Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA Den Haag Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk IZ/ISI/2002/92666

Onderwerp Uitvoering toezeggingen inzake de informatieverstrekking t.a.v. ILO-verdragen

Datum 6 december 2002

Hierbij stuur ik u - conform toezeggingen die in het verleden zijn gedaan - de jaarlijkse ./. overzichten van respectievelijk:

1. verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie waarvan de mogelijkheid tot opzegging zich de komende drie jaar voordoet;

2. verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie ten aanzien waarvan de regering ernaar streeft in 2003 een voorstel tot goedkeuring aan de Kamer voor te leggen. De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)




1. ILO-verdragen waarvan de mogelijkheid tot opzegging zich de komende drie jaar voordoet Conform de toezegging in de brief van de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de motie van het lid Van Middelkoop (Tweede Kamer, vergaderjaar 1994-1995, 23 900 XV, nr. 44) van 8 mei 1995, wordt de Kamer ieder jaar geïnformeerd over de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) die de komende jaren kunnen worden opgezegd. Ter voldoening aan die toezegging worden hieronder die verdragen vermeld, waarvan de opzegtermijn vervalt in 2003, 2004 en 2005. De opzegtermijn begint altijd een jaar voorafgaand aan de vervaldatum te lopen. Alleen gedurende deze opzegtermijn kan een verdrag worden opgezegd. Ten aanzien van de meeste ILO-verdragen doet die mogelijkheid zich eens in de tien jaar voor.
De opzegtermijn vervalt in 2003 ten aanzien van de volgende tien verdragen:
- Verdrag nr. 27 betreffende de aanduiding van het gewicht op grote stukken, vervoerd per schip, 1929;

- Verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930;
- Verdrag nr. 62 betreffende de veiligheidsvoorschriften (bouwbedrijf), 1937;
- Verdrag nr. 71 betreffende de pensioenen van zeelieden, 1946;
- Verdrag nr. 94 betreffende bepalingen ter regeling van arbeidsvoorwaarden (overheidscontracten), 1949;

- Verdrag nr. 95 betreffende de bescherming van het loon, 1949;
- Verdrag nr. 97 betreffende migrerende arbeiders (herzien), 1949;
- Verdrag nr. 115 betreffende beveiliging tegen straling, 1960;
- Verdrag nr. 129 betreffende de arbeidsinspectie (landbouw), 1969;
- Verdrag nr. 131 betreffende het vaststellen van minimumlonen, 1970. Ik zie geen noodzaak tot het opzeggen van deze verdragen. De opzegtermijn vervalt in 2004 ten aanzien van de volgende negen verdragen:
- Verdrag nr. 44 betreffende de werkloosheid, 1934;
- Verdrag nr. 69 betreffende het diploma van bekwaamheid als scheepskok, 1946;
- Verdrag nr. 92 betreffende de huisvesting van de bemanning aan boord van schepen (herzien), 1949;

- Verdrag nr. 99 betreffende methoden tot vaststelling van minimumlonen (landbouw), 1951;
- Verdrag nr. 100 betreffende gelijke beloning, 1951;
- Verdrag nr. 135 betreffende de vertegenwoordigers van de werknemers, 1971;
- Verdrag nr. 154 betreffende het collectief onderhandelen, 1981;
- Verdrag nr. 155 betreffende beroepsveiligheid en gezondheid, 1981;
- Verdrag nr. 156 betreffende arbeiders met gezinsverantwoordelijkheid, 1981. Er bestaat naar mijn mening geen noodzaak om over te gaan tot het opzeggen van de verdragen nrs 44, 69, 92, 100 en 135. Een beslissing over het al dan niet opzeggen van de overige verdragen heb ik nog niet genomen. De beslissing hieromtrent zal in het volgende jaarlijkse overzicht worden vermeld, tenzij er aanleiding bestaat om de Kamer eerder in te lichten zoals in het geval dat opzegging wel wenselijk wordt geacht. De opzegtermijn vervalt in 2005 ten aanzien van de volgende twee verdragen:




- Verdrag nr. 101 betreffende betaalde vakantie (landbouw), 1952;
- Verdrag nr. 118 betreffende gelijkheid van behandeling (sociale zekerheid), 1962; De beslissing omtrent het al dan niet opzeggen van deze verdragen zal - voor zover mogelijk - in het volgende jaarlijkse overzicht worden vermeld, tenzij er aanleiding bestaat om de Kamer hieromtrent eerder in te lichten.


2. In 2003 ter goedkeuring voor te leggen ILO-verdragen Tijdens een VAO op 13 februari 2001 over de niet-bekrachtiging van het Verdrag betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en de bescherming tegen werkloosheid, 1988 (ILO- verdrag nr. 168), heeft de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, drs. J.F. Hoogervorst, de toezegging aan de Tweede Kamer gedaan om de informatieverstrekking aan de Kamer inzake ILO-verdragen nader te zullen bezien. Met name op het punt van de nog goed te keuren verdragen behoefde de reeds bestaande informatieverstrekking te worden aangevuld.
Hieronder treft u een overzicht aan van die ILO-verdragen ten aanzien waarvan de regering ernaar streeft in 2003 een voorstel tot goedkeuring aan de Kamer voor te leggen:
- Verdrag nr. 180 betreffende de werktijden van zeevarenden en de bemanning van schepen, 1996;

- het Protocol van 1996 bij het Koopvaardijverdrag (minimