Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
-
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
18 november 2002
Auteur
M.Th. Crucq
Kenmerk
DIE-542/02
Telefoon
070 348 48 76
Blad
1/11
Fax
070 348 40 86
Bijlage(n)
-
E-mail
die-in@minbuza.nl
Betreft
Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Zeer Geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zes
fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep
Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
1.
Mededeling van de Commissie getiteld: "Op weg naar een strategie ter
bescherming en de instandhouding van het mariene milieu"
2.
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het afsnijden
van haaienvinnen aan boord van vaartuigen.
3.
Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/68/EEG met
betrekking tot de intensivering van de controles op verplaatsingen van
schapen en geiten.
4.
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een
meerjarenprogramma (2003-2005) voor de monitoring van eEurope,
verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en
informatieveiligheid (MODINIS).
5.
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot
invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het
hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door
middel van samenwerking met derde landen (ERASMUS World) (2004-2008)
6.
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement:
`Handel en Ontwikkeling. Hulp aan ontwikkelingslanden om de voordelen
van handel te benutten'.
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Mededeling bescherming mariene milieu
Titel:
Mededeling van de Commissie getiteld: "Op weg naar een strategie ter
bescherming en de instandhouding van het mariene milieu"
Datum Raadsdocument: 8 oktober 2002
nr. Raadsdocument: 12815/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)539
Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. VROM, LNV BZ, DEF
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Milieu; Milieuraad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Geen. De Commissie dient gevraagd te worden t.z.t. de financiële consequenties van de toekomstige voorstellen exact aan te geven.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling betreft een strategie van de Commissie voor bescherming
van het mariene milieu. In dit stadium gaat het vooral om een
inventariserende actie gericht op harmonisatie van bestaande
activiteiten in fora die op het gebied van mariene bescherming actief
zijn (t.w. de regionale zeeconventies zoals o.a. OSPAR, HELCOM en de
Barcelona-conventie). De mededeling beoogt de complexiteit van de
situatie te beschrijven en een basis te leggen waarop een thematische
strategie kan worden ontwikkeld.
De periode tot 2004 zal met name benut worden om een thematische
strategie voor de bescherming en het duurzaam gebruik van het mariene
milieu te omschrijven en te ontwikkelen. Een voorgesteld tijdschema
van maatregelen ter uitvoering van de strategie zal doorlopen tot
2010.
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief voor zover het harmonisatie en coördinatie betreft.
Nederlandse belangen:
Nederland heeft altijd actief geparticipeerd in regionale en mondiale
overlegfora die zich bezig houden met de bescherming van het mariene
milieu. Nederland vindt het belangrijk dat bij de ontwikkeling van
deze nieuwe strategie vanuit de Europese Commissie goed wordt gekeken
naar de toegevoegde waarde. Resultaten die in andere gremia reeds zijn
behaald moeten door de Europese Mariene Strategie (EMS) worden
overgenomen teneinde dubbelwerk te voorkomen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Vooralsnog niet voorzien.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
N.v.t., het betreft een mededeling die het EP ter informatie is
toegegaan.
Fiche 2: Verordening haaienvinnen
Titel
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het afsnijden
van haaienvinnen aan boord van vaartuigen.
Datum Raadsdocument: 26 augustus 2002
nr. Raadsdocument: 11547/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)449 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. VROM
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep visserij intern, Coreper, Landbouw- en Visserijraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Ter bescherming van haaien en aanverwante soorten (taxon
Elasmobranchii) wordt voorgesteld het afsnijden van vinnen en
overboord gooien van de resten van de dieren te verbieden. Dit geldt
voor alle vaartuigen in EU-wateren en EU-vaartuigen in wateren van
derde landen. Alleen vaartuigen in het bezit van een speciale
vergunning wordt het toegestaan haaienvinnen aan te landen, mits ook
de rest van het karkas wordt aangeland. Controle gebeurt op basis van
een gewichtsverhouding van 5% tussen de vinnen en de haaienkarkassen
(niet op basis van aantallen).
Rechtsbasis van het voorstel: Art. 37 EG-verdrag (gekwalificeerde
meerderheidsbesluitvorming)
Comitologie: geen
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
N.v.t., het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve
bevoegdheid van de EG.
Nederlandse belangen:
Door Nederlandse vaartuigen worden alleen hele haaien aangevoerd. Het
huidige voorstel is van belang vanuit het standpunt van
soortbescherming, omdat het bijvangsten van haaien minder
aantrekkelijk maakt. Nederland heeft altijd voor bescherming van
haaiensoorten gepleit.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging
Fiche 3: Richtlijn verplaatsingen schapen en geiten
Titel:
Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/68/EEG met
betrekking tot de intensivering van de controles op verplaatsingen van
schapen en geiten.
Datum Raadsdocument: 16 september 2002
nr. Raadsdocument: 12042/02
nr. Commissiedocument: COM(2002)504 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep veterinaire experts (diergezondheid), Coreper,
Landbouw- en Visserijraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Deze wijziging is de implementatie van de tijdelijke Beschikking
2001/327 die naar aanleiding van de mond- en klauwzeer crisis is als
bestrijdingsmaatregel is opgesteld. De betreffende regelgeving is dus
al van kracht.
-
Het verzamelen van schapen en geiten wordt beperkt. Het aantal
verzamelplaatsen dat een schaap aan mag doen wordt, beperkt tot één in
geval van slachtschapen en twee in geval van fokdieren.
-
Voor de afvoer van schapen en geiten van bedrijven wordt een
quarantaine periode ingesteld (na de aanvoer van schapen of geiten op
een bedrijf mag dit bedrijf 21 dagen lang geen schapen of geiten
afvoeren). Verder moeten de dieren ten minste 30 dagen op het bedrijf
van afvoer hebben verbleven.
Het doel van het voorstel is om de verspreiding van besmettelijke
dierziekten zoals mond- en klauwzeer via het handelsverkeer in schapen
en geiten te voorkomen.
Rechtsbasis van het voorstel:
art. 37 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvomring)
Comitologie: geen
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
N.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.
Nederlandse belangen:
1.
Bescherming Nederlandse diergezondheidsstatus: Met behulp van het
huidige voorstel wordt de kans op verspreiding van een besmettelijke
dierziekte door het handelsverkeer in schapen en geiten
geminimaliseerd. Ook het risico dat Nederland op deze manier een
dierziekte binnenhaalt wordt daardoor kleiner.
2.
Export: Aangezien de huidige regelgeving (door middel van de eerder
genoemde tijdelijke bestrijdings beschikking) al van kracht is, heeft
dit voorstel geen implicaties voor de export van Nederland.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging
Fiche 4: Beschikking MODINIS
Titel:
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een
meerjarenprogramma (2003-2005) voor de monitoring van eEurope,
verspreiding van goede praktijken en de verbetering van de netwerk- en
informatieveiligheid (MODINIS)
Datum Raadsdocument: 31 juli 2002
nr. Raadsdocument: 11436/02 Telecom 3
nr. Commissiedocument: COM(2002)425 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: EZ i.o.m. FIN
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Diensten van de Informatiemaatschappij, Transport-
Telecom- en EnergieRaad
7) Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
ongeveer M¤ 8,4 per jaar (totaal is M¤ 25 voor 2003
t/m 2005)
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie stelt een driejarig financieel programma (M¤ 25)
ter ondersteuning van de nationale inspanningen die zijn gericht op de
omvorming van Europa in een kenniseconomie. Dit programma is de
opvolger van het huidige PROMISE programma dat eind 2002 afloopt en is
de belangrijkste financieringsbron voor het proces rondom de
implementatie van het eEurope Actieplan 2005. De doelstelling van dit
actieplan is het bevorderen van de ontwikkeling en het gebruik van
nieuwe elektronische diensten (e-overheid, e-gezondheidszorg, e-leren
en e-business). Hiervoor is het noodzakelijk dat de aanleg van snelle
en veilige informatie- en communicatienetwerken wordt bespoedigd.
Om deze doelstellingen te bereiken dient een gunstig klimaat te worden
geschapen voor particuliere investeerders en voor de aanpassing van de
industrie aan de kenniseconomie. Voor de financiering van de
inhoudelijke acties van het actieplan stelt de Commissie voor om reeds
bestaande stimuleringsprogramma's (zoals eContent, eTen, IDA en KP 6),
al of niet in aangepaste vorm, in te zetten.
Het MODINIS-programma kent de volgende doelstellingen:
1.
monitoren prestaties lidstaten d.m.v. benchmarking: de benchmarking
eEurope bestaat uit 3 stadia t.w. definitie van de indicatoren,
meting en analyse en beleidsontwikkeling. Dankzij benchmarking kunnen
de lidstaten beoordelen of de door hen in het kader van het actieplan
eEurope ontplooide nationale initiatieven resultaten opleveren die
vergelijkbaar zijn met die van andere lidstaten en of zij ten volle
profijt trekken uit de technologie. Momenteel wordt besluitvorming
voorbereid over de benchmark methode en een lijst van indicatoren
(waarschijnlijk 15), waarmee de benchmark van eEurope 2005 zal worden
gevuld. Begin 2004 komt de Commissie met een tussenrapport over de
benchmarking-actie in het kader van. eEurope Actieplan 2005.
2.
analyseren van goede praktijken en uitwisselen van ervaringen: op alle
gebieden van eEurope 2005 worden commerciële en overheidstoepassingen
ontwikkeld, lopen er ondersteunende programma's en worden
experimentele toepassingen getest. Deze activiteiten vormen een rijke
bron van kennis en expertise, waarop eEurope 2005 wil voortbouwen. Er
zullen niet alleen goede praktijken worden geïdentificeerd en benut,
maar ze zullen verder worden ontwikkeld om als showcase gebruikt te
worden, hetgeen van groot belang zal zijn voor het bereiken van de
eEurope doelstellingen.
3.
analyseren van economische en maatschappelijke consequenties van de
informatiemaatschappij: de verwachting is dat als het eEurope
Actieplan 2005 met succes wordt uitgevoerd, dat aanzienlijke gevolgen
zal hebben voor groei, productiviteit, werkgelegenheid en sociale
cohesie in Europa.
4.
verhoging van netwerk- en informatieveiligheid (met het oog op
voorbereiding activiteiten van het Informatieveiligheidsagentschap) en
uitbouwen breedbandtoegang: in twee resoluties, resp. uit 2001 en 2002
m.b.t. netwerk- en informatieveiligheid, heeft de Raad instemming
betuigd met het plan van de Commissie om met een voorstel te komen
voor de oprichting van een task force Internetveiligheid.
Om deze doelstellingen te halen worden studies gedaan, workshops en
conferenties georganiseerd en een zgn. Informatiemaatschappij Forum
opgezet met experts.
Doelstelling 4) is als enige inhoudelijke doelstelling een vreemde
eend in de bijt. Het is in het MODINIS-programma terecht gekomen omdat
de Commissie budget moest vinden voor de voorbereidingswerkzaamheden
i.v.m. een informatie- en waarschuwingssysteem op het gebied van
netwerk- en informatieveiligheid.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 157, lid 3 EG-verdrag
(besluitvorming bij unanimiteit)
Comitologie:
T.b.v. de uitvoering van MODINIS wordt voorgesteld om een
beheerscomité conform het PROMISE-programma in te stellen.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: positief. Omdat de Commissie een goed overzicht heeft
van alle eEurope activiteiten is het effectiever en efficiënter dat de
benchmarking in EU-verband plaatsvindt dan dat de lidstaten zelf deze
taken op zich nemen.
Proportionaliteit: Positief. De verschillende activiteiten die vanuit
MODINIS worden ondernomen zijn specifiek gericht op het monitoren van
de voortgang van eEurope. Deze activiteiten zijn niet zwaarder dan
nodig om de doelstellingen van MODINIS te behalen.
Deregulering: n.v.t.
