IP/02/1706
Brussel, 19 november 2002
Beleggingsdiensten: voorgestelde nieuwe richtlijn biedt beleggers meer
bescherming en maakt het makkelijker voor beleggingsondernemingen om
in de gehele EU actief te zijn
De Europese Commissie heeft een voorstel voor een nieuwe richtlijn
betreffende beleggingsdiensten en gereglementeerde markten ingediend.
Met dit voorstel wordt beoogd de bestaande wetgeving grondig te
herzien in reactie op de verregaande structurele veranderingen die
zich de afgelopen tien jaar op de financiële markten van de EU hebben
voltrokken. Het richtlijnvoorstel voorziet in een sterkere
harmonisatie van de nationale voorschriften en brengt twee essentiële
voorwaarden tot stand voor de voltooing van de interne markt voor
financiële diensten. In de eerste plaats verschaft het voorstel de
beleggingsondernemingen een daadwerkelijk "Europees paspoort",
waardoor zij in staat zijn hun activiteiten in de gehele EU uit te
oefenen. Ten tweede zorgt het ervoor dat beleggers een hoog niveau van
bescherming genieten wanneer zij een beroep doen op
beleggingsondernemingen, waar in Europa deze zich ook mogen bevinden.
Voor het eerst wordt gepoogd een allesomvattend toezicht- en
regelgevingskader tot stand te brengen voor de georganiseerde
uitvoering van transacties van beleggers door beurzen, andere
handelssystemen en beleggingsondernemingen. Wanneer de voorgestelde
richtlijn eenmaal is aangenomen, zal zij de integriteit en
transparantie van de EU-markten in de hand werken en de concurrentie
tussen traditionele beurzen en andere handelssystemen aanwakkeren,
waardoor innovatie zal worden aangemoedigd, transactiekosten zullen
afnemen en meer gelden beschikbaar zullen komen voor investeringen,
hetgeen uiteindelijk een stimulerend effect zal hebben op de
economische groei. Het nieuwe voorstel is de vrucht van uitvoerig
overleg.
De heer Frits Bolkestein, het Commissielid dat verantwoordelijk is
voor de interne markt, heeft het volgende verklaard: "Dit voorstel
vormt een hoeksteen van het Actieplan voor financiële diensten. Indien
we een waarlijk eengemaakte markt voor financiële diensten tot stand
willen brengen met alle enorme voordelen die een dergelijke markt te
bieden heeft, dan moeten alle beleggers groot en klein probleemloos en
in het volste vertrouwen over de grenzen heen kunnen beleggen. Dat
betekent op zijn beurt dat beleggingsondernemingen in staat moeten
zijn hun werkzaamheden overal in de EU te ontplooien en daarbij onder
een toezicht staan dat, enerzijds, streng genoeg is om oplichters en
bedriegers geen kans te geven en, anderzijds, voldoende flexibel is om
actoren met een onberispelijke reputatie de hoofdbrekens te besparen
die gepaard gaan met de verplichting om aan vijftien verschillende
regelgevingen te voldoen. Bovendien moet de liquiditeit worden
verhoogd, het concurrentievermogen van de Europese markten worden
verbeterd en het beleggen en investeren in het algemeen worden
aangemoedigd door bij te dragen tot een zo efficiënt en zo goedkoop
mogelijke effectenhandel. Zulks houdt in dat de nieuwe handelsmethoden
optimaal moeten worden benut."
De voorgestelde richtlijn zal in de plaats komen van de bestaande
Richtlijn Beleggingsdiensten, die van 1993 dateert. De bestaande
richtlijn steunt vooral op wederzijdse erkenning en is in de praktijk
niet in staat gebleken om te garanderen dat beleggingsondernemingen
hun activiteiten overal in de EU kunnen uitoefenen op grond van een
vergunning van hun lidstaat van herkomst. Het voorstel zal bij het
Europees Parlement en de EU-Raad van Ministers worden ingediend voor
aanneming in het kader van de zogeheten medebeslissingsprocedure.
De structurele veranderingen die zich op de financiële markten van de
EU hebben voorgedaan, hebben de uitvaardiging van nieuwe wetgeving
inzake beleggingsdiensten onontbeerlijk gemaakt. Deze veranderingen
behelzen onder meer de toegenomen activiteit van kleine beleggers op
de financiële markten, de scherpere concurrentie tussen beurzen en
handelssystemen en de groei van grensoverschrijdende
aandelentransacties (met 20 à 25 % per jaar tussen 1996 en 2001). Als
gevolg van de steeds sterker wordende onderlinge banden tussen de
nationale financiële markten bood de richtlijn van 1993 de beleggers
geen afdoende bescherming meer en kon zij de marktefficiëntie
onvoldoende garanderen.
