Ministerie van Justitie

Allochtone ouders en justitie

Vragen en behoeften van Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse ouders van jeugdigen die in aanraking komen met politie en justitie

C. Nijsten, P. Geense, T. Pels, W. Vollebergh

Nijmegen/Rotterdam, Orthopedagogiek, Katholieke Universiteit Nijmegen/Institituut voor Sociologisch-Economisch onderzoek (ISEO), Erasmus Universiteit Rotterdam
Bestelling: ISEO, Rotterdam
Kenmerk: EWB/01.047

samenvatting
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de vragen en behoeften van Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse ouders wanneer hun kind in aanraking komt met politie en justitie. Aanleiding voor het onderzoek vormde de oververtegenwoordiging van jongeren uit deze vier etnische groepen onder jeugdige verdachten, het gebleken gebrek aan kennis bij allochtone ouders van het Nederlandse strafrechtelijke systeem en het vermoeden dat de huidige wijze waarop informatie en ondersteuning geboden wordt aan deze groepen ouders, niet aansluit bij hun behoeften. In de aanpak van jeugdcriminaliteit wordt het van belang geacht ouders bij deze aanpak te betrekken om verder afglijden van kinderen zo veel mogelijk te voorkomen. Onder het betrekken van ouders wordt verstaan hen informeren en op de hoogte houden, maar ook ouders aanspreken op hun
(opvoedings)verantwoordelijkheid en hen een rol toekennen in het meedenken over zinvolle interventies voor hun kind.

Het onderzoek kent twee doelstellingen:
1. zicht geven op vragen en behoeften bij allochtone ouders wanneer hun kind in aanraking komt met politie en justitie. 2. schetsen van een aanpak waardoor de ouders meer betrokken raken bij het traject dat volgt op het strafbare gedrag van hun kind om zo te kunnen bijdragen aan voorkoming van verder strafbaar gedrag van hun kind.

Behalve literatuuronderzoek is een onderzoek uitgevoerd onder 66 ouders en een onderzoek onder dertien sleutelfiguren uit het veld van politie en justitie. Het onderzoek onder de ouders beperkt zich tot Antilliaanse, Marokkaanse, Surinaamse en Turkse ouders van jeugdigen in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, die in aanraking gekomen zijn met een of meerdere van de volgende instanties uit de justitiële strafrechtsketen: politie, Halt-bureau, strafrechtunit van de Raad voor de Kinderbescherming en justitiële jeugdinrichting. Het onderzoek is gevoerd in de omgeving van Nijmegen/Arnhem en in Rotterdam. Er is gestreefd naar een zo veel mogelijk gelijke verdeling van ouders over de gekozen fasen uit de justitiële keten en over de vier etnische groepen. De ouders zijn schriftelijk en persoonlijk benaderd met het verzoek om mee te werken aan het onderzoek en de bereidheid daartoe bleek hoog. De ouders zijn geïnterviewd aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst waarin zowel open en gesloten vragen werden gesteld. De sleutelfiguren zijn medewerkers van politie, Halt, RvdK of JJI die veel praktijkervaring hebben. Zij zijn telefonisch geïnterviewd.
In het onderzoek is aandacht besteed aan de explanatory models van ouders: de wijze waarop zij het strafbare gedrag van hun kind interpreteren en de wijze waarop zij denken dit gedrag tegemoet te kunnen treden. Daarnaast is aandacht besteed aan de visie van ouders op de aanpak van politie en justitie, aan hun ervaringen met justitiële instanties en de rol die cultuurverschillen hierin spelen. Ook is nagegaan hoe het met de kennis van ouders omtrent de justitiële instanties en hun werkwijze gesteld is. De rol van het sociale netwerk van ouders en hun behoeften aan ondersteuning zijn eveneens aan de orde gekomen. Voorts zijn we nagegaan hoe het met de betrokkenheid van ouders bij de aanpak van hun kind gesteld is. Daarbij is steeds onderzocht is of zich etnische verschillen voordoen en of er verschillen bestaan tussen ouders van jeugdigen die zich in uiteenlopende fasen van de justitiële strafrechtsketen bevinden.

