Actueel
Delen uit de speech van de president van de rechtbank ter gelegenheid
van een installatiezitting op 22 november 2002
Bron: Rechtbank Leeuwarden
Datum actualiteit: 22-11-2002
(....) De rechtbank heeft nieuwe koffieautomaten. Als je je bestelling
hebt ingetoetst doet het apparaat op een schermpje kortaf de
mededeling: "Produkt wordt bereid". Ik zou persoonlijk liever zien dat
hij dan zegt: "Uw koffie wordt gezet." Dat klinkt veel gezelliger, en
het is ook nauwkeuriger. Als rechters zeggen wij aan het eind van een
zitting toch ook niet 'product wordt bereid'? 'Uitspraak over veertien
dagen' is een stuk duidelijker. In de afgelopen paar jaar is door en
voor de rechterlijke macht een moderniseringsoperatie uitgevoerd,
waarin door economisch geschoolde ambtenaren het werk van de rechter
steevast werd aangeduid als 'product', en zij hebben ons geleerd dat
dat product een lage kostprijs per eenheid moet hebben. Nu zijn we het
daar niet mee oneens, want het betekent kennelijk dat we efficiënt
moeten werken en het geld niet over de balk moeten gooien, maar soms
wil je als rechtbankbestuurder ook wel eens een ander accent leggen.
Het deed me daarom deugd toen in maart een aantal rechtbankpresidenten
op een excursie (of liever: een werkbezoek) naar Londen tijdens het
bijwonen van een strafzitting in hoger beroep in een eeuwenoude,
duistere zittingzaal, al hun managementverantwoordelijkheden
collectief vergaten en gefascineerd zaten te kijken en luisteren naar
wat er in die zaal gebeurde.
Het product van deze bijzondere terechtzitting is de installatie van
twee vice-presidenten, drie nieuwe rechters en een officier van
justitie. Zij zijn in die functies benoemd op grond van hun
persoonlijke kwaliteiten, waaronder met name ook hun liefde voor het
vak. Zij doen hun werk onder andere omstandigheden dan die van 20 jaar
geleden. Een rechter had toen een hoge mate van onafhankelijkheid,
zowel wettelijk en organisatorisch. Die onafhankelijkheid was niet in
de eerste plaats gegeven ten behoeve van het persoonlijk comfort van
de magistraat, maar ter voorkoming van onjuiste beinvloeding van het
rechterlijk oordeel. Niettemin betekende die onafhankelijkheid voor de
rechter een grote persoonlijke vrijheid, die ik mij met name uit mijn
kantonrechtersjaren goed herinner en waar ik soms met weemoed aan
terugdenk.
Maar die vrijheid was ook toen al niet onbegrensd. De rechter diende
de wet correct toe te passen en als hij dat niet deed kon de in het
ongelijk gestelde partij in de meeste gevallen hoger beroep instellen.
En in aanvulling op de wet zijn er, zoals u weet, al vele jaren
allerlei richtlijnen van kracht, bijvoorbeeld op het gebied van de
hoogte van straffen, over de berekening van alimentaties, waaraan de
rechter doorgaans vindt dat hij zich er aan moet houden. De rechters
als beroepsgroep hadden van oudsher een traditionele visie op de
bijzondere plaats van hun ambt in het staatsbestel. Zij vatten hun
onafhankelijkheid en hun daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid
serieus op en zij waren van mening dat zij zowel binnen als buiten de
rechtbank een voorbeeldfunctie behoorden te vervullen. En zij vonden
het normaal dat tegenover hun hoge verantwoordelijkheid ook een hoge
mate van vrijheid stond. Zorgvuldigheid, evenwichtigheid en een
zelfstandige oordeelsvorming vormden de kernkwaliteiten van de ideale
magistraat.
Dezelfde kaders gelden nog altijd. De wet stelt aan de rechters nog
altijd diezelfde eisen en aan de regeling van hoger beroep en cassatie
is in hoofdlijnen niets veranderd. Maar die kaders zijn in de laatste
paar jaar aangevuld met een reeks van nieuwe maatregelen en
instrumenten, waardoor de onafhankelijkheid en de professionele
vrijheid van de rechter op zijn minst een ander karakter hebben
gekregen. Een dominant aspect heb ik al genoemd: de economie. De
gerechten worden gebudgetteerd en de hoogte van het rechtbankbudget
staat in rechtstreeks verband met het aantal afgedane zaken. Dat leidt
dus uiteindelijk ook tot kwantitatieve eisen aan het werk van elke
individuele rechter.
In de tweede plaats wordt er nu anders gedacht over de kwaliteit van
het rechterlijk werk dan vroeger. Hoger beroep en cassatie hebben
vooral betrekking op het juridische gehalte van een uitspraak. De
kwaliteit van het rechterlijk optreden wordt tegenwoordig echter veel
breder opgevat dan alleen in strikt juridische zin. Hoe treedt een
rechter ter terechtzitting op? Begint de zitting op tijd, kan de
rechter de mensen fatsoenlijk te woord staan en motiveert hij zijn
beslissingen duidelijk genoeg? De rechters van deze tijd zijn bereid
om zich op deze en dergelijke aspecten van hun werk te laten toetsen,
bijvoorbeeld door middel van intercollegiale toetsing en door
klantenwaarderingsonderzoeken. Als zij nevenfuncties hebben worden die
gepubliceerd.
En ten derde geldt tegenwoordig ook voor rechters een cao voor 36 uur
dan wel een deeltijdfunctie. Zo'n cao is natuurlijk reuze handig voor
het regelen van het ouderschapsverlof en de vakantiedagen, maar voelt
staatsrechtelijk toch eigenaardig aan. Een cao veronderstelt een
dienstverband en een dienstverband impliceert ondergeschiktheid, en
ondergeschiktheid lijkt mij voor een onafhankelijk staatsorgaan als
een rechter toch niet een wenselijke beroepshouding. Dan is er een
personeelsbeleid, waarin door middel van jaarlijkse
functioneringsgesprekken tussen de rechter en zijn of haar
sectorvoorzitter aandacht wordt geschonken aan de wijze, waarop zij
gestalte geven aan de huidige eisen van collegiale samenwerking op
alle niveau's, hetgeen ook absoluut noodzakelijk is, want rechtspraak
is tegenwoordig in belangrijke mate teamwork van rechters en
gerechtsambtenaren samen. Maar die functioneringsgesprekken mogen dan
weer geen betrekking hebben op de rechterlijke oordelen van die
rechter, die immers alleen in hoger beroep door het gerechtshof kunnen
worden aangetast.
Al met al lijkt de conclusie onontkoombaar dat de vroegere
professionele en persoonlijke vrijheid van de rechter door deze
ontwikkelingen is ingeperkt. Terzijde kan daarbij nog worden opgemerkt
dat het rechterlijk ambt de laatste jaren ook inhoudelijk is
verzwaard, doordat de individuele zaken gemiddeld zwaarder en
ingewikkelder zijn geworden. De dossiers zijn duidelijker dikker dan
vroeger, terwijl van de rechters bovendien steeds vaker wordt gevergd
om hun werk te doen in de schijnwerpers van de publiciteit.
(....)
Is het rechterlijk ambt, gezien al deze hiervoor geschetste
ontwikkelingen, nog wel zo aantrekkelijk, kun je je dus afvragen. Voor
sommige collega's is dat inderdaad minder het geval dan vroeger. Het
blijkt gelukkig niet uit de belangstelling voor vacatures. De
wervingsactie van deze rechtbank in het afgelopen jaar heeft een groot
aantal veelbelovende kandidaten opgeleverd en ook elders in het land
zien we hetzelfde beeld. Je kunt je daarom afvragen of de jonge
magistraten zich onder de huidige maatschappelijke omstandigheden
misschien anders ontwikkelen dan hun klassieke collega's, of dat ze
wellicht anders worden geselecteerd, zowel op lokaal niveau als bij de
landelijke geschiktheidstoets door de Commissie Aantrekken Leden
Rechterlijke Macht. Daar lijkt het soms wel op. Vergeleken bij veel
van hun voortreffelijke collega's van twintig jaar geleden zijn de
huidige rechters minder solistisch en minder afstandelijk. Ze zijn
opener, minder formeel, communicatiever, behulpzamer en praktischer.
Zij zijn zeker niet minder serieus in hun professionele
verantwoordelijkheden, en er wordt over het algemeen harder gewerkt
dan men 20 jaar geleden normaal vond.
Ik denk dat we zuinig op moeten zijn op de professionele motivatie en
het verantwoordelijkheidsbesef van onze rechters en op hun vermogen om
afgewogen en in vrijheid en zelfstandigheid hun zaken te beoordelen.
Eenvoudige standaardzaken kunnen doorgaans snel worden afgehandeld,
maar zodra een lastige zaak naar het oordeel van de rechter extra veel
aandacht eist om tot een kwalitatief verantwoorde oplossing te kunnen
komen, moet hij de rust en vrijheid moeten hebben om daar ongestoord
aan te werken. Dat eist het ambt. Ik zou ongaarne zien dat het
rechterschap aan inhoud en daarmee aan aantrekkingskracht zou inboeten
wegens een overmaat aan bureaucratische, economische en
organisatorische pressie. Welnu: de hiervoor opgesomde oude en nieuwe
controlemechanismen, het hoger beroep, de kwantitatieve
productieeisen, toetsing op het rechterlijk optreden ter
terechtzitting, het personeelsbeleid, actieve deelname aan de
rechtbankorganisatie als collegiaal samenwerkingsverband, de kritische
houding van de media, ze mogen dan allemaal nodig of onvermijdelijk
zijn, maar het is voorlopig wel genoeg.
(....) De hiervoor beschreven ontwikkelingen gelden mutatis mutandis
evenzeer voor het OM. (....)
mr. W.K.F. Hangelbroek,
president rechtbank Leeuwarden