Nederlandse belangen:
De informatiemaatschappij in het algemeen, en meer specifiek
informatie- en netwerkveiligheid en breedband, zijn belangrijke
onderwerpen van en voor Nederland. Nederland wil voorop lopen in
Europa op het gebied van ICT (zie de notitie De Digitale Delta:
"eEurope voorbij" uit 2000). De informatiemaatschappij heeft een groot
onbenut potentieel voor de verhoging van de productiviteit en de
kwaliteit van het bestaan. Nieuwe diensten, toepassingen en inhoud
zullen leiden tot het ontstaan van nieuwe markten en bieden een middel
om de productiviteit te verhogen, waardoor groei en werkgelegenheid
voor de hele economie in het verschiet liggen. Het eEurope Actieplan
2005 geeft een stimulans aan de Nederlandse ambitie om tot de Europese
ICT-koplopers te behoren. Het is van essentieel belang dat via het
MODINIS programma de instrumenten worden gefinancierd om de uitvoering
van het actieplan te bevorderen. Zo zijn het benchmarken en
uitwisselen van goede praktijken/ervaringen belangrijke hulpmiddelen
voor Nederland om de uitvoering van eEurope 2005 en de nationale
ICT-agenda te realiseren. Meer algemeen: voor NL ligt het eEurope plan
2005 in het verlengde van bestaand beleid en kan als agendazetting
voor de komende periode worden gezien. Het plan zal input leveren voor
een mogelijke heroriëntatie van het nationaal ICT-beleid, dat naar
verwachting begin 2003 zal verschijnen.
EZ is verantwoordelijk voor het ICT-beleid in het algemeen. Daarnaast
dient er ook aandacht te zijn voor de belangen en rol van het
bedrijfsleven bij het onderwerp. Het bedrijfsleven zal dan ook worden
betrokken bij de werkzaamheden van de high level eEurope Stuurgroep
die de Commissie zal instellen met o.a. het doel de voortgang van de
implementatie van eEurope te monitoren. Deze stuurgroep zal ook vanuit
MODINIS worden gefinancierd.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: raadpleging
Fiche 5: Besluit Erasmus
Titel:
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot
invoering van een programma voor de verhoging van de kwaliteit van het
hoger onderwijs en de bevordering van het intercultureel begrip door
middel van samenwerking met derde landen (ERASMUS World) (2004-2008)
Datum Raadsdocument: 24 juli 2002
Nummer Raadsdocument: 11274/02
Nummer Commissiedocument: COM(2002)401 def
Eerst verantwoordelijke ministerie: OCW i.o.m. FIN, BZ, VWS
Behandelingstraject in Brussel:
Onderwijscomité, Coreper, Onderwijs-, Jeugd-, en CultuurRaad. Eerste
besluitvorming is voorzien onder het Griekse voorzitterschap.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
2004
2005
2006
2007
2008
M¤ 6.0
M¤ 15.3
M¤ 27.3
M¤ 57.2
M¤ 92.2
Voor de periode 2004- 2008 komt dit neer op een totaalbudget van
M¤ 200. De kans dat de (nu al kleine) marge onder de FP van
categorie 3 van de EU-begroting hierdoor wordt aangetast is niet
ondenkbeeldig
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Met het voorstel wil de Commissie de kwaliteit van het Hoger Onderwijs
(HO) in de EU verbeteren en de samenwerking in de EU tussen
HO-instellingen onderling en met derde landen, versterken: Burgers in
Europa zullen daardoor volgens de Commissie een betere voorbereiding
krijgen op een bestaan in een geglobaliseerde kennismaatschappij; de
positie van Europa als Centre of Excellence op het gebied van het HO
wordt daarmee volgens de Commissie veilig gesteld en het Europese HO
wordt daarmee voor de gehele wereld aantrekkelijker. Bovendien draagt
het voorstel bij aan een versterking van het onderlinge begrip tussen
culturen en daardoor indirect aan de vrede en veiligheid in de wereld.
Specifieke doelstellingen zijn o.a.:
-
het tot stand komen van een duidelijk eigen HO-onderwijsaanbod in de
vorm van zelfstandige EU-masteropleidingen, dat zowel binnen als de
buiten de EU aantrekkingskracht uitoefent;
-
Betere mogelijkheden voor hoogopgeleide afgestudeerden en academici
uit de hele wereld om Europese kwalificaties te verwerven en
Europa-ervaring op te doen;
-
Meer structurele vormen van samenwerking tussen instellingen in de EU
en instellingen in derde landen en een grotere mobiliteit vanuit de EU
in het kader van de Europese studieprogramma's.
Voorgestelde instrumenten zijn o.a.:
-
het instellen van EU-masteropleidingen: elk voorstel voor een
EU-masteropleiding moet gedaan worden door minstens 3 HO-instellingen
uit minstens 3 lidstaten, kandidaat-lidstaten en/of EER-landen. Als
het programma volledig werkt (in 2008) gaat het om 90
masteropleidingen per jaar;
-
bij deze EU-masteropleidingen zullen studenten uit derde landen
(buiten de EU, kandidaat-lidstaten en EER-landen) die al een eerste
universitaire graad hebben behaald (bachelors), hun masteropleiding
kunnen volgen. De EU stelt hiervoor kostendekkende beurzen ter
beschikking (maximaal voor 20 maanden). Als het programma volledig
werkt (in 2008) wordt aan circa 2200 studenten per jaar gedacht;
-
er kunnen ook projecten worden ingediend om een structurele
samenwerking (partnerships) te ontwikkelen tussen deze
EU-masteropleidingen enerzijds en masteropleidingen in derde landen
anderzijds. Deze samenwerking dient masteropleidingen van gelijk
niveau te betreffen. Te denken valt aan instellingen in de VS, Latijns
Amerika, Japan e.d. In dat kader kunnen ook studenten, docenten,
mensen die ICT-opleidingen ontwikkelen en academici worden
uitgewisseld. Er wordt gedacht om in 2008 30 partnership projecten
goed te keuren met 1350 uitgaande studenten.
Rechtsbasis voor het voorstel:
artikel 149 EG-verdrag (gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming)
Comitologie:
Bij de uitvoering wordt de Commissie bijgestaan door een comité
volgens artikel 4 en 7 van besluit 1999/468/EG .
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: Het voorstel vloeit voort uit de
Lissabondoelstellingen: door een stelsel van Europese
Masteropleidingen op te zetten wordt het Europese HO aantrekkelijker
voor de rest van de wereld. Bovendien mag worden verwacht dat het
bijdraagt aan verbetering van de kwaliteit van het HO in Europa. Op
nationaal niveau kennen diverse lidstaten, waaronder Nederland, ook al
programma's om studenten uit derde landen te werven. Het voorstel van
de Commissie is daarop aanvullend. Wat betreft sturing: er gaan geen
bevoegdheden over naar de Commissie (de stimuleringsmaatregelingen
zijn beperkt in de tijd, maximaal 5 jaar), de kwaliteitsbewaking van
de Europese Masteropleidingen blijft een verantwoordelijkheid van de
lidstaten. Regelgeving en selectie van projecten van een dergelijk
voorstel kunnen het beste op Europees niveau gebeuren. Echter, het is
daarbij van belang dat bij de uitwerking van de regelgeving en
selectie het comité dat de Commissie bijstaat voldoende bevoegdheden
krijgt. De uitvoering van de goedgekeurde voorstellen zal op het
niveau van de HO-instellingen plaatsvinden. Zij dragen daarvoor zelf
de verantwoordelijkheid.
Proportionaliteit: De omvang van de voorgestelde maatregelen (bij een
volgroeid programma betreft het 90 masteropleidingen en 2200 beurzen
per jaar) is beperkt: het heeft geen zin een dergelijk voorstel uit te
voeren met kleinere aantallen Euromasteropleidingen en beurzen. Het
voorstel zou bij een geringere omvang zijn effectiviteit verliezen.
Nederlandse belangen:
Het voorstel vloeit voort uit de Lissabondoelstellingen, waar
Nederland groot belang aan hecht. Het leidt tot een versterkte
samenwerking tussen de Europese HO-instellingen onderling en met
gelijkwaardige HO-instellingen in andere regio's van de wereld.
Daarnaast is het Nederlands belang gediend bij een goede wereldwijde
bekendheid van het Nederlandse HO: de kans is groot, dat studenten uit
derde landen die in Nederland hun masters halen thuis een ambassadeur
worden voor Nederland. Het vormt een goede aanvulling op de bestaande
nationale Nederlandse programma's. Nederland apart is een kleine
speler op de wereldmarkt van `het opleiden van buitenlandse
studenten'. Verwacht mag worden dat Nederlandse HO-instellingen in
ruime mate zullen meedoen aan het concept van Euromasteropleidingen,
zowel als penvoerder als mede-indiener van voorstellen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO/VNG)
De uitvoering van dit programma zal gebeuren door een door de
Commissie in te stellen uitvoerend agentschap. Er zullen geen
nationale agentschappen worden opgericht. Wel zal de Commissie, in het
kader van voorlichting en begeleiding van dit programma, een beroep
doen op bijstand van bestaande (door de lidstaten aan te wijzen)
nationale agentschappen.
