Op achterstand
In 1999 gaf het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
het Trimbos-instituut opdracht om onderzoek te doen naar de kenmerken
en leefomstandigheden van zogenoemde verkommerde en verloederde mensen
en naar de redenen waarom zij achterop raken en afglijden.
Tegelijkertijd kreeg Research voor Beleid in Leiden het verzoek van
dit ministerie om de omvang van de groep verkommerde en verloederde
mensen in Nederland te bepalen en de groep te typeren aan de hand van
een beperkt aantal kenmerken. Achtergrond van beide
opdrachtverleningen was de evaluatie van de in 1994 aangenomen Wet
Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Het
ministerie vond na de evaluatie verder onderzoek naar de problemen van
verkommerde en verloederde mensen nodig.
Doel- en vraagstellingen
Het onderzoek van het Trimbos-instituut had twee doelen.
* Het krijgen van inzicht in risico-indicatoren voor verkommering en
verloedering
* Het krijgen van inzicht in kenmerken en leefomstandigheden van
verkommerde en verloederde mensen.
De vraagstellingen van het onderzoek waren als volgt.
1. Welke risico-indicatoren hangen samen met verkommering en
verloedering en wat is er bekend over het proces van
maatschappelijk afglijden?
2. Wat zijn de belangrijkste sociaaldemografische kenmerken van
verkommerde en verloederde mensen en hoe is hun
huisvestingssituatie?
3. Wat is onder deze groep de prevalentie van psychische stoornissen
en verslavingsproblemen en wat is de aard en omvang van het
middelengebruik?
4. Wat is de kwaliteit van leven van de mensen en wat zijn hun
zorgbehoeften?
5. Welke contacten hebben zij met politie en justitie?
6. Wat is hun zorggebruik?
Definitie en afbakening
In het onderzoek hanteerden wij de volgende definitie van verkommerde
en verloederde mensen.
Een diffuse groep die om wat voor reden dan ook ontoereikende zorg
krijgt en/of niet of niet voldoende in de eigen bestaansvoorwaarden
kan voorzien. Gedacht wordt aan dak- en thuislozen, zorgwekkende
zorgmijders, en zichzelf verwaarlozende, gemarginaliseerde groepen.
Deze mensen kunnen al dan niet ernstige en langdurige psychische
stoornissen en/of verslavingsproblemen of een combinatie van deze
kenmerken hebben. Het gaat bij de verkommerden en verloederden niet
alleen om de zichtbare groep op straat, maar ook om de onzichtbare
groep mensen die in hun woning een marginaal bestaan leidt.
De groep werd als volgt onderverdeeld.
* Feitelijk dakloze mensen
Globaal omschreven zijn dat hier mensen die voor hun overnachting
vooral zijn aangewezen op straat of op een kortdurend verblijf in
laagdrempelige opvangvoorzieningen of bij familie, vrienden of
kennissen.
* Residentieel dakloze mensen
Globaal omschreven zijn dat hier mensen die een min of meer
permanente verblijfplaats hebben in woonvoorzieningen en pensions
binnen en buiten de maatschappelijke opvang.
* Marginaal gehuisveste mensen
Dat zijn verkommerden en verloederden met een eigen woonruimte
(met woonbestemming) waarvoor zij huur of hypotheek betalen en
verkommerden en verloederden die (min of meer) permanent inwonen
bij familie en daar deel uitmaken van het huishouden.
De indeling van de groep naar huisvestingssituatie werd in dit
onderzoek aangevuld met een onderverdeling van de groep naar leeftijd.
* Jongeren van 16 tot en met 25 jaar
* Volwassenen van 26 tot en met 55 jaar
* Ouderen van 56 jaar en ouder
Op achterstand 1. Op achterstand
Rapport, 19-11-2002
Zie het originele bericht om (PDF) bestanden op te halen