Vlaamse overheid

Vlaamse regering
PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE REGERING VERGADERING VAN 29 NOVEMBER

2002

Maximale verkoopwaarde sociale leningen met gewestwaarborg verhoogd met 20%

Op voorstel van Vlaams minister van Huisvesting Jaak GABRIELS keurde de Vlaamse regering op 19 juli 2002 een voorontwerp van besluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 11 januari 1995 houdende de voorwaarden betreffende de sociale leningen met gewestwaarborg voor het bouwen, kopen of verbouwen van woningen, principieel goed. De Vlaamse regering keurde vandaag dit besluit definitief goed na advies van de Raad van State.

Dit is een reden om de sector van de
kredietvennootschappen voor sociaal woonkrediet eens onder de loupe te nemen, en het voorontwerp van besluit in detail toe te lichten.

Met dit besluit voegt de Vlaamse regering de daad bij het woord inzake haar voornemen om sneller van huur naar koop te gaan in de sociale huisvestingssector.

Het belang van een sociale lening

Samen met de fiscale voordelen behoren de sociale leningen tot de voornaamste instrumenten ter ondersteuning van eigendomsverwerving. De kredietvennootschappen voor sociaal woonkrediet spelen dan ook een belangrijke rol in het bieden van huisvestingsondersteuning aan woonbehoeftige huishoudens, één van de bijzondere doelstellingen van het woonbeleid, opgenomen in de Vlaamse wooncode. Zij kennen immers sociale, hypothecaire leningen toe aan woonbehoeftige gezinnen en alleenstaanden die wensen over te gaan tot het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van een sociale woning.

Leningen met gewestwaarborg

Specifiek voor de sociale leningen is dat het gaat om niet-gesubsidieerde gewaarborgde leningen. De Vlaamse overheid subsidieert de kredietvennootschappen dus niet, maar verleent wel haar waarborg voor de aflossing van de hoofdsom, de intresten en de extra kosten van de leningen die voor het bouwen of kopen van en/of het uitvoeren van werkzaamheden aan sociale leningen worden toegestaan door de kredietvennootschappen.

De combinatie van de gewestwaarborg en de achterliggende waarde van de woning biedt de kredietvennootschappen de nodige zekerheid over de toekomstige aflossing van de verstrekte leningen. Dankzij deze risicobeperkende factoren kunnen de kredietvennootschappen leningen aanbieden tot 100 % van de geschatte waarde van de woning zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de toepasbare rentevoet. Huishoudens met beperkte eigen middelen kunnen hierdoor een maximum ontlenen zonder dat daarvoor een verhoogde rentevoet wordt aangerekend. Het belang hiervan is groot: indien dezelfde huishoudens hun toevlucht zouden moeten zoeken tot een marktlening, dan zal de private kredietinstelling in kwestie de leningsaanvraag ofwel niet goedkeuren wegens een te hoog risico, of slechts tot goedkeuring overgaan na toepassing van een verhoogde rentevoet, als compensatie voor het risico.

Lagere rente tot gevolg

Sociale leningen worden met andere woorden toegestaan aan een rentevoet beneden de marktrente, een gegeven dat wordt verduidelijkt aan de hand van een vergelijking tussen de gemiddelde rentevoet van een marktlening en een sociale lening in 2001: de kredietvennootschappen erkend door de Vlaamse regering rekenden toen gemiddeld 5,86 % aan (de grote meerderheid van de ontleners bij de kredietvennootschappen geniet van de bodemrentevoet), terwijl de gemiddelde rentevoet voor het hypothecair krediet gemiddeld 6,48 % bedroeg.

De financiële gevolgen van dit verschil in rentevoet zijn substantieel. De begunstigden van een sociale lening realiseren een maandelijks voordeel van 8,40 euro per ontleende schijf van 25.000 euro op 20 jaar. Op de einddatum van de lening hebben deze gezinnen hierdoor 2.015 euro minder betaald. Vertaald in een onmiddellijk voordeel op datum van vandaag, komt dat neer op 1.350 euro. Een aanzienlijke som geld, waarbij nog moet vermeld worden dat het gerealiseerde voordeel evenredig toeneemt met het ontleende bedrag.