Verdere afspraken w.o. zo nodig te volgen procedure en toetsen
voorgenomen regelgeving:
n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie
Fiche 6: Mededeling `Handel en Ontwikkeling'
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement:
`Handel en Ontwikkeling. Hulp aan ontwikkelingslanden om de voordelen
van handel te benutten'.
Datum Raadsdocument: 24 september 2002
nr. Raadsdocument: 12301/02 DEVGEN 127
nr. Commissiedocument: COM(2002)513 def
Eerstverantwoordelijke ministeries: BZ en EZ i.o.m. VROM, LNV
Behandelingstraject in Brussel:
Voorbereiding conclusies in Raadswerkgroep Ontwikkelingssamenwerking
en Comité 133.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Geen, financiering vindt plaats uit reeds bestaande programma's.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Drie belangrijke conferenties die het afgelopen jaar hebben
plaatsgevonden, te weten de Vierde ministeriele Conferentie van de WTO
in Doha, Financing for Development in Monterrey en de World Summit for
Sustainable Development, hebben o.a. het belang van de relatie tussen
ontwikkeling, handel en integratie van de ontwikkelingslanden in de
wereldeconomie onderkend. De Commissie geeft in de mededeling aan hoe
zij denkt ontwikkelingslanden te kunnen helpen te profiteren van
handelsliberalisatie op een manier die tevens hun
ontwikkelingsdoelstellingen dient. Openstelling van markten voor
handel alleen is niet genoeg om armoede te bestrijden. De mate waarin
handel bijdraagt aan ontwikkeling is ook afhankelijk van beleid op
andere terreinen.
Handelshervormingen moeten deel uitmaken van een bredere strategie
voor armoedebestrijding, opgesteld door het ontvangende land zelf.
Hieraan ligt een combinatie van beter binnenlands beleid en
additionele buitenlandse hulp ten grondslag. De Commissie wil zich met
name richten op het verlenen van technische assistentie en op hulp met
het opzetten van de benodigde (institutionele) infrastructuur.
Deze mededeling is een logische uitwerking van de algemene
beleidsverklaring over het Europese ontwikkelingsbeleid van november
2000. Hierin is vastgelegd dat integratie van ontwikkelingslanden in
de wereldeconomie een van de zes prioritaire sectoren van dat beleid
is.
Rechtsbasis van het voorstel :n.v.t. (mededeling)
Comitologie: n.v.t.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het beleid van de Commissie op het gebied van Handel en
Ontwikkeling heeft een toegevoegde waarde om twee redenen. Allereerst
heeft de Europese Gemeenschap exclusieve bevoegdheid op een groot deel
van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Dat betekent dat de
Commissie een grote rol heeft bij het bepalen van het beleid op dit
terrein. Ten tweede is handel en integratie van ontwikkelingslanden in
de wereldeconomie één van de zes prioritaire sectoren van het Europees
ontwikkelingsbeleid.
Nederlandse belangen:
Nederland hecht veel belang aan het onderwerp Handel en Ontwikkeling.
Wanneer het gaat om handel is de uitdaging tweeledig: het
internationale handelssysteem zou meer ontwikkelingsgericht moeten
zijn en het ontwikkelingsproces zou zich meer moeten richten op het
gebruiken van handelskansen voor ontwikkeling.
Er moet dan een goede balans zijn tussen inspanningen van
ontwikkelingslanden om met hulp van donoren te participeren in het
WTO-stelsel en een inzet van de ontwikkelde landen voor
ontwikkelingsgerichte markttoegangsafspraken en WTO-regels in de
Doha-ronde.
Wanneer Nederland deze doelstellingen wil realiseren is een krachtige
inzet van de Commissie onontbeerlijk.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO/VNG) n.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Geen. Het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is
toegegaan.
De afkorting MODINIS is afgeleid van het engelse "Monitoring of
eEurope, dissemination of good practices and the improvement of
network and information security".