Ouders blijken de oorzaken van het strafbare gedrag van hun kind overwegend buiten zichzelf te leggen en toe te schrijven aan externe factoren: de negatieve invloed van verkeerde vrienden. Zij kennen zichzelf nadrukkelijk wel een rol toe in de oplossingen voor het strafbare gedrag van hun kind en zien hierin ook een rol weggelegd voor mensen van de school. In de gesprekken met sleutelfiguren is een geringere bereidheid bij ouders geconstateerd om mee te werken aan oplossingen voor het kind, met name bij Marokkaanse (Berber) ouders en in mindere mate bij Turkse ouders. De ouders wensen het strafbare gedrag van hun kind bij voorkeur tegemoet treden met autoritatieve controle, ondersteuning en het verhogen van toezicht. Van politie en justitie verwachten ouders een andere aanpak: de nadruk ligt hier meer op straffen en op het gericht werken aan een toekomstperspectief voor het kind.
De meerderheid van de ouders meent dat de alternatieve straf die hun kind gehad heeft bij Halt of bij de RvdK een goede reactie is op het delict van hun kind. Over jeugddetentie zijn ouders wat minder te spreken: zij vinden de straf van hun kind soms te lang en hebben met name klachten over het feit dat detentie de opleiding van hun kind onderbreekt. De reacties van politie op strafbaar gedrag van jeugdigen worden niet zo positief beoordeeld, en dit geldt met name wanneer ouder en kind verder gevorderd zijn in de justitiële keten. Naarmate de ouders verder gevorderd zijn in de justitiële keten geldt in het algemeen dat er minder vertrouwen bestaat in de aanpak van politie en justitie. Dit blijkt zowel uit het onderzoek onder ouders als uit gesprekken met sleutelfiguren. Medewerkers aan het eind van de keten constateren dat er in voorliggende fasen van de keten vaak zoveel fout gegaan is, dat het zeer moeilijk wordt om ouders nog te betrekken en aan te spreken op hun verantwoordelijkheid.

De ouders blijken weinig op de hoogte van het Nederlandse strafrechtelijke systeem, met name van de taken en verantwoordelijkheden van de strafrechtunit van de Raad. Kennis blijkt het geringst onder Marokkaanse ouders. Volgens de geïnterviewde sleutelfiguren bestaat er niet alleen een gebrek aan inzicht in procedures en interventies van justitie, maar zijn ouders ook minder goed op de hoogte van de pedagogische benadering van jeugdige daders die justitiële instanties hanteren.

Cultuurverschillen tussen henzelf en vertegenwoordigers van justitiële instanties staan volgens de helft van de ouders een goede oplossing voor hun kind in de weg. Het gaat om taalverschillen, maar ook om verschillen in normen en waarden en in de visie op opvoeding. Tevens nemen ouders met name bij politie nogal eens discriminatie waar en zijn zij van mening dat er bij alle justitiële instanties weinig kennis bestaat omtrent hun culturele achtergronden. Sleutelfiguren signaleren onder andere een belangrijk verschil in openheid tussen allochtone en autochtone jongeren en hun ouders. Een belangrijk aspect van de cultuurverschillen tussen ouders en justitiële instanties is het verschil in visie op opvoeding. In de beleving van de geïnterviewde sleutelfiguren treden ouders van jeugdigen die een strafbaar feit gepleegd hebben vaak autoritair op. De ouders in ons onderzoek hebben zelf aangegeven dat zij het strafbare gedrag van hun kind bij voorkeur met autoritatieve controle tegemoet treden. Er is echter ook geconstateerd dat er - met name Turkse en Marokkaanse - ouders zijn die meer autoritair willen optreden. Zij voelen zich op dit punt door medewerkers van justitiële instanties onbegrepen en lijken op hun beurt de Nederlandse aanpak niet te begrijpen. Uit de gesprekken met sleutelfiguren is duidelijk geworden dat er in enige mate en niet structureel, rekening gehouden wordt met de culturele achtergrond van jongeren en ouders, hetgeen blijkt uit het gebruik van vertalingen en tolken, het rekening houden met schaamtegevoelens bij ouders en jongeren, het verrichten van grotere inspanningen om allochtone ouders te bereiken en het werven en inzetten van allochtoon personeel.