Het belang van de sector

De sociale leningen bestaan al een hele tijd. In België vonden ze hun ontstaan in de wet van 9 augustus 1889 betreffende de werkmanswoningen, de bouwmaatschappijen en de instellingen van beschermcomités. De nationale wooncode en naderhand de Vlaamse wooncode namen de bepalingen van deze wet over. Thans zijn er in Vlaanderen meer dan 50 kredietvennootschappen voor sociaal woonkrediet actief. Jaarlijks kennen zij meer dan 2.000 sociale leningen toe, goed voor een totaal verstrekt krediet van meer dan honderd miljoen euro.

Geen inkomensgrenzen, wel beperkte verkoopwaarde

Qua inkomen worden er aan de woonbehoeftige gezinnen geen voorwaarden gesteld om te kunnen genieten van een sociale lening. Er is echter wel een belangrijke voorwaarde met betrekking tot de waarde van de sociale woning. De verkoopwaarde hiervan mag, desgevallend na het uitvoeren van werkzaamheden, niet meer bedragen dan 102.000 euro te verhogen met 5 % per kind ten laste. Daarnaast mag de ontlener geen andere woning in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben op de datum waarop de lening wordt toegekend. Deze twee voorwaarden zijn een essentieel gegeven voor de sociale lening: vermogende gezinnen zullen immers niet geïnteresseerd zijn in een bescheiden woning als enige eigendom.

Hierdoor richten de kredietvennootschappen zich tot een specifieke doelgroep van huishoudens, die enerzijds te veel verdienen om in aanmerking te komen voor een bijzondere sociale lening van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of het Vlaams Woningfonds, maar die anderzijds vanwege een te hoog kredietrisico geen of in elk geval geen betaalbare marktlening kunnen bekomen bij een private kredietinstelling.

De beperkte verkoopwaarde volgde de markt niet voldoende

De maximumverkoopwaarde is de belangrijkste voorwaarde die verbonden is aan de sociale leningen. Het gaat hier dus om een element dat essentieel is voor de leefbaarheid van de kredietvennootschappen, aangezien er een rechtstreeks verband is met het aantal aanvragen.

Totnogtoe kon het maximum jaarlijks aangepast worden op basis van één algemene formule, waarbij men als enige variabele rekening hield met de loon- en materiaalkosten in de bouwsector. Deze kosten worden weergegeven in de ABEX-index, en de evolutie hiervan heeft geleid tot het huidig maximum van 102 000 euro.

De ABEX-index vertoont een uitgesproken positieve evolutie, maar steeds meer stelde zich de vraag of de maximale verkoopwaarde zich hierdoor wel aanpaste in verhouding tot de marktsituatie. De aankoopprijs of kostprijs van een woning wordt immers bepaald door meer factoren dan alleen maar loon- en materiaalkosten. De interactie tussen vraag en aanbod op de woningmarkt speelt hierbij ook een belangrijke rol. Sinds 1986 is een woonhuis elk jaar gemiddeld 6,3 % duurder geworden, een appartement 5,6 %. Voor bouwgronden is die stijging nog meer uitgesproken met 8,7 %. De ABEX-index volgt deze evolutie niet, en het gevolg is een stijgende kloof tussen de evolutie van de marktprijzen enerzijds en de bepalende factor voor de stijging van de maximum verkoopwaarde anderzijds. Hierdoor verkleint de doelgroep die door de kredietvennootschappen bereikt kan worden, aangezien het steeds moeilijker wordt om onder de gegeven (ABEX-geïnspireerde) maximale verkoopwaarde een woning te vinden die voldoet aan een bepaalde standaard. Of anders gesteld: een woning die enkele jaren geleden wel nog aangekocht kon worden met een sociale lening, kan nu buiten het toepassingsgebied ervan vallen. Steeds meer gezinnen kunnen hierdoor geen invulling meer geven aan hun huisvestingsbehoefte, of ze worden geduwd in de richting van een marktlening die de huisvestingslast heel zwaar, meestal te zwaar maakt.