Even belangrijk is dat de bestaande richtlijn niet voorziet in een
effectieve rechtsgrondslag die het mogelijk maakt optimaal te
profiteren van de enorme voordelen die een geïntegreerde financiële
markt te bieden heeft. Uit recentelijk door de Europese Commissie
gepubliceerde onderzoekresultaten blijkt dat financiële integratie
over een periode van een tiental jaar kan leiden tot een extra groei
van ongeveer 1% en een toename van de totale werkgelegenheid met 0,5%
(zie IP/02/1649).
Aan het nieuwe voorstel zijn twee uitvoerige overlegrondes
voorafgegaan, waaronder een open hoorzitting te Brussel in april 2002
(zie IP/02/464 en MEMO/02/80).
Het voorstel heeft betrekking op een kaderrichtlijn en sluit zodoende
aan bij de in februari 2002 met het Europees Parlement bereikte
overeenkomst over de verbetering van de regulering van de
EU-effectenmarkten. Deze overeenkomst werd gesloten naar aanleiding
van de aanbevelingen van het Comité van wijzen onder het
voorzitterschap van de heer Alexandre Lamfalussy (zie IP/02/195). In
het richtlijnvoorstel wordt derhalve volstaan met de formulering van
de algemene verplichtingen die de autoriteiten van de lidstaten moeten
opleggen. De gedetailleerdere uitvoeringsmaatregelen zullen worden
vastgesteld door de Commissie, na raadpleging van de marktdeelnemers
en de lidstaten en rekening houdend met het advies van het Comité van
Europese effectenregelgevers (CEER).
Toepassingsgebied
In het Commissievoorstel wordt de lijst van op gereglementeerde
markten en tussen beleggingsondernemingen verhandelbare financiële
instrumenten gepreciseerd en uitgebreid. Sommige van grondstoffen
afgeleide instrumenten waarvan de afwikkeling in contanten
plaatsvindt, zijn onder het toepassingsgebied van de richtlijn
gebracht. Dit heeft tot gevolg dat ook de markten waarop deze
instrumenten worden verhandeld, onder de richtlijn vallen. Entiteiten
die niet regelmatig in dergelijke instrumenten handelen, zijn van de
toepassing van de richtlijn vrijgesteld en behoeven derhalve geen
vergunning als beleggingsonderneming te bezitten.
Het voorstel breidt het gamma beleggingsdiensten waarvoor een
vergunning is vereist uit tot beleggingsadvies en schept meer
duidelijkheid over de nevendiensten die beleggingsondernemingen kunnen
verrichten. Financiële analyse en onderzoek worden uitdrukkelijk als
nevendiensten aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat als deze diensten
in combinatie met hoofddiensten op beleggingsgebied worden verricht,
zij onder de richtlijnbepalingen inzake belangenconflicten en
gedragsregels vallen.
Er kunnen zich met name belangenconflicten voordoen wanneer
beleggingsondernemingen het doen van beleggingsaanbevelingen aan
cliënten combineren met het verrichten van diensten voor ondernemingen
die de potentiële begunstigden van dergelijke beleggingen zijn.
Verplichtingen van beleggingsondernemingen
Het richtlijnvoorstel voorziet in de actualisering en harmonisatie van
de prudentiële voorwaarden waaraan beleggingsondernemingen ten tijde
van de initiële vergunningverlening en daarna moeten voldoen. Het
scherpt de normen aan die beleggingsondernemingen in acht moeten nemen
wanneer zij voor rekening van cliënten handelen. Het voorstel:
* stelt duidelijker en preciezer gedragsregels vast;
* versterkt de verplichtingen op het gebied van de "optimale
uitvoering" van orders; er worden met andere woorden strengere
eisen gesteld om te waarborgen dat beleggingsondernemingen orders
zodanig uitvoeren dat de cliënt de meeste waar voor zijn geld
krijgt. Dit zal niet alleen resulteren in een betere bescherming
van de belangen van de cliënt, maar ook aan de marktefficiëntie
ten goede komen doordat de meest efficiënte handelsplatforms waar
de kosten voor de cliënt het laagst zijn, met meer omzet worden
beloond;
* voorziet in nieuwe regels voor de afhandeling van orders van
cliënten;
* verplicht grote handelaren en makelaars ertoe vaste bied- en
laatkoersen openbaar te maken voor een specifieke transactieomvang
in liquide aandelen (regel van de "openbaarmaking van
noteringen");
* stelt eisen aan het beheer van belangenconflicten die zich kunnen
voordoen wanneer beleggingsondernemingen orders van cliënten via
de eigen handelsportefeuille uitvoeren wanneer zij met andere
woorden effecten verkopen aan of kopen van hun cliënten;
* versterkt de verplichtingen inzake de transparantie en de
informatieverstrekking aan cliënten.
Nieuwe kansen voor beleggingsondernemingen
Het richtlijnvoorstel zal de concrete bruikbaarheid van het "Europees
paspoort" voor beleggingsondernemingen sterk verbeteren dankzij de
versterking en uitbreiding van het beginsel dat ondernemingen het
recht moeten hebben overal in de EU actief te zijn met een vergunning
en onder het toezicht van de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van
herkomst.
De voorgestelde richtlijn zal beleggingsondernemingen in staat stellen
orders van cliënten intern af te handelen. Bij "interne afhandeling"
verwerken banken en andere beleggingsinstellingen orders van cliënten
intern zonder langs een gereglementeerde markt te passeren,
bijvoorbeeld wanneer een cliënt een order heeft geplaatst om een
bepaald effect te verkopen en een andere cliënt of de bank zelf bereid
is het effect te kopen. "Interne afhandeling" is echter alleen
toegestaan in situaties waarin kan worden aangetoond dat de belangen
van de cliënt daardoor het best worden gediend.
Marktregulering
Het richtlijnvoorstel brengt een allesomvattend toezicht- en
regelgevingskader tot stand om een optimale uitvoering van
beleggerstransacties te garanderen, ongeacht waar deze transacties
plaatsvinden op gereglementeerde markten, via een nieuwe generatie van
georganiseerde handelsplatforms (die bekend staan als multilaterale
handelssystemen (Multilateral Trading Facilities MTF's) of
alternatieve handelssystemen) of buiten de beurs om.
De richtlijn stelt een aantal veiligheidsmaatregelen vast die
gereglementeerde markten en beleggingsondernemingen in acht moeten
nemen. Zij brengt een veelomvattende transparantieregeling tot stand
zodat marktdeelnemers steeds op de hoogte zijn van de recentste koop-
en verkoopvoorwaarden die op alle plaatsen van uitvoering voor een
eigen-vermogensinstrument gelden. Aldus worden marktdeelnemers in
staat gesteld de beste handelsmogelijkheden te onderkennen en van de
beste koersen te profiteren. Een dergelijk transparantie is bijgevolg
een krachtig instrument om ervoor te zorgen dat de concurrentie tussen
markten en handelsplatforms bijdraagt en geen afbreuk doet aan de
marktefficiëntie in het algemeen.
Het voorstel legt voor het eerst de voorwaarden voor het verkrijgen
van een vergunning voor de exploitatie van een gereglementeerde markt
en de aan een dergelijke markt gestelde eisen in de EU-wetgeving vast.
Tevens worden minimumvereisten vastgesteld voor de toelating van
instrumenten tot de handel.
In de praktijk zijn tal van MTF's in ruime mate vergelijkbaar met
gereglementeerde markten wat hun werking en de door hen aangeboden
diensten betreft. Het voorstel breidt de kernelementen van de regeling
voor gereglementeerde markten dan ook uit tot dergelijke systemen.
Bevoegdheden en verplichtingen van toezichthoudende autoriteiten
Wanneer er niet op de gehele interne markt vertrouwen heerst in de
doeltreffendheid en de kwaliteit van het toezicht en van de handhaving
van de regelgeving, dan kan er geen sprake zijn van een waarlijk
geïntegreerde markt voor financiële diensten die op een netwerk van
autoriteiten van de lidstaten berust.
Teneinde overal in de EU een consistent toezicht op de naleving van de
voorschriften te waarborgen, stelt het nieuwe voorstel een reeks
minimumnormen vast voor het mandaat en de bevoegdheden die aan de
nationale bevoegde autoriteiten moeten worden verleend. Het voorstel
voert tevens doeltreffende mechanismen in voor een vlotte samenwerking
bij het opsporen en vervolgen van inbreuken op de in de richtlijn
neergelegde voorschriften door middel van een aanscherping van de
verplichting van de bevoegde autoriteiten om elkaar bij te staan,
informatie uit te wisselen en gezamenlijke onderzoeken te
vergemakkelijken.
Zie ook MEMO/02/257