Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 Der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 DEN HAAG Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk AAM/BR/02/78791

Onderwerp Datum
Voortgang Sluitende Aanpak 29 november 2002
1. Aanleiding
Tijdens het algemeen overleg over de financiële verantwoording van de SZW Begroting 2001 op 27 juni jongstleden heeft mijn voorganger een aantal toezeggingen gedaan op het terrein van de Sluitende Aanpak. Ook tijdens het AO van 31 oktober 2001 over de Bestrijding van langdurige werkloosheid deed mijn voorganger toezeggingen op dit terrein. In het licht van deze toezeggingen informeer ik u, mede namens Staatssecretaris Rutte, over de voortgang van het sluitende aanpakbeleid.

2. Achtergrond Sluitende Aanpak
Het beleid ter voorkoming van langdurige werkloosheid heeft in 1999 een belangrijke impuls gekregen in de vorm van de Sluitende Aanpak (Bestrijding langdurige werkloosheid, 23 972, nr.30). De Sluitende Aanpak is geënt op de Europese richtsnoeren op het terrein van werkgelegenheid die in 1997 zijn opgesteld in het kader van het Verdrag van Amsterdam. Landen stellen sindsdien jaarlijks een Nationaal Actieplan Werkgelegenheid op. Het zwaartepunt van de richtsnoeren heeft sterk gelegen op de bestrijding van langdurige werkloosheid. Richtsnoer 1 houdt in het streven om alle nieuwe werklozen binnen 12 maanden een baan of een traject aan te bieden. Het naleven van deze richtsnoer wordt in Nederland de Sluitende Aanpak genoemd. In 1999 heeft de destijds verantwoordelijke minister het streven uitgesproken om ultimo 2002 een volledig Sluitende Aanpak te realiseren.
Het sluitende aanpakbeleid wordt uitgevoerd door de gemeenten voor de bijstandsgerechtigden en door het UWV voor de uitkeringsgerechtigden in de WW. Het gaat hierbij om werkzoekenden in fase 2 t/m 4. Het CWI is verantwoordelijk voor de bemiddeling van fase 1 cliënten. Voormalig Arbeidsvoorziening was verantwoordelijk voor de Sluitende Aanpak voor de niet- uitkeringsgerechtigden (Nug) en de uitkeringsgerechtigden in de Algemene Wet Nabestaanden Wet (Anw). In het kader van de per 1 januari 2002 inwerking getreden Wet structuur




---

uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) is deze verantwoordelijkheid voor de Nug/Anw-ers per 1 juli 2002 overgeheveld naar de gemeenten. In aanvulling op de Europese richtsnoeren voor een Sluitende Aanpak voor nieuwe instroom, heeft de Tweede Kamer in 2000 ingestemd met het voorstel om voor Nederland ook een Sluitende Aanpak voor het zittende bestand na te streven, en de uitvoerders te stimuleren een Sluitende Keten van Reïntegratie te realiseren (Bestrijding langdurige werkloosheid, 23972, nr.48). Voor wat betreft het gemeentelijk deel heeft dit voornemen vorm gekregen in de bestuurlijke afspraken in de Agenda voor de Toekomst. Hierin is onder meer afgesproken dat gemeenten ultimo 2003 een Sluitende Aanpak realiseren voor het zittend bestand. Het UWV heeft een soortgelijke doelstelling voor wat betreft het zittende bestand neergelegd in haar jaarplan 2003.
3. Voortgang Sluitende Aanpak 1999-2001 Kwantitatief inzicht in de `mate van sluitendheid' Sinds 1999 is er jaarlijks nagegaan in welke mate de Sluitende Aanpak voor de nieuwe instroom door de gemeenten en uitvoeringsinstellingen wordt gerealiseerd. Via kwantitatief cohortonderzoek is vastgesteld in hoeverre de nieuwe instroom in werkloosheid binnen 12 maanden werk heeft gevonden of een aanbod heeft gehad, kortom wat de mate van sluitendheid is. In tabel 1 volgt een overzicht van de uitkomsten van de belangrijke indicatoren in de afgelopen 3 jaren. Tabel 1: Score Sluitende Aanpak Nieuwe Instroom in Nederland Indicatoren 1999 2000 2001 Totale instroom volwassen werklozen 100% 100% 100%
* waarvan na 1 jaar aan het werk of traject: `mate van 84% 86% 85% sluitendheid'