Volgens de ouders spannen de instanties zich niet voldoende in om hen te betrekken bij de aanpak van hun kind. Alle ouders hebben er op zijn minst behoefte aan geïnformeerd te worden over het strafbare feit van hun kind en over de justitiële interventies die daarop volgen. In de praktijk gebeurt dit volgens de ouders onvoldoende, met name door de politie. Het onderzoek onder ouders laat zien dat hun opkomst bij de instanties hoog is wanneer zij daartoe benaderd worden. Het onderzoek onder sleutelfiguren geeft aanleiding daar vraagtekens bij te zetten, omdat zij zeker bij Marokkaanse en Turkse ouders geen hoge opkomst bemerken. Anderzijds constateert een aantal sleutelfiguren dat de bereidheid er wel is bij ouders, maar dat er meer inspanningen verricht moeten worden om hen over de drempel te halen. Deze bereidheid treffen we ook in het onderzoek onder ouders aan. Circa de helft van hen wil zich naar eigen zeggen extra inspannen om de kloof tussen ouders en justitiële instellingen te helpen dichten. Er zijn echter ook grenzen aan het betrekken van ouders bij de aanpak van het kind. Uit het onderzoek onder ouders is duidelijk geworden dat niet alle ouders het delict van hun kind even serieus opnemen, maar het relativeren of vergoelijken, vooral bij geweldsdelicten en onder Antilliaanse ouders. Het lijkt niet zinvol deze ouders zonder meer bij de interventies van het kind te betrekken, wat niet wegneemt dat ook deze groep ouders op zijn minst voldoende geïnformeerd dient te worden. Voorts melden sleutelfiguren dat het soms moeilijk manoeuvreren is tussen de belangen van de jongere en het belang van informatie aan en betrokkenheid van ouders. Jongeren zijn er soms bij gebaat dat zaken in het bijzijn van hun ouders onbesproken blijven, bijvoorbeeld als het gaat om ongeoorloofd gedrag zoals roken, alcoholgebruik of verkering. Hier ligt een spanningsveld tussen de werkelijkheid en de wenselijkheid ouders te betrekken bij de aanpak van de jongere. Als ouders niet van bepaalde gedragingen van hun kind op de hoogte zijn, kunnen zij immers moeilijk meewerken aan het vinden van een oplossing voor hun kind.

Ouders ontvangen met name steun van partner en andere kinderen in het gezin, die ook een rol op zich blijken te nemen in de aanpak van het kind dat een strafbaar feit gepleegd heeft. Deze personen en andere familieleden spelen eveneens een rol in het contact met politie en justitie. Door sleutelfiguren wordt deze inzet van anderen dan de ouders zelf uiteenlopend beoordeeld. Uit de gesprekken met sleutelfiguren is wel gebleken dat het vergroten van de rol en betrokkenheid van (Marokkaanse en Turkse) moeders wenselijk is omdat zij veelal de hoofdverantwoordelijke zijn in de opvoeding en wellicht meer invloed hebben op hun kind dan vaders.
Bij twee vijfde van de ouders is een behoefte aan steun in het onderhouden van contacten de politie en justitie geconstateerd en eveneens twee vijfde van de ouders heeft te kennen gegeven behoefte te hebben aan opvoedingsondersteuning. De voorkeur gaat uit naar individuele gesprekken met en adviezen van professionals en naar opvoedingssteun en informatie die specifiek is toegesneden op hun situatie, dat wil zeggen die betrekking heeft op de leeftijdsgroep vanaf 12 jaar en manieren aangeeft om onwenselijk gedrag te voorkomen of tegen te gaan. Verder is geconstateerd dat ouders bij voorkeur ondersteuning ontvangen van professionals, waaronder ook mensen van de school. De behoeften aan steun van de kant van Nederlandse professionals en van professionals uit de eigen etnische groep blijken elkaar daarbij in evenwicht te houden.

In het verlengde van het voorgaande en op basis van ideeën omtrent verbetering van de kant van sleutelfiguren zijn aanbevelingen geformuleerd op het gebied van

* een actievere benadering van ouders van de kant van instanties
* interculturalisering en vergroten van toegankelijkheid van de instanties

* het inschakelen van andere gezins- en familieleden en het versterken van de rol van (Marokkaanse en Turkse) moeders
* het aanspreken van ouders op hun competenties en vaardigheden en hen ondersteunen bij het toepassen van opvoedingsgedragingen om verdergaand crimineel gedrag van kinderen tegen te gaan
* voorlichting aan ouders

* samenwerken met en inschakelen van mensen van de school
WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@minjus.nl Redacteur: Hans van Netburg

Laatst gewijzigd: 06-12-2002