Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

Directie Sub-Sahara Afrika

Afdeling Midden en Oost-Afrika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

28 november 2002

Behandeld

Katja Lasseur

Kenmerk

DAF 819/02

Telefoon

070 3485777

Blad


1/4


Fax

070 3486607

Bijlage(n)


1


E-Mail

katja.lasseur@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van de leden

Ferrier (CDA), Dittrich (D66), Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks) en Palm (LPF) over roofhandel in grondstoffen en internationale wapenhandel.

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier (CDA), Dittrich (D66), Koenders (PvdA) Karimi (GroenLinks), en Palm (LPF) over roofhandel in grondstoffen en internationale wapenhandel.

Deze vragen werden ingezonden op 30 oktober 2002, met kenmerk 2020302480.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoord van de heer de Hoop Scheffer, Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw van Ardenne-Van der Hoeven, Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van de leden Ferrier (CDA),Dittrich (D66), Koenders (PvdA),Karimi (GroenLinks), en Palm (LPF) over roofhandel in grondstoffen en internationale wapenhandel.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de onderzoeken over de handel in

coltan, het mineraal dat gebruikt wordt voor onder andere de

productie van mobiele telefoons en computers, en de relatie tussen roofhandel in grondstoffen en internationale wapenhandel?1

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Onderschrijft u de bevindingen van deze rapporten, mede in relatie tot eerder verschenen VN- en IPIS-rapporten over dit onderwerp?

Antwoord

De door u aangehaalde rapporten, evenals de eerder verschenen VN en IPIS-rapporten, gaan nader in op de economische motieven van individuen en staten in de Grote Merenregio. De rapporten vergroten daarmee het inzicht in het samenspel van factoren dat de Grote Merenregio in haar greep houdt en onderschrijven het beeld dat de regering zelf ook al had van de situatie in de regio. Daarbij moet overigens gesteld worden dat ook andere motieven, zoals politieke, etnische en veiligheidsmotieven, een belangrijke rol spelen.

Vraag 3

Bent u voornemens bedrijven die niet bereid zijn zich te verantwoorden voor hun rol in de handel in coltan

daartoe te verplichten?

Vraag 4

In hoeverre en op welke wijze zal uw beleid, dat als belangrijke doelstellingen heeft: meer steun aan

Afrika en meer betrokkenheid van het bedrijfsleven bij Ontwikkelingssamenwerking, ertoe bijdragen dat er meer duidelijkheid komt over de rol van het Europese en Nederlandse bedrijfsleven in de handel in coltan?

Vraag 5

Op welke wijze wilt u in dit verband het maatschappelijk verantwoord ondernemen van bedrijven, juist op

het gebied van ontwikkelingssamenwerking, in het

Grote Merengebied bevorderen?

Antwoord

Voor wat betreft het Grote Merengebied zijn conflictpreventie en armoedebestrijding hoofddoelstellingen van het Nederlandse beleid. Indien betrokkenheid van het bedrijfsleven, bijvoorbeeld in de vorm van duurzame investeringen in deze landen, bijdraagt aan het verminderen van armoede en het voorkomen van conflict zal dit gestimuleerd worden. Met Nederlandse bedrijven waarvan bekend wordt dat zij mogelijk bijdragen aan het voortduren van een gewapend conflict zal, mede met het oog op de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, contact worden gezocht om opheldering te verkrijgen over de door hen ontplooide activiteiten.

Indien in VN kader gerichte sancties zouden worden overeengekomen en deze door de EU worden overgenomen zal ook Nederland tot het instellen van sancties overgaan.

Vraag 6

Deelt u de mening dat, hoewel er geen internationaal verbod of embargo op de handel in bepaalde grondstoffen bestaat, de huidige situatie wel bijdraagt tot de financiering van het gewapend conflict in het Grote Merengebied?

Vraag 7

Op welke wijze en op welke termijn wilt u een eind maken aan de huidige situatie, waarin het in stand houden

van een gewapend conflict gedoogd wordt?

Antwoord

Zoals de rapporten die u aanhaalt aangeven is de huidige situatie in de Grote Merenregio er één van grote complexiteit. Naast de conflicten die woeden tussen milities en de steeds voortdurende interstatelijke spanningen, zijn in de regio criminele netwerken actief die handelen in grondstoffen en wapens, met name in het oostelijke deel van de Democratische Republiek Congo en daarmee bijdragen aan de voortzetting van de gewapende conflicten in de regio. Hier wreekt zich het gebrek aan een autoriteit die illegale exploitaite en malafide handel kan voorkomen en juridische consequenties kan verbinden aan eventuele malversaties.

Nederland streeft in internationaal verband naar voortgang in het Lusaka vredesproces. Daartoe wordt onder meer steun verleend aan vredesbesprekingen, demobilisatie en reintegratie programma's en wordt (via de EU en bilateraal) politieke druk uitgeoefend op alle betrokkenen bij het conflict. Op deze wijze poogt Nederland bij te dragen aan beëindiging van het gewapende conflict en, op termijn, aan de opbouw van een Congolese staat die zelf bij machte is straffeloosheid tegen te gaan en criminele activiteiten op haar grondgebied aan te pakken.


1 «Coltan and Congo; the implication of the


private sector»: Belgisch onderzoeksbureau

IPIS, oktober jl. «Network war. An introduction

to Congo¹s privatised war economy»: Belgisch

onderzoeksbureau IPIS, oktober jl.

===