Voedingscentrum
Kaasliefhebber blijft (voorlopig) dapper dooreten
29 november
Voedingscentrum: 80% Nederlanders wil geen kwaad horen over kaas
Uit een consumentenonderzoek van het Voedingscentrum onder het Internet Panel van de Katholieke Universiteit Brabant blijkt dat de Nederlander het predicaat 'Kaaskop' alle eer aan doet. Niet minder dan 92 procent van de ruim 2000 respondenten eet minstens op één dag van de week kaas. Bijna 40 procent mag zich 'heavy user' noemen en eet op zes tot zeven dagen per week kaas. 80 procent wil geen kwaad woord horen over kaas. En eenmaal op de hoogte van het vetgehalte van kaas zegt maar liefst 89 procent van alle ondervraagden niet van plan te zijn minder kaas te gaan eten. Er is maar één conclusie mogelijk: van bewustwording naar gedragsverandering is een zaak van lange adem.
Sinds 18 november wordt in één van de vijf tv-spotjes van het
Voedingscentrum gemeld dat kaas voor eenderde deel uit vet bestaat. En
vet is iets waar de consument uit gezondheidsoogpunt zeker op moet
letten. Het lijkt er echter op dat het de Nederlander vooralsnog
nauwelijks deert dat er zoveel vet in de gemiddelde kaas zit. Vrijwel
niemand laat zich de kaas van het brood eten, laat staan dat men
uitwijkt naar ander beleg.
Oplettendheid noodzaak
Een voedingspatroon met veel vet vergroot de kans op overgewicht. En
voeding met veel verzadigd vet doet de kans op hart- en vaatziekten
aanmerkelijk stijgen. Daarom blijft het advies van het Voedingscentrum
'let op vet', kies bij voorkeur de minder vette kaassoorten zoals 20+
of 30+ kaas en eet niet te veel kaas. In dat verband zijn het
standaard broodje kaas, de kaasblokjes die zo heerlijk wegsnacken,
buitenlandse kaassoorten, de kaassauzen en de bruine boterham met kaas
allemaal zaken waar we even bij stil zouden moeten staan.
Zuivelbranche aan zet
Het Voedingscentrum streeft er naar de Zuivelbranche te prikkelen om
zich extra in te spannen en het marktaandeel van producten met een
lager vetgehalte te vergroten, bijvoorbeeld door deze magere producten
in de media consequenter als volwaardig alternatief onder de aandacht
van de consument te brengen. Tegelijk kunnen grootwinkelbedrijven hun
steentje bijdragen door meer schapruimte te bestemmen voor
zuivelproducten met een lager vetgehalte. Als zuivelsector en
grootwinkelbedrijven zowel in productontwikkeling als in communicatie
hun verantwoordelijkheid nemen voor de hoeveelheid vet in producten,
zal iedereen daar op termijn zeker zijn of haar gezondheidsvoordeel
mee doen!