Den Haag, 18 november 2002
Vragen van het lid Timmermans (PvdA) aan de minister van Defensie over het
dodelijk ongeval met een bergingstank in Bugojno (Bosnië)
1.
Herinnert u zich mijn vragen van 10 september jl. over het dodelijk ongeval
in Bugojno en uw antwoorden van 8 november jl.?
2.
Indien het doorschrijden van een materiële hindernis met behulp van een
voertuig geen deel uitmaakt van het vastgestelde opleidingsprogramma, waarom
mag een dergelijke gevaarlijke procedure dan wel worden beoefend? Dient een
procedure die beoefend wordt, zeker indien deze zo gevaarlijk is, niet eerst
in de opleiding te worden aangeleerd? Waarom heeft dit niet plaatsgevonden?
3.
Hoeveel andere procedures worden door uitgezonden militairen beoefend zonder
dat deze eerst zijn aangeleerd, hetzij tijdens de initiële opleiding, hetzij
tijdens functiespecifieke of met een uitzending verband houdende
opleidingen? Kunt u hiervan een krijgsmachtbrede inventarisatie maken en
deze aan de Kamer doen toekomen?
4.
Waarom heeft de verantwoordelijke commandant van de fatale oefening op 8 mei
besloten de chauffeur onder pantser te laten opereren, terwijl deze
commandant als waarnemer tijdens de oefening van 30 april aanwezig was en
dus kennis droeg van de conclusie van zijn collega's dat oefenen onder
pantser te risicovol was? Dat bij rellen een chauffeur die niet onder
pantser zit kwetsbaar is, was immers ook al op 30 april bekend, maar dat
woog toen blijkbaar niet op tegen de risico's. Dit argument kan derhalve
toch niet als rechtvaardiging dienen voor het op 8 mei wel onder pantser
oefenen?
5.
Bij welke opleidingen in de krijgsmacht die te maken hebben met
geweldsbeheersing bij rellen en het bewaken van de openbare orde (ME taken)
wordt regulier geoefend met personeel te voet rond pantserwagens, waarbij de
chauffeur onder pantser zit? Indien dit bij opleidingen niet wordt geoefend,
zou het dan ook niet expliciet verboden moeten zijn om het na de opleiding
wel te doen?
6.
Waaruit bestaat precies de 'interne' opleiding die is gevolgd door
militairen die niet aan de reguliere opleiding bij het OCKmar hebben
deelgenomen? Worden deze interne opleidingen door gekwalificeerde
instructeurs gegeven, die een volledige opleiding tot CRC-instructeur hebben
gevolgd aan het OCKmar? Zo niet, welke opleiding hebben de instructeurs
gevolgd?
7.
Deelt u de mening dat het CRC optreden bij vredesoperaties aan belang
toeneemt? Zo ja, waarom is dan nog steeds geen invulling gegeven aan de
uitwerking van dit optreden, zoals aangekondigd in de Defensienota 2000? Wie
is verantwoordelijk voor de uitwerking van dit optreden? Kunt u op korte
termijn de Kamer een notitie toesturen met de uitwerking van het CRC
optreden voor de gehele krijgsmacht?
8.
Is door de verschillende krijgsmachtdelen of door de verantwoordelijken bij
de CDS de mogelijkheid onderzocht om relevante opleidingen onder te brengen
bij het Politie instituut voor openbare orde en geweldsbeheersing (PIOG),
waar immers zeer brede deskundigheid op dit gebied aanwezig is? Zo nee, bent
u bereid op korte termijn deze mogelijkheid alsnog te laten onderzoeken en
de Kamer op de hoogte te brengen van de resultaten?