplaatsingen schapen en geiten

Titel:

Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/68/EEG met betrekking tot de intensivering van de controles op verplaatsingen van schapen en geiten.

Datum Raadsdocument: 16 september 2002

nr. Raadsdocument: 12042/02

nr. Commissiedocument: COM(2002)504 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep veterinaire experts (diergezondheid), Coreper, Landbouw- en Visserijraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Deze wijziging is de implementatie van de tijdelijke Beschikking 2001/327 die naar aanleiding van de mond- en klauwzeer crisis is als bestrijdingsmaatregel is opgesteld. De betreffende regelgeving is dus al van kracht.


-
Het verzamelen van schapen en geiten wordt beperkt. Het aantal verzamelplaatsen dat een schaap aan mag doen wordt, beperkt tot één in geval van slachtschapen en twee in geval van fokdieren.


-
Voor de afvoer van schapen en geiten van bedrijven wordt een quarantaine periode ingesteld (na de aanvoer van schapen of geiten op een bedrijf mag dit bedrijf 21 dagen lang geen schapen of geiten afvoeren). Verder moeten de dieren ten minste 30 dagen op het bedrijf van afvoer hebben verbleven.

Het doel van het voorstel is om de verspreiding van besmettelijke dierziekten zoals mond- en klauwzeer via het handelsverkeer in schapen en geiten te voorkomen.

Rechtsbasis van het voorstel:

art. 37 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvomring)

Comitologie: geen

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

N.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.

Nederlandse belangen:


1.
Bescherming Nederlandse diergezondheidsstatus: Met behulp van het huidige voorstel wordt de kans op verspreiding van een besmettelijke dierziekte door het handelsverkeer in schapen en geiten geminimaliseerd. Ook het risico dat Nederland op deze manier een dierziekte binnenhaalt wordt daardoor kleiner.


2.
Export: Aangezien de huidige regelgeving (door middel van de eerder genoemde tijdelijke bestrijdings beschikking) al van kracht is, heeft dit voorstel geen implicaties voor de export van Nederland.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging

Fiche 4: Beschikking MODINIS

Titel:

Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een meerjarenprogramma (2003-2005) voor de monitoring van eEurope, verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en informatieveiligheid (MODINIS)

Datum Raadsdocument: 31 juli 2002

nr. Raadsdocument: 11436/02 Telecom 3

nr. Commissiedocument: COM(2002)425 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ i.o.m. FIN

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Diensten van de Informatiemaatschappij, Transport- Telecom- en EnergieRaad


7) Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
ongeveer M¤ 8,4 per jaar (totaal is M¤ 25 voor 2003 t/m 2005)

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie stelt een driejarig financieel programma (M¤ 25) ter ondersteuning van de nationale inspanningen die zijn gericht op de omvorming van Europa in een kenniseconomie. Dit programma is de opvolger van het huidige PROMISE programma dat eind 2002 afloopt en is de belangrijkste financieringsbron voor het proces rondom de implementatie van het eEurope Actieplan 2005. De doelstelling van dit actieplan is het bevorderen van de ontwikkeling en het gebruik van nieuwe elektronische diensten (e-overheid, e-gezondheidszorg, e-leren en e-business). Hiervoor is het noodzakelijk dat de aanleg van snelle en veilige informatie- en communicatienetwerken wordt bespoedigd.

Om deze doelstellingen te bereiken dient een gunstig klimaat te worden geschapen voor particuliere investeerders en voor de aanpassing van de industrie aan de kenniseconomie. Voor de financiering van de inhoudelijke acties van het actieplan stelt de Commissie voor om reeds bestaande stimuleringsprogramma's (zoals eContent, eTen, IDA en KP 6), al of niet in aangepaste vorm, in te zetten.