- waarvan aan het werk na traject 7% 5% 7%
- waarvan aan het werk zonder traject 67% 74% 70%
-waarvan na 1 jaar nog werkloos op traject 10% 7% 8%

* waarvan na 1 jaar nog werkloos zonder traject: 16% 14% 15%
- waarvan na 1 jaar zonder aanbod of gestart traject 13%* 12% 12%
- waarvan na 1 jaar met geweigerd traject 3%* 2% 3%
* = raming
Bron: kwantitatief onderzoek Regioplan 1999, 2000, 2001 (cohort onderzoeken) Zoals uit de tabel blijkt was de `mate van sluitendheid' voor de nieuwe instroom in 2001 85 procent. Dit houdt in dat 85 procent van de nieuwe groep werklozen binnen 12 maanden een baan vond of op traject zat. 12 procent van de nieuwe instroom in 2001 bleef meer dan 12 maanden werkloos, zonder dat zij een traject volgden. Dit betekent niet in alle gevallen dat zij geen aanbod kregen, maar het traject was in ieder geval nog niet gestart binnen 12 maanden. 3 procent heeft het aanbod geweigerd. Een reden van weigering kan zijn dat de werkzoekende (tijdelijk) is ontheven van de verplichting tot het aanvaarden van werk of een aanbod1. 70 procent van de nieuwe


1 Uit het op 28 oktober aan u aangeboden onderzoeksrapport Gemeentelijk ontheffingenbeleid van de Inspectie Werk en Inkomen, bleek dat het deel Abw-cliënten dat niet aan de arbeidsverplichting wordt gehouden in 2001 58 procent was. Het ging hier om 51 procent formele ontheffingen, en 7 procent de facto ontheffingen. In het kader van de Agenda voor de Toekomst heeft SZW samen met de VNG ingezet op een halvering van het aantal formele ontheffingen in 2004 ten opzichte van 2001.




