Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 90801 Postbus 20018 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 2500 EA Den Haag Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 20 november 2002 AAM/ASAM/0288623 292-216
Onderwerp Datum Actuele situatie Vrouwenvakscholen 22 november 2002

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer d.d. 20 november j.l., informeer ik u hierbij over de actuele situatie van de Stichting Vrouwenvakscholen Nederland Groep (VVS). Alvorens hier nader op in te gaan, geef ik u allereerst een schets van de ­ in dit kader relevante ­ ontwikkelingen in de afgelopen periode. In 1999 bevond de VVS zich in een financieel nijpende situatie. Bij de Begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 1999 heeft de toenmalige minister de Tweede Kamer overbruggingssteun toegezegd. De Tweede Kamer is in januari (26800 XV 1999/2000 nr. 64) en mei (26800 XV 1999/2000 nr. 74) geïnformeerd over de reservering van 13.300.000,-- (* 6.018.099,54) ten behoeve van de VVS in de vorm van subsidie. Daarvan is 12.307.000,-- (* 5.568.778,20) toegekend en 8.393.658,-- (* 3.798.035,35) uitbetaald. Deze subsidie was conform de afspraken met de Kamer uitdrukkelijk bedoeld ter ondersteuning van de Vrouwenvakscholen bij de overgang naar financiële zelfstandigheid. Het uitgangspunt hierbij was het oogmerk van de VVS om een adequaat opleidingsaanbod te verzorgen gericht op het toeleiden naar de arbeidsmarkt van met name vrouwen met een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt. De VVS heeft in de afgelopen periode echter niet voldaan aan een aantal verplichtingen dat is gesteld aan het verlenen van subsidie in de van toepassing subsidieregeling en de beschikking van 18 december 2001. De door mij geconstateerde tekortkomingen zijn:
- het niet tot stand gekomen zijn van een strategische alliantie met een commerciële partner;
- het inhoudelijk onvolledig zijn van de eerste en tweede kwartaalrapportage 2002;
- het niet ontvangen hebben van de derde kwartaalrapportage 2002;
- het mij niet informeren over het op korte termijn verzorgen van de benodigde financiële deskundigheid en aantoonbare ervaring met het bedrijfsleven op bestuurlijk niveau;
- het in gebreke blijven met betrekking tot de eindafrekening over de beschikkingen van mei en december 2000.
Bij deze punten wil ik overigens aantekenen dat na het verstrijken van de relevante termijnen de VVS herhaaldelijk is herinnerd aan de openstaande verplichtingen.



2

De VVS heeft voorts niet aantoonbaar kunnen maken dat zij zonder subsidie na ultimo 2003 op eigen benen zal kunnen staan. Op 14 november heeft de VVS surseance van betaling heeft aangevraagd en is een bewindvoerder aangesteld. Ik betreur het dat de VVS zich, ondanks de verstrekte subsidie, niet heeft weten staande te houden op de commerciële markt. De genoemde tekortkomingen zijn echter dermate ernstig en de VVS te verwijten, dat het niet langer verantwoord is de subsidieverlening voort te zetten. Dat heeft tot direct gevolg dat verdere bevoorschotting niet zal plaatsvinden en dat de reeds verstrekte voorschotten zullen worden teruggevorderd. Het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten ligt in handen van de bewindvoerder VVS. Het gaat hierbij om voortzetting in mogelijk aangepaste vorm. De VVS bieden zowel bedrijfs- als beroepsopleidingen aan. Binnen de bedrijfsopleidingen onderscheidt de VVS zich nauwelijks van andere (volledig) commerciële instellingen. De doelgroep bestaat uit werknemers zonder onderscheid naar geslacht. Binnen de beroepsopleidingen volgen jaarlijks (2001-2002) ongeveer 690 personen, veelal vrouwen waarvan een deel met een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt, een beroepsopleiding met name gericht op administratieve functies in de zakelijke dienstverlening (505 personen), ICT-gerelateerde functies (110 personen), de Kinderopvang (21 personen). De meesten van hen komen bij de VVS via de reïntegratiemarkt, te weten de reïntegratiebedrijven, gemeenten en Arbobedrijven.
Naar verwachting ­ indien er bedrijfsactiviteiten gericht op de bedrijfsopleidingen worden afgestoten ­ zullen de vele aanbieders op deze markt adequaat inspelen op de nieuwe situatie. Indien er bedrijfsactiviteiten gericht op beroepsopleidingen worden afgestoten, dan verwacht ik op korte termijn een adequate reactie van met name de (commerciële poot van de) Regionale Opleidingscentra (ROC's) en de Centra Vakopleiding die door de ROC's worden overgenomen. Deze ROC's beschikken dan over ruime expertise in het opleiden van werkzoekenden, ook vrouwen, met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en doen zaken met reïntegratiebedrijven, gemeenten en Arbobedrijven. Daarnaast spelen op dit moment ook volledig commerciële opleidingsinstituten in op de opleidingsbehoefte van vrouwen met een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt. Anno april 2002 is er expertise in huis bij ten minste 84 reïntegratiebedrijven voor langdurig werklozen (mannen en vrouwen), bij ten minste 54 bedrijven voor herintredende vrouwen en bij 52 bedrijven voor etnische minderheden (mannen en vrouwen). Ten minste 276 reïntegratiebedrijven bieden her-, om-, of bijscholing aan en 88% van hen combineert dat met sociale activeringstrajecten.Voor de nabije toekomst verwacht ik overigens, gezien ook het kabinetsstreven naar een beter werkende reïntegratiemarkt, dat aanbieders van opleidingen zich succesvol verder zullen specialiseren in het reïntegreren van moeilijk plaatsbare werkzoekenden. Immers, er komen steeds meer reïntegratiebedrijven én de bestaande reïntegratiebedrijven verbreden hun specialisme meer en meer ook naar moeilijk plaatsbare werkzoekenden. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mr. A.J. de Geus