Het MODINIS-programma kent de volgende doelstellingen:


1.
monitoren prestaties lidstaten d.m.v. benchmarking: de benchmarking eEurope bestaat uit 3 stadia t.w. definitie van de indicatoren, meting en analyse en beleidsontwikkeling. Dankzij benchmarking kunnen de lidstaten beoordelen of de door hen in het kader van het actieplan eEurope ontplooide nationale initiatieven resultaten opleveren die vergelijkbaar zijn met die van andere lidstaten en of zij ten volle profijt trekken uit de technologie. Momenteel wordt besluitvorming voorbereid over de benchmark methode en een lijst van indicatoren (waarschijnlijk 15), waarmee de benchmark van eEurope 2005 zal worden gevuld. Begin 2004 komt de Commissie met een tussenrapport over de benchmarking-actie in het kader van. eEurope Actieplan 2005.


2.
analyseren van goede praktijken en uitwisselen van ervaringen: op alle gebieden van eEurope 2005 worden commerciële en overheidstoepassingen ontwikkeld, lopen er ondersteunende programma's en worden experimentele toepassingen getest. Deze activiteiten vormen een rijke bron van kennis en expertise, waarop eEurope 2005 wil voortbouwen. Er zullen niet alleen goede praktijken worden geïdentificeerd en benut, maar ze zullen verder worden ontwikkeld om als showcase gebruikt te worden, hetgeen van groot belang zal zijn voor het bereiken van de eEurope doelstellingen.


3.
analyseren van economische en maatschappelijke consequenties van de informatiemaatschappij: de verwachting is dat als het eEurope Actieplan 2005 met succes wordt uitgevoerd, dat aanzienlijke gevolgen zal hebben voor groei, productiviteit, werkgelegenheid en sociale cohesie in Europa.


4.
verhoging van netwerk- en informatieveiligheid (met het oog op voorbereiding activiteiten van het Informatieveiligheidsagentschap) en uitbouwen breedbandtoegang: in twee resoluties, resp. uit 2001 en 2002 m.b.t. netwerk- en informatieveiligheid, heeft de Raad instemming betuigd met het plan van de Commissie om met een voorstel te komen voor de oprichting van een task force Internetveiligheid.

Om deze doelstellingen te halen worden studies gedaan, workshops en conferenties georganiseerd en een zgn. Informatiemaatschappij Forum opgezet met experts.

Doelstelling 4) is als enige inhoudelijke doelstelling een vreemde eend in de bijt. Het is in het MODINIS-programma terecht gekomen omdat de Commissie budget moest vinden voor de voorbereidingswerkzaamheden i.v.m. een informatie- en waarschuwingssysteem op het gebied van netwerk- en informatieveiligheid.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 157, lid 3 EG-verdrag (besluitvorming bij unanimiteit)

Comitologie:

T.b.v. de uitvoering van MODINIS wordt voorgesteld om een beheerscomité conform het PROMISE-programma in te stellen.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: positief. Omdat de Commissie een goed overzicht heeft van alle eEurope activiteiten is het effectiever en efficiënter dat de benchmarking in EU-verband plaatsvindt dan dat de lidstaten zelf deze taken op zich nemen.

Proportionaliteit: Positief. De verschillende activiteiten die vanuit MODINIS worden ondernomen zijn specifiek gericht op het monitoren van de voortgang van eEurope. Deze activiteiten zijn niet zwaarder dan nodig om de doelstellingen van MODINIS te behalen.

Deregulering: n.v.t.

Nederlandse belangen:

De informatiemaatschappij in het algemeen, en meer specifiek informatie- en netwerkveiligheid en breedband, zijn belangrijke onderwerpen van en voor Nederland. Nederland wil voorop lopen in Europa op het gebied van ICT (zie de notitie De Digitale Delta: "eEurope voorbij" uit 2000). De informatiemaatschappij heeft een groot onbenut potentieel voor de verhoging van de productiviteit en de kwaliteit van het bestaan. Nieuwe diensten, toepassingen en inhoud zullen leiden tot het ontstaan van nieuwe markten en bieden een middel om de productiviteit te verhogen, waardoor groei en werkgelegenheid voor de hele economie in het verschiet liggen. Het eEurope Actieplan 2005 geeft een stimulans aan de Nederlandse ambitie om tot de Europese ICT-koplopers te behoren. Het is van essentieel belang dat via het MODINIS programma de instrumenten worden gefinancierd om de uitvoering van het actieplan te bevorderen. Zo zijn het benchmarken en uitwisselen van goede praktijken/ervaringen belangrijke hulpmiddelen voor Nederland om de uitvoering van eEurope 2005 en de nationale ICT-agenda te realiseren. Meer algemeen: voor NL ligt het eEurope plan 2005 in het verlengde van bestaand beleid en kan als agendazetting voor de komende periode worden gezien. Het plan zal input leveren voor een mogelijke heroriëntatie van het nationaal ICT-beleid, dat naar verwachting begin 2003 zal verschijnen.

EZ is verantwoordelijk voor het ICT-beleid in het algemeen. Daarnaast dient er ook aandacht te zijn voor de belangen en rol van het bedrijfsleven bij het onderwerp. Het bedrijfsleven zal dan ook worden betrokken bij de werkzaamheden van de high level eEurope Stuurgroep die de Commissie zal instellen met o.a. het doel de voortgang van de implementatie van eEurope te monitoren. Deze stuurgroep zal ook vanuit MODINIS worden gefinancierd.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging

Fiche 5: Besluit Erasmus

Titel:

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door middel van samenwerking met derde landen (ERASMUS World) (2004-2008)

Datum Raadsdocument: 24 juli 2002

Nummer Raadsdocument: 11274/02

Nummer Commissiedocument: COM(2002)401 def

Eerst verantwoordelijke ministerie: OCW i.o.m. FIN, BZ, VWS

Behandelingstraject in Brussel:

Onderwijscomité, Coreper, Onderwijs-, Jeugd-, en CultuurRaad. Eerste besluitvorming is voorzien onder het Griekse voorzitterschap.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

2004

2005

2006

2007

2008

M¤ 6.0

M¤ 15.3

M¤ 27.3

M¤ 57.2

M¤ 92.2

Voor de periode 2004- 2008 komt dit neer op een totaalbudget van M¤ 200. De kans dat de (nu al kleine) marge onder de FP van categorie 3 van de EU-begroting hierdoor wordt aangetast is niet ondenkbeeldig

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Met het voorstel wil de Commissie de kwaliteit van het Hoger Onderwijs (HO) in de EU verbeteren en de samenwerking in de EU tussen HO-instellingen onderling en met derde landen, versterken: Burgers in Europa zullen daardoor volgens de Commissie een betere voorbereiding krijgen op een bestaan in een geglobaliseerde kennismaatschappij; de positie van Europa als Centre of Excellence op het gebied van het HO wordt daarmee volgens de Commissie veilig gesteld en het Europese HO wordt daarmee voor de gehele wereld aantrekkelijker. Bovendien draagt het voorstel bij aan een versterking van het onderlinge begrip tussen culturen en daardoor indirect aan de vrede en veiligheid in de wereld.

Specifieke doelstellingen zijn o.a.:


-
het tot stand komen van een duidelijk eigen HO-onderwijsaanbod in de vorm van zelfstandige EU-masteropleidingen, dat zowel binnen als de buiten de EU aantrekkingskracht uitoefent;


-
Betere mogelijkheden voor hoogopgeleide afgestudeerden en academici uit de hele wereld om Europese kwalificaties te verwerven en Europa-ervaring op te doen;


-
Meer structurele vormen van samenwerking tussen instellingen in de EU en instellingen in derde landen en een grotere mobiliteit vanuit de EU in het kader van de Europese studieprogramma's.