---

instroom kwam in 2001 aan het werk zonder traject. Hieruit kan worden opgemaakt dat het grootste deel van de nieuwe instroom tot de fase 1 behoort. Na een verbetering in 2000 ten opzichte van 1999, is de mate van sluitendheid ten opzichte van 2000 met 1 procent afgenomen. De exacte reden voor de afname is onbekend. De grootschalige reorganisatie van het sociale zekerheidsstelsel kan mogelijk als belangrijkste oorzaak worden gezien van deze afname. Andere knelpunten met betrekking tot de Sluitende Aanpak worden beschreven in paragraaf 4 bij de toelichting op het kwalitatieve onderzoek Casestudies Sluitende Aanpak (Regioplan 2002).
Duurzame reïntegratie
Naast het realiseren van een Sluitende Aanpak is het belangrijk te bezien in hoeverre de aanpak tot een duurzaam resultaat leidt. De duurzaamheid van uitstroom naar werk blijft ook in de toekomst een aandachtspunt, zeker met het oog op de huidige financieringssystematiek met reïntegratiebedrijven, waarbij meer wordt gestuurd op eindresultaat. In 2001 is daarom onderzocht in hoeverre sprake is van een duurzame uitstroom uit reïntegratietrajecten voor de groep nieuwe werklozen. Duurzaam betekent hier dat de werkloze zich niet binnen 6 maanden opnieuw inschrijft als werkzoekende bij het CWI. Op basis van een beperkte steekproef in 2001 (kwantitatief onderzoek 2001) blijkt dat van alle nieuwe werkzoekenden die een traject hebben gevolgd ruim 70 procent uitstroomde naar werk. Van deze uitstroom was 70 procent duurzame uitstroom. In totaal leidt onder de nieuwe instroom dus ongeveer 50 procent van de gestarte trajecten tot duurzame uitstroom naar werk (regulier en gesubsidieerd). Sluitende Aanpak Niet uitkeringsgerechtigden en Anw Ter voorbereiding van de overdracht van de Nug- en Anw-ers heeft voormalig Arbeidsvoorziening de bestanden doorgelicht. Tijdens de bestandsopschoning van de dossiers bleek een groot deel van het potentiële bestand niet te behoren tot de doelgroep, ofwel omdat er toch sprake was van een uitkering ofwel omdat inmiddels een baan gevonden was. Slechts een klein deel van het potentiële bestand bleek daadwerkelijk niet-uitkeringsgerechtigd of Anw-er te zijn en geïnteresseerd te zijn in een traject.
Vóór 1 juli 2002 zijn ongeveer 1500 niet uitkeringsgerechtigden en Anw-ers overgedragen aan gemeenten. Vóór eind 2002 zal er nog een overdracht door het CWI aan gemeenten plaatsvinden. Het gaat hierbij om een groep Nug/Anw-ers die al wel vóór 31 december 2001 zijn aangemeld, maar voor wie het traject nog niet zal zijn afgerond vóór 1 januari 2003. Het betreft nog enige duizenden personen.
In hoeverre de groep Nug/Anw-ers daadwerkelijk sluitend is opgepakt, zal blijken uit het kwantitatief onderzoek Sluitende Aanpak 2003.
Klanttevredenheid
In het kader van de Sluitende Aanpak is het eveneens van belang na te gaan in hoeverre cliënten tevreden zijn met de uitvoering van de Sluitende Aanpak. Bij de eerste evaluatie van de SUWI-wet vormt klanttevredenheid en onderzoek naar klanttevredenheid door de uitvoerders zelf een belangrijk onderwerp. De resultaten van de SUWI-evaluatie worden u in mei 2003 toegestuurd. De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) voert op dit moment onderzoek uit naar de tevredenheid




4
van cliënten over reïntegratiebedrijven. Het resultaat van dit onderzoek zal in december 2002 publiek gemaakt worden onder andere via de website van de RWI in de reïntegratiemonitor. 4. Resultaten onderzoek `Casestudies Sluitende Aanpak' (Regioplan 2002) Eind 2001 heeft Regioplan een onderzoek uitgevoerd onder de uitvoerders (voormalig arbeidsvoorziening, gemeenten, en de voormalige uvi's). Dit onderzoek is

geactualiseerd en
kwalitatief beeld te geven van de uitvoering van de Sluitende Aanpak en de knelpunten die de uitvoerders daarbij tegen kwamen. Het eindrapport van dit onderzoek wordt u hierbij aangeboden. Uit de resultaten blijkt een positief beeld met betrekking tot de Sluitende Aanpak2.
* Gemeenten en het UWV zijn goed op de hoogte van de Sluitende Aanpak.
* Gemeenten en de voormalige uvi's geven aan dat de werkprocessen zodanig zijn ingericht dat alle nieuwe cliënten in principe worden opgepakt.
* De uitvoerders hebben hun bestanden beter in beeld en cliënten krijgen steeds vaker te maken met vaste trajectbegeleiders.
* In de gemeenten waar men in gesprek is gegaan met voormalig Arbeidsvoorziening over de kwaliteit van de kwalificerende intake (kwint), zijn er verbeteringen opgetreden, zodanig dat men binnen die gemeenten tevreden is over de kwint.
* De voormalige uvi's geven aan het zittende bestand WW zoveel mogelijk sluitend te bedienen. Zij hebben het zittende bestand doorgelicht en personen die daarvoor in aanmerking komen een traject aangeboden.
* De Monitor Scholing & Activering gaat volgens de uitvoerders een belangrijke rol spelen in de bewaking van de voortgang van de sluitende aanpak bij gemeenten. De monitor zal een bijdrage leveren aan het zicht op de cliënt.
* Tot slot blijkt dat gemeenten een aanvullend traject inzetten als blijkt dat een reïntegratietraject niet leidt tot regulier of gesubsidieerd werk. Naast de positieve uitkomsten kwam een aantal knelpunten naar boven. Deze kunnen als volgt worden samengevat.

* De caseload van de consulenten is vaak te groot.
* Er is een beperkte samenwerking tussen de uitvoerders en voormalig Arbeidsvoorziening.
* Uitvoerders geven aan dat het aanbod van trajecten voor fase-4 cliënten van reïntegratiebureaus nog tekort schiet.
* De automatisering schiet nog tekort en er is winst te behalen op het gebied van de koppeling van systemen binnen gemeenten en tussen kolommen.
* Zowel de voormalige uvi's als gemeenten vinden de tijdigheid van de kwint onvoldoende. Ook de kwaliteit van de kwint wordt als punt van zorg aangeduid.
* Gemeenten troffen bij het doorlichten van het zittende bestand een aantal knelpunten aan. Zij stuitten bij de doorlichting op een moeilijk bereikbare en te reïntegreren groep.

2 De resultaten van dit onderzoek komen overeen met de uitkomsten uit de voortgangsgesprekken die zijn gevoerd met 30 gemeenten in het kader van de Agenda voor de Toekomst. De Eerste voortgangsrapportage Agenda voor de Toekomst is op 11 oktober j.l. aan u toegezonden en op 30 oktober j.l. in een algemeen overleg met u besproken.




5
Specifieke kenmerken van deze groep zijn veel personen met formele ontheffingen en veel arbeidsgehandicapten.
5. Afspraken met uitvoerders over de Sluitende Aanpak In het kader van de per 1 januari 2002 inwerking getreden SUWI-wetgeving dienen de organisaties in principe zo te zijn ingericht en toegerust, dat zij zelf een adequate uitvoering van de Sluitende Aanpak kunnen realiseren. Deze eigen verantwoordelijkheid is van groot belang. Een belangrijk aspect hierbij vormt het sturen op prestaties. In dit licht kunnen onderstaande gemaakte afspraken met de uitvoerders om te komen tot een effectievere Sluitende Aanpak, worden bezien. Afspraken met Gemeenten: Agenda voor de Toekomst
De afspraken die mijn voorganger met de VNG heeft gemaakt in de vorm van de Agenda voor de Toekomst is voor de gemeenten belangrijk om te komen tot een effectievere Sluitende Aanpak. SZW heeft met 30 gemeenten individuele prestatieafspraken gemaakt. In de afspraken is een financiële impuls voor casemanagement beschikbaar gesteld, onder voorwaarde dat gemeenten een resultaatverplichting afspreken. Voor de overige gemeenten is er een subsidieregeling casemanagement beschikbaar. Hierin is ook een relatie gelegd met prestatieafspraken. Met de beschikbaar gestelde middelen voor de invoering van casemanagement wordt het knelpunt van de hoge caseload van de consulenten aangepakt.
Daarnaast is zowel in de bestuurlijke afspraken met de VNG als in de individuele prestatieafspraken met de G30 afgesproken dat gemeenten uiterlijk in 2003 hun werkprocessen hebben ingericht op een sluitende keten van reïntegratie. VNG en SZW streven ernaar dat tenminste tweederde van de gemeenten de sluitende keten in 2003 hebben gerealiseerd. Dit betekent dat uitval in een vroegtijdig stadium wordt gesignaleerd, waardoor tijdig adequate maatregelen kunnen worden getroffen. Centraal bij de realisatie van de sluitende keten staat het streven naar een duurzame reïntegratie/plaatsing. Met gemeenten is afgesproken dat de duurzame uitstroom uit trajecten voor het gehele bestand ten minste 40 procent moet zijn. Ook heeft SZW zowel met de VNG als met de G30 afgesproken dat gemeenten zich expliciet richten op een Sluitende Aanpak voor kansarme werkzoekenden die zijn ingedeeld in fase 3 en 4. De G30 hebben in het kader van de Agenda voor de Toekomst een budget beschikbaar voor experimenten en projecten. Een aantal gemeenten heeft projecten ingediend die zich richten op kansarme werkzoekenden. Thans worden deze subsidieaanvragen beoordeeld. Afspraken met het UWV
Met het UWV heb ik over het bereiken van de Sluitende Aanpak soortgelijke afspraken gemaakt als met gemeenten. Het jaarplan van het UWV is een geschikt instrument om dit soort afspraken vast te leggen. De in het jaarplan opgenomen afspraken en doelstellingen worden immers zowel door het UWV als door de minister van SZW geaccordeerd. Ten behoeve van het UWV jaarplan 2003 zijn de afspraken uit de Agenda voor de Toekomst op hun merites beoordeeld. Een aantal relevante doelstellingen uit de Agenda voor de Toekomst zijn in het UWV jaarplan 2003 opgenomen. Eén van de speerpunten van het UWV is om in 2003 de Sluitende Aanpak WW voor zowel de nieuwe instroom als het zittende bestand voor 100 procent te realiseren. Een ander speerpunt in het UWV jaarplan 2003 is om aan cliënten voor wie een eerste traject niet tot plaatsing leidt, een tweede traject aan te bieden (sluitende keten). In kwartaalrapportages legt het