Betere afstemming op de marktevolutie door differentiatie

Teneinde dit probleem op te lossen besliste de Vlaamse regering op voorstel van Vlaams minister Gabriels om de manier waarop de maximale verkoopwaarde wordt vastgesteld aan te passen aan de economische realiteit door een wijziging aan te brengen aan het besluit van 11 januari 1995 dat van toepassing is op de sociale leningen.

Bij elke verrichting (aankoop, nieuwbouw of renovatie) spelen andere beïnvloedende factoren een rol in de kostprijs. Daarom werd de bestaande formule voor het vaststellen van de maximale verkoopwaarde omgevormd in een dynamische formule, waarin voor elke verrichting afzonderlijk de voornaamste variabelen worden weerhouden. Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen woonhuizen en appartementen aangezien er een substantieel verschil bestaat tussen de kostprijs en de evolutie hierin van beide.

Voor nieuwbouwwoningen

Voor nieuwbouwwoningen wordt er in de nieuwe formule rekening gehouden met zowel de ABEX-index als de grondprijs. Met de grondprijs als parameter wordt de markt van nabij opgevolgd, terwijl de ABEX het daadwerkelijke kostprijselement in rekening blijft nemen. Bij de woonhuizen zullen beide variabelen een gelijkwaardige invloed hebben, terwijl er voor appartementen van werd uitgegaan dat de grondprijs gezien het kleinere grondaandeel minder zwaar doorweegt.

Voor bestaande woningen

Wat de bestaande woningen betreft, wordt er gebruik gemaakt van de door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) opgetekende gemiddelde verkoopprijzen van woonhuizen en appartementen. Voor werkzaamheden aan de woning wordt de ABEX-index gehanteerd.

Een flexibele formule

De nieuwe formule zal ook flexibel zijn. Indien bepaalde informatie nog niet beschikbaar is, dan behoort extrapolatie tot de mogelijkheden. Er wordt dus kort op de bal gespeeld om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de evolutie in de kostprijs van het wonen. Enkel op die manier kan er een volledige invulling gegeven worden aan de sociale woonbehoefte.

Uit de op deze manier opgebouwde formules en bepalingen kunnen indexen worden afgeleid, die gekoppeld worden aan de initiële maximale verkoopwaarde zoals die destijds in het besluit van 11 januari 1995 werd vastgesteld (86.762,73 EUR). Het betrof toen immers een correcte inschatting van de waarde van een sociale woning.

De nieuwe maxima

Voor 2002 zullen in dat verband de volgende maxima kunnen gelden voor de kredietvennootschappen:

- voor nieuwbouwwoonhuizen: 123.000 euro;
- voor nieuwbouwappartementen: 98.000 euro;
- voor bestaande woonhuizen: 119.000 euro;
- voor bestaande appartementen: 122.000 euro. Te verhogen met 5% per kind ten laste.

Het gaat hier om nieuwe maxima die optimaal afgesteld zijn op de invloed van economische en maatschappelijke factoren op de verkoopwaarde van woningen, en die een perfecte invulling geven aan de waarde van een sociale woning. Dankzij een jaarlijkse aanpassingsmogelijkheid zal dit ook in de toekomst het geval blijven, en kunnen woonbehoeftige gezinnen dus blijvend een beroep doen op de sociale leningen voor de aankoop, renovatie of bouw van hun bescheiden woning.

Verdere procedure

Nu de Vlaamse regering haar definitieve goedkeuring heeft verleend na het advies van de Raad van State, wordt verwacht dat de nieuwe regeling inzake grenswaarden voor kredietvennootschappen voor sociaal woonkrediet in het najaar van kracht wordt.

Wanneer nu ook nog de wettelijke beperking - waarbij het initiatief tot aankoop van een sociale huurwoning wordt verlegd van huisvestingsmaatschappij naar huurder - is opgeheven door middel van een artikel in het programmadecreet bij de begroting 2003 en publicatie van bijhorende uitvoeringsbesluiten, zullen de eerste sociale huurders in het voorjaar van 2003 in staat zijn om hun woning aan te kopen.

persinfo : Mark VANLEEUW, woordvoerder van minister GABRIELS - tel. 02-553 12 33
e-mail: mark.vanleeuw@vlaanderen.be