Voorgestelde instrumenten zijn o.a.:


-
het instellen van EU-masteropleidingen: elk voorstel voor een EU-masteropleiding moet gedaan worden door minstens 3 HO-instellingen uit minstens 3 lidstaten, kandidaat-lidstaten en/of EER-landen. Als het programma volledig werkt (in 2008) gaat het om 90 masteropleidingen per jaar;


-
bij deze EU-masteropleidingen zullen studenten uit derde landen (buiten de EU, kandidaat-lidstaten en EER-landen) die al een eerste universitaire graad hebben behaald (bachelors), hun masteropleiding kunnen volgen. De EU stelt hiervoor kostendekkende beurzen ter beschikking (maximaal voor 20 maanden). Als het programma volledig werkt (in 2008) wordt aan circa 2200 studenten per jaar gedacht;


-
er kunnen ook projecten worden ingediend om een structurele samenwerking (partnerships) te ontwikkelen tussen deze EU-masteropleidingen enerzijds en masteropleidingen in derde landen anderzijds. Deze samenwerking dient masteropleidingen van gelijk niveau te betreffen. Te denken valt aan instellingen in de VS, Latijns Amerika, Japan e.d. In dat kader kunnen ook studenten, docenten, mensen die ICT-opleidingen ontwikkelen en academici worden uitgewisseld. Er wordt gedacht om in 2008 30 partnership projecten goed te keuren met 1350 uitgaande studenten.

Rechtsbasis voor het voorstel:

artikel 149 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming)

Comitologie:

Bij de uitvoering wordt de Commissie bijgestaan door een comité volgens artikel 4 en 7 van besluit 1999/468/EG .

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: Het voorstel vloeit voort uit de Lissabondoelstellingen: door een stelsel van Europese Masteropleidingen op te zetten wordt het Europese HO aantrekkelijker voor de rest van de wereld. Bovendien mag worden verwacht dat het bijdraagt aan verbetering van de kwaliteit van het HO in Europa. Op nationaal niveau kennen diverse lidstaten, waaronder Nederland, ook al programma's om studenten uit derde landen te werven. Het voorstel van de Commissie is daarop aanvullend. Wat betreft sturing: er gaan geen bevoegdheden over naar de Commissie (de stimuleringsmaatregelingen zijn beperkt in de tijd, maximaal 5 jaar), de kwaliteitsbewaking van de Europese Masteropleidingen blijft een verantwoordelijkheid van de lidstaten. Regelgeving en selectie van projecten van een dergelijk voorstel kunnen het beste op Europees niveau gebeuren. Echter, het is daarbij van belang dat bij de uitwerking van de regelgeving en selectie het comité dat de Commissie bijstaat voldoende bevoegdheden krijgt. De uitvoering van de goedgekeurde voorstellen zal op het niveau van de HO-instellingen plaatsvinden. Zij dragen daarvoor zelf de verantwoordelijkheid.

Proportionaliteit: De omvang van de voorgestelde maatregelen (bij een volgroeid programma betreft het 90 masteropleidingen en 2200 beurzen per jaar) is beperkt: het heeft geen zin een dergelijk voorstel uit te voeren met kleinere aantallen Euromasteropleidingen en beurzen. Het voorstel zou bij een geringere omvang zijn effectiviteit verliezen.

Nederlandse belangen:

Het voorstel vloeit voort uit de Lissabondoelstellingen, waar Nederland groot belang aan hecht. Het leidt tot een versterkte samenwerking tussen de Europese HO-instellingen onderling en met gelijkwaardige HO-instellingen in andere regio's van de wereld. Daarnaast is het Nederlands belang gediend bij een goede wereldwijde bekendheid van het Nederlandse HO: de kans is groot, dat studenten uit derde landen die in Nederland hun masters halen thuis een ambassadeur worden voor Nederland. Het vormt een goede aanvulling op de bestaande nationale Nederlandse programma's. Nederland apart is een kleine speler op de wereldmarkt van `het opleiden van buitenlandse studenten'. Verwacht mag worden dat Nederlandse HO-instellingen in ruime mate zullen meedoen aan het concept van Euromasteropleidingen, zowel als penvoerder als mede-indiener van voorstellen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

De uitvoering van dit programma zal gebeuren door een door de Commissie in te stellen uitvoerend agentschap. Er zullen geen nationale agentschappen worden opgericht. Wel zal de Commissie, in het kader van voorlichting en begeleiding van dit programma, een beroep doen op bijstand van bestaande (door de lidstaten aan te wijzen) nationale agentschappen.

