Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA DEN HAAG Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 30 oktober 2002 SV/A&L/02/83371 nr. 2020302340
Onderwerp Datum Kamervragen van het lid Noorman-den Uyl 5 december 2002

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) over de instroom in de WAO.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)




---

Nr. 2020302340

1. Vraag
Kent u het bericht1 dat slechts 1,7% van de bedrijven verantwoordelijk is voor de instroom in de WAO van 73.000 werknemers (70% van de totale instroom)?
1 `WAO-instroom veroorzaakt door enkele bedrijven', NRC-Handelsblad 23 oktober jl.
1. Antwoord
Ja.

2. Vraag
Bent u bereid meer gedetailleerde gegevens van het UWV-onderzoek per omgaande naar de Kamer te sturen?

2. Antwoord
De basis voor de berichtgeving is gelegen in het artikel in UWV Nieuws, getiteld `Berichten voor werkgevers'. Voor dat artikel is door het UWV reeds eerder bekend cijfermateriaal gebruikt over het jaar 2001. Bijgaand doe ik u het artikel uit UWV Nieuws toekomen. Er is geen sprake van een (recent) UWV-onderzoek.

3. Vraag
Welke sectoren en bedrijven veroorzaken volgens dit onderzoek een bovengemiddelde instroom van werknemers in de WAO? Om welke percentages en aantallen WAO-instroom gaat het?

4. Vraag
Zijn er bedrijven die in opeenvolgende jaren een meer dan gemiddelde instroom in de WAO hebben? Zo ja, welke?
3. + 4. Antwoord
Gezien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam op 6 februari 2002, ben ik van mening dat cijfers over ziekteverzuim en WAO-instroom niet per bedrijf openbaar gemaakt behoren te worden indien daarvoor geen wettelijke regeling tot stand is gebracht waarin het belang van openbaarmaking van gegevens zorgvuldig is afgewogen tegen het belang van individuele bedrijven.
In het voorstel van Wet instroomcijfers WAO (28 159), dat momenteel aanhangig is in de Eerste Kamer, wordt een dergelijke wettelijke regeling voorgesteld. In de memorie van toelichting bij genoemd wetsvoorstel wordt opgemerkt dat het legaliteitsbeginsel noopt tot een wettelijke basis om openbaarmaking van WAO-gegevens op het niveau van individuele bedrijven mogelijk te maken. Zolang die wettelijke basis niet tot stand is gebracht, verzet dit beginsel zich tegen beantwoording van deze vraag.
In de Sectoranalyse WAO 2000, die recent aan de Tweede Kamer is gezonden, komen de prestaties van alle sectoren aan bod. De drie sectoren met de grootste WAO-instroom in 2000 zijn de sector zorg, geestelijke en maatschappelijke belangen met 16.758 personen, de sector uitzendbedrijven met 7.638 personen en de overheidssector onderwijs en wetenschappen met 6.380 personen. De instroom in absolute aantallen geeft overigens niet aan of een sector goed



3

of slecht presteert. Aangezien de zorgsector verreweg de grootste sector is, is het niet vreemd dat deze sector de meeste WAO-instroom heeft.
De WAO-instroomkans is een betere indicator voor de prestatie, omdat deze een relatie legt tussen de instroom en de grootte van de sector. De gemiddelde instroomkans in 2000 bedroeg
1,53%. De hoogste instroomkans had de relatief kleine sector horeca catering met 2,80%, wat gelijk staat aan een instroom van 500 personen. Drie grote sectoren met een instroomkans boven 2% zijn de sector reiniging (2,31%), de sector uitzendbedrijven (2,09%) en de sector overheidsdiensten die het merendeel van de WIW- en WSW- dienstverbanden bevat. Inmiddels heeft het UWV gegevens over 2001 gepubliceerd. De hiervoor genoemde sectoren met een hoge instroomkans in 2000 hebben ook in 2001 een hoge instroomkans. Opvallend is dat verschillende overheidssectoren in 2001 een bovengemiddelde instroomkans hadden, terwijl deze sectoren in 1999 en 2000 redelijk goed presteerden. De oorzaak hiervan is dat in 2001 de keuringsachterstanden bij de overheidssectoren verminderd zijn en dat de instroomkansen in 2001 bijgevolg incidenteel hoog zijn en daarmee niet representatief voor deze sectoren.

5. Vraag
Welke maatregelen gaat u nemen om bij de bedrijven die een bovengemiddelde instroom hebben de Wet poortwachter beter uit te voeren? Op welke termijn gaat u die maatregelen uitvoeren?
5. Antwoord
Terecht noemt vragensteller de Wet verbetering poortwachter in het kader van het beheersen van WAO-instroom. De eerste voorlopige effecten van deze wet wijzen in de goede richting. Over de eerste praktijkervaringen met zojuist genoemde wet wordt overlegd met betrokkenen (werkgevers- en werknemersorganisaties, arbodiensten, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen). Daar waar de werking van de Wet verbetering poortwachter in het algemeen verbeterd kan worden, zal dit ook zijn vruchten afwerpen bij bedrijven met momenteel een hoger dan gemiddelde WAO-instroom.
Daarnaast wordt van het wetsvoorstel instroomcijfers WAO een weliswaar partiële, maar wel additionele prikkel tot beperking van verzuim en WAO-instroom verwacht: de te publiceren overzichten biedt bedrijven zicht op hun WAO-instroom in vergelijking met die van andere grote bedrijven in dezelfde sector. Zo beschouwd wordt een extra moment gecreëerd waarop bedrijven worden geattendeerd op de omvang van hun WAO-instroom. Deze attentie kan bedrijven ertoe aanzetten hun inspanningen op het gebied van preventie en reïntegratie tegen het licht te houden.
Verder is uiteraard van belang dat in algemene zin het WAO-stelsel wordt herzien. Zoals u bekend is, zal het volgende kabinet hiertoe nadere voorstellen moeten ontwikkelen.