Ministerie van Buitenlandse Zaken

Studiedag over de toekomst van het Europese Hof en het Verdrag voor de Rechten van de Mens Openingsspeech Staatssecretaris van Europese Zaken Atzo Nicolaï

Den Haag, 22 november 2002

Dames en heren,

Europa is een kwestie van vertrouwen. Meestal kijken we er niet op die manier naar, omdat we met dat begrip in het dagelijkse politieke bedrijf niet zo veel kunnen. We willen bijvoorbeeld, als het nodig is, andere partners ongezouten kunnen zeggen waar het op staat. Maar juist onder partners die elkaar vertrouwen is het mogelijk om elkaar recht in de ogen te kijken en, als het moet, scherp te bekritiseren. Denk aan de procedure die de Europese Unie nu tegen lidstaten instelt die te grote tekorten op hun begroting hebben. Of aan de pittige beleidsvergelijkingen die we, ook in de Unie, doen op het gebied van innovatie - waardoor duidelijk wordt welke lidstaten achterblijven. Denk ook aan de Menselijke Dimensie van de OVSE, waarbinnen alle Europese landen zich openstellen voor kritiek. Het hoort allemaal bij de zelf-kritische houding die we in Europa in de loop der eeuwen hebben ontwikkeld.

We stellen ons open, op basis van een basaal vertrouwen in de wederkerigheid ervan. Een kwetsbare houding die ons sterker maakt.Die gedachte ligt bij uitstek ook ten grondslag aan een instelling als het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De Europese landen hebben het 'EVRM' ondertekend in de verwachting dat de andere deelnemende staten de bevoegdheden ervan onderkennen en de uitspraken ervan uitvoeren. We baseren onze handelingen dus op rechtsregels en afspraken.

Kortom, Europa bestaat uit wat Francis Fukuyama noemt: 'high-trust societies'.Maar vertrouwen hebben betekent niet dat we onze alertheid kunnen laten varen. Het is zeker geen blind vertrouwen.Dat geldt meer dan ooit in het huidige tijdsgewricht. Er zijn momenteel twee grote uitdagingen die ons op de proef stellen: terrorisme en schaalvergroting.

Terrorisme is een bewust gewelddadige afwijzing van het vertrouwen dat ik zojuist noemde. De omvang en reikwijdte ervan werpt een ander licht op de mensenrechten.Want we zijn er lang van uitgegaan dat een samenleving die de universele mensenrechten uitdraagt, in wezen wereldwijd aan ieder mens een sociaal contract aanbiedt wat in dank wordt aanvaard. Maar de terrorist slaat ons dat contract op een niets-ontziende manier uit handen.Voor ons is het dan de kunst, om enerzijds dat contract niet tot dode letter te verklaren, maar om anderzijds onze samenleving - die is gebouwd op vertrouwen - wel effectief te beschermen. Bijvoorbeeld door ons ervan bewust te zijn dat de westerse reflex tot het zoeken naar compromissen alleen zin heeft in een vertrouwensrelatie.

Eerder dit jaar boog het Comité van Ministers van de Raad van Europa zich over de spanning tussen mensenrechten en terrorismebestrijding. Alom is nu het besef doorgedrongen, dat terrorisme zèlf een aantasting van het ongestoord genot van de mensenrechten betekent. En dat we daar dus, met inachtneming van onze beginselen, doortastend tegen moeten optreden. Albert Einstein noemde zichzelf een 'militant pacifist'. Dat is de houding die ons in dit geval ook kenmerkt - juist omdat we met onze waarden niet willen laten sollen.

Het Hof heeft het belang van de strijd tegen terrorisme en het recht van democratische samenlevingen om zich tegen terreur te beschermen en te verdedigen, onderkend. Onlangs nog, naar aanleiding van een klacht van Baskische organisaties tegen het Gemeenschappelijk Standpunt van de Unie over terrorismebestrijding.

Van een heel andere orde is de uitdaging van schaalvergroting. Na de implosie van het 'Oostblok' bestrijkt het EVRM nu dubbel zoveel landen. Een geweldig politiek succes. Maar het betekent dat de radertjes van de Raad van Europa dreigen vast te lopen, en het betekent vooral een explosief toenemende werklast voor het Hof. Daarbij komen de plannen om de Europese Unie als organisatie te laten toetreden tot het EVRM. Dat zal nog eens extra druk opleveren.Doeltreffende beheersmaatregelen zijn al met al dringend nodig. Die kunnen variëren van louter interne, organisatorische verbeteringen, tot wijzigingen in het Verdrag zelf.

Nu al staan veel maatregelen in Straatsburg ter discussie. Maar deze discussie moet niet alleen in Straatsburg plaatsvinden. Want de eerste hoeders van de mensenrechten zijn de staten zelf. Vandaar deze studiedag.

Die is voor ons heel belangrijk. Ten eerste omdat we hier niet de wijsheid in pacht hebben.

Een afgewogen visie die met alle factoren rekening houdt, kun je alleen opbouwen als je ook alle kanten van een kwestie voor ogen krijgt - en daar is uw expertise onmisbaar bij. Zonder die intensieve wisselwerking met organisaties en individuen in onze eigen samenleving zou Buitenlandse Zaken z'n eigen relevantie grotendeels verliezen.

Ten tweede heeft deze studiedag een speciaal belang omdat Nederland vandaag over precies een jaar het voorzitterschap van de Raad van Europa op zich neemt. De toekomst van het Hof zal dan nog heel actueel zijn. En Nederland heeft dan een speciale verantwoordelijkheid om die discussie in goede banen te leiden.

Dames en heren,

Ik begon met het vertrouwen dat onze samenleving in zekere zin kenmerkt. Daar wil ik ook mee eindigen. Want ik vertrouw erop, dat uw inspanningen van vandaag uiteindelijk zullen bijdragen aan een beter functionerend Hof. Ik wens u daar veel succes bij.


* * *

===