Universiteit Leiden

Meer informatie: dienst Interne en Externe Communicatie, tel. 071-5273282

Persbericht

Universiteit Leiden, 3-12-2002

Hulpverlening aan marokkaanse jongeren in internaten en opvanghuizen heeft te weinig effect

Maatregelen om de hulpverlening aan Marokkaanse probleemjongeren in internaten en opvanghuizen op een meer interculturele leest te schoeien hebben tot dusver weinig effect gesorteerd. Om wel resultaat te boeken is veel meer aandacht nodig voor de motivatie van de jongeren, meer controle op hun gedrag, een grondiger methodiek bij de opvang, een deskundiger begeleiding van de groepsleiders en een nauwer contact met de ouders. Deze aanbevelingen doet intercultureel pedagoge Mariska Kromhout in haar proefschrift over Marokkaanse jongeren. Het betreft jongeren die zodanige psychosociale problemen hebben dat ze niet meer thuis kunnen wonen, en opgevangen moeten worden in opvanghuizen of internaten. Ze hoopt hierop 4 december aan de Universiteit Leiden te promoveren.

Hulpverleningsinstellingen hebben steeds meer allochtone cliënten gekregen. De hulpverlening aan hen verloopt echter vaak moeizaam en wordt soms voortijdig afgebroken. Hoe komt dat? En vooral: welke rol speelt de etnisch-culturele achtergrond hierbij? Het probleem is dat er maar weinig gegevens beschikbaar zijn waarop meningen gebaseerd kunnen worden. Er is weliswaar veel geschreven over hoe het zou moeten zijn, maar er is weinig bekend over wat zich afspeelt in opvanghuizen. Dit geldt overigens niet alleen voor de opvang van allochtone jongeren. Dit proefschrift is een aanzet tot opvulling van deze lacune.

Het ontbreekt in de vakliteratuur niet aan aanbevelingen en in veel instellingen niet aan initiatieven. Diverse instellingen hebben in het verleden allochtone groepsleiders aangetrokken en er zorg voor gedragen dat autochtone medewerkers een grotere deskundigheid krijgen over culturele verschillen. Ook zijn er zogenoemde categorale units in het leven geroepen, speciaal voor allochtone jongeren. Echter, de hulpverlening in de reguliere units is niet wezenlijk veranderd, en veel categorale units zijn alweer gesloten. De interculturele hulpverlening blijkt niet goed uit de verf te komen, en niet alle maatregelen hebben een onverdeeld positief effect. Kromhout interviewde voor deze studie, die ze uitdrukkelijk exploratief en beschrijvend noemt, zeventien Marokkaanse jongeren, verdeeld over zes instellingen, tien ouders of ouderparen, en negentien mentoren. Ze nam de eerste vier tot zes maanden in een instelling onder de loep, en constateerde dat meer dan de helft van de zeventien jongeren binnen een half jaar weer naar huis werd gestuurd wegens ernstige gedragsproblemen. Dit falen van de hulpverlening kwam o.a. door motivatieproblemen bij de jongeren, en doordat hun aanvankelijke sociaal wenselijke gedrag niet tijdig werd doorgeprikt.

Etnisch-culturele verschillen bleken hierbij echter slechts een zeer beperkte rol te spelen. De visie die jongeren zelf hadden op hun problematiek verschilde weliswaar in sommige opzichten van die van hun begeleiders, maar er zijn geen aanwijzingen dat daaraan etnisch-culturele verschillen ten grondslag lagen. Er kwamen geen verschillen in effect aan het licht tussen categorale en etnisch gemengde units. Kromhout pleit desondanks voor het behoud van de ongemengde, categorale units, omdat ze het contact met de Marokkaanse ouders blijken te vergemakkelijken. Deze units dienen volgens haar wel veel meer met reguliere units samen te werken om een effectieve methodiek te ontwikkelen voor de aanpak van ernstige gedragsproblemen bij Marokkaanse jongeren.

Mariska Kromhout, Marokkaanse jongeren in de residentiële hulpverlening. Een exploratief onderzoek naar probleemvisies, interculturalisatie en hulpverleningsverloop. Amsterdam, SWP, 2002
Promotie: Universiteit Leiden, woensdag 4 december 2002 Tel. 0348-692836