Verdere afspraken w.o. zo nodig te volgen procedure en toetsen voorgenomen regelgeving:

n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie

Fiche 6: Mededeling `Handel en Ontwikkeling'

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: `Handel en Ontwikkeling. Hulp aan ontwikkelingslanden om de voordelen van handel te benutten'.

Datum Raadsdocument: 24 september 2002

nr. Raadsdocument: 12301/02 DEVGEN 127

nr. Commissiedocument: COM(2002)513 def

Eerstverantwoordelijke ministeries: BZ en EZ i.o.m. VROM, LNV

Behandelingstraject in Brussel:

Voorbereiding conclusies in Raadswerkgroep Ontwikkelingssamenwerking en Comité 133.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen, financiering vindt plaats uit reeds bestaande programma's.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Drie belangrijke conferenties die het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden, te weten de Vierde ministeriele Conferentie van de WTO in Doha, Financing for Development in Monterrey en de World Summit for Sustainable Development, hebben o.a. het belang van de relatie tussen ontwikkeling, handel en integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie onderkend. De Commissie geeft in de mededeling aan hoe zij denkt ontwikkelingslanden te kunnen helpen te profiteren van handelsliberalisatie op een manier die tevens hun ontwikkelingsdoelstellingen dient. Openstelling van markten voor handel alleen is niet genoeg om armoede te bestrijden. De mate waarin handel bijdraagt aan ontwikkeling is ook afhankelijk van beleid op andere terreinen.

Handelshervormingen moeten deel uitmaken van een bredere strategie voor armoedebestrijding, opgesteld door het ontvangende land zelf. Hieraan ligt een combinatie van beter binnenlands beleid en additionele buitenlandse hulp ten grondslag. De Commissie wil zich met name richten op het verlenen van technische assistentie en op hulp met het opzetten van de benodigde (institutionele) infrastructuur.

Deze mededeling is een logische uitwerking van de algemene beleidsverklaring over het Europese ontwikkelingsbeleid van november 2000. Hierin is vastgelegd dat integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie een van de zes prioritaire sectoren van dat beleid is.

Rechtsbasis van het voorstel :n.v.t. (mededeling)

Comitologie: n.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Het beleid van de Commissie op het gebied van Handel en Ontwikkeling heeft een toegevoegde waarde om twee redenen. Allereerst heeft de Europese Gemeenschap exclusieve bevoegdheid op een groot deel van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Dat betekent dat de Commissie een grote rol heeft bij het bepalen van het beleid op dit terrein. Ten tweede is handel en integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie één van de zes prioritaire sectoren van het Europees ontwikkelingsbeleid.

Nederlandse belangen:

Nederland hecht veel belang aan het onderwerp Handel en Ontwikkeling. Wanneer het gaat om handel is de uitdaging tweeledig: het internationale handelssysteem zou meer ontwikkelingsgericht moeten zijn en het ontwikkelingsproces zou zich meer moeten richten op het gebruiken van handelskansen voor ontwikkeling.

Er moet dan een goede balans zijn tussen inspanningen van ontwikkelingslanden om met hulp van donoren te participeren in het WTO-stelsel en een inzet van de ontwikkelde landen voor ontwikkelingsgerichte markttoegangsafspraken en WTO-regels in de Doha-ronde.

Wanneer Nederland deze doelstellingen wil realiseren is een krachtige inzet van de Commissie onontbeerlijk.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Geen. Het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is toegegaan.

De afkorting MODINIS is afgeleid van het engelse "Monitoring of eEurope, dissemination of good practices and the improvement of network and information security".