6
UWV verantwoording af aan de minister van SZW over de realisatie van de doelstellingen uit haar jaarplan.
SUWI
Voor het verbeteren van de samenwerking tussen de uitvoerders biedt met name de SUWI- wetgeving randvoorwaarden. Sinds de invoering van de SUWI-wet werken de uitvoeringsorganisaties (CWI, UWV en gemeenten) samen in een keten van dienstverlening voor de klant gericht op werk boven inkomen. Uit de Vierde voortgangsrapportage SUWI (26448 nr.58), die u op 20 september 2002 is aangeboden, blijkt dat in de meeste regio's initiatieven en activiteiten zijn ontplooit om de samenwerking tussen de uitvoerders te verbeteren. In veel regio's is een regionaal ketenoverleg tussen de uitvoerders opgestart. Daarnaast zijn er 25 regionale platforms arbeidsmarktbeleid in de operationele fase, en zijn er ongeveer 10 bedrijfsverzamelgebouwen operationeel. Ongeveer 80 procent van de gemeenten waarin een CWI is gevestigd, heeft plannen voor een bedrijfsverzamelgebouw. De ketenpartners maken eveneens via serviceniveau-overeenkomsten (SNO's) afspraken met elkaar over de samenwerking. Voor nadere informatie over de voortgang van SUWI verwijs ik u naar de Vierde voortgangsrapportage SUWI.
MOSA
De Monitor Scholing en Activering zal in 2003 voor de G86 geïmplementeerd zijn. Het doel van de monitor is het opleveren van gegevens over de omvang, samenstelling en bereik van de doelgroep Sluitende Aanpak. Daarnaast levert het informatie over de inspanningen die gemeenten leveren op het gebied van scholing en activering. De eerste rapportage van de Monitor Scholing en Activering (G25 gemeenten) laat zien dat gemeenten nog moeite hebben alle gevraagde informatie te leveren. De gegevens zijn daarom op dit moment nog niet zo volledig en betrouwbaar als wenselijk. Inmiddels zijn er afspraken met het CWI en de VNG gemaakt om de kwaliteit en volledigheid van de gegevenslevering te vergroten. 6. Tenslotte
In februari 2003 beschik ik over de kwantitatieve data die betrekking hebben op het sluitende aanpakbeleid in 2002. De resultaten van de analyse van deze data worden u bij het Nationaal Actieplan Werkgelegenheid 2003 en de Financiële Verantwoording 2002 toegezonden. In 2003 zal er een eindevaluatie plaatsvinden over het sluitende aanpakbeleid in de periode 1999 tot 2002. Dit evaluatieonderzoek zal in februari 2004 aan u worden toegestuurd. Begin december zal het Joint Employment Report (JER) van de Europese Commissie, vergezeld met een kabinetsreactie, aan u worden aangeboden. In het JER geeft de Europese Commissie een oordeel over de Sluitende Aanpak in Nederland gebaseerd op cijfers van 2001. De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,




7

(mr. A.J. de Geus)