Ministerie van Financiën

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR DEN HAAG

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

FM 2002-1555 M

Onderwerp

Verplicht bod, richtlijnvoorstel overnamebiedingen en beschermingsconstructies

1. Inleiding

Met het oog op het goed functioneren van de kapitaalmarkt en een goede positie van de belegger op die kapitaalmarkt vinden nationaal en internationaal tal van beleidsontwikkelingen plaats op het gebied van corporate governance en het effectenverkeer. Het gaat daarbij zowel om de goede checks and balances in de onderneming als om de goede werking van de effectenmarkt op een wijze die mede recht doet aan de belangen van de aandeelhouders. In het kader van dat laatste onderwerp heeft op 30 januari 2002 mijn ambtsvoorganger, mede namens de toenmalige Ministers van Economische Zaken en van Justitie, het consultatiedocument "Invoering verplicht openbaar bod in Nederland" op de website van het Ministerie van Financiën (www.minfin.nl) geplaatst en ter kennisneming naar uw Kamer gezonden (Fin-02-54/Just-02-107). Het gaat hierbij om de mogelijke invoering van een wettelijke verplichting tot het uitbrengen van een bod op alle aandelen door degene die de controle verwerft over een vennootschap. Doel hiervan is de belangen van de minderheidsaandeelhouders te beschermen. Mede met het oog op het binnenkort te voeren algemeen overleg over dit onderwerp, bericht ik u, mede namens de Ministers van Economische Zaken en van Justitie, over de binnengekomen reacties op dit consultatiedocument en over de ontwikkelingen van enkele onderwerpen die samenhangen met het verplichte bod.

2. De consultatie

Bij de mogelijke invoering van een verplicht bod dient een afweging gemaakt te worden van de verschillende belangen op de markt. Tegen deze achtergrond heb ik het raadzaam geacht om via een openbare consultatie een goed inzicht te verkrijgen in die belangen om tot een uitgewogen oordeel en keuze te kunnen komen. Het gaat hierbij zowel om meer technische uitwerkingsvragen als om de fundamentele keuze voor het verplichte bod.

Alle bij dit onderwerp betrokken maatschappelijke organisaties hebben een reactie gegeven op het consultatiedocument. De reacties zijn, voor zover betrokkenen geen bezwaren hiertegen hadden, op de website van het Ministerie van Financiën gepubliceerd. Uit de binnengekomen reacties blijkt verdeeldheid te bestaan over de noodzaak van de invoering van de wettelijke plicht tot het uitbrengen van een bod op alle aandelen door degene die de controle verwerft over de vennootschap. Grofweg zijn de beurs, de Autoriteit Financiële Markten en particuliere en institutionele beleggers voorstander van de introductie van een verplicht bod. De werkgevers- en werknemersorganisaties zijn tegenstander, terwijl de beursgenoteerde ondernemingen geen principiële bezwaren hebben, maar eerst meer helderheid over nationale en Europese ontwikkelingen op het gebied van het verplichte bod en beschermingsconstructies willen hebben.

3. Het richtlijnvoorstel

Inmiddels is op 2 oktober 2002 door de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het openbaar overnamebod (COM (2002) 534 definitief, 2002/0240 (COD)) gepubliceerd.

Dit richtlijnvoorstel bevat de bepaling dat de lidstaten het verplichte bod in hun wetgeving moeten invoeren. Zodra het besluit om een bod uit te brengen openbaar is gemaakt, mag het bestuur van de doelvennootschap niet zelfstandig beslissen om beschermingsconstructies op te werpen om het bod te frustreren. De algemene vergadering van aandeelhouders moet hiervoor uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven. Een machtiging tot uitgifte van aandelen die via een besluit van een eerdere aandeelhoudersvergadering aan het bestuur van de doelvennootschap is gegeven, is niet geldig. De Europese Commissie hanteert in het richtlijnvoorstel dus het uitgangspunt dat kapitaalverschaffers bij het uitbrengen van een openbaar bod vrij moeten zijn om de hen toekomende zeggenschapsrechten uit te oefenen.

Tijdens de termijn voor aanvaarding van het bod worden beperkingen van de mogelijkheid aandelen te verkrijgen en stemrecht uit te oefenen buiten werking gesteld, wanneer deze beperkingen in de statuten van de doelvennootschap of in een overeenkomst tussen de doelvennootschap en aandeelhouders zijn vastgelegd.

Het richtlijnvoorstel bevat verder een bepaling die de bieder de mogelijkheid verschaft om vanaf een bepaald belang aan stemrechten de hiervoor genoemde beperkingen onmiddellijk en automatisch te doorbreken in de eerste algemene vergadering na het uitbrengen van het bod, teneinde controle over de vennootschap te verwerven. Die grens wordt gelegd bij een zodanige hoeveelheid effecten van de doelvennootschap dat de bieder overeenkomstig het nationale recht in staat is de statuten van de vennootschap te wijzigen.

4. Positie Nederland ten aanzien van het richtlijnvoorstel

Via de Werkgroep beoordeling nieuwe commissievoorstellen bent u recentelijk in kennis gesteld van de Nederlandse positie in de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel. Nederland staat positief tegenover de hoofddoelstelling van het richtlijnvoorstel, namelijk de bescherming van minderheidsaandeelhouders door middel van een verplicht bod en harmonisatie van de biedingsregels. Nederland zal zich tijdens de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel evenwel kritisch opstellen ten aanzien van bepaalde onderdelen van het richtlijnvoorstel. Dit betreffen met name de onderdelen over de doorbraak van beschermingsmaatregelen. Er bestaan twijfels of deze onderdelen wel tot het gewenste gelijke speelveld voor overnames in Europa leiden. Uitsluitend bepaalde juridische belemmeringen voor een openbaar bod, zoals stemrechtbeperking en prioriteitsaandelen, worden buiten werking gesteld, terwijl andere regelingen, zoals meervoudig stemrecht, in stand worden gelaten. Ook een aantal in Nederland gebruikelijke beschermingsconstructies zal door het richtlijnvoorstel worden geraakt. Het richtlijnvoorstel kan vergaande gevolgen hebben voor de structuur van de vennootschap en de bevoegdheden van haar organen. Het richtlijnvoorstel kan de bestaande verdeling van de bevoegdheden over de organen van de vennootschap en de rechten van de werknemersvertegenwoordiging aantasten. Deze herverdeling vloeit ook voort uit het feit dat het richtlijnvoorstel geïnspireerd is door een andere filosofie over vennootschappen dan de Nederlandse. In het richtlijnvoorstel staat het belang van de aandeelhouders centraal. In Nederland staat daarentegen het belang van de vennootschap en alle bij de vennootschap betrokkenen voorop, waaronder ook de werknemers.

5. Geen nationale wetgeving vooruitlopend op het richtlijnvoorstel

De consultatie heeft belangrijke input geleverd voor de Nederlandse gedachten over invoering van het verplicht bod. Het dient derhalve zeer nadrukkelijk als achtergrond bij de Nederlandse opstelling in de Europese discussie over openbare biedingen. Ik acht het op dit moment echter niet opportuun om met wetgeving op het terrein van het verplichte bod dan wel beschermingsconstructies te komen waar deze in de nabije toekomst wellicht niet verenigbaar zal zijn met Europese regels. Van de ontwikkelingen in Brussel over het richtlijnvoorstel overnamebiedingen houd ik u vanzelfsprekend op de hoogte.

De minister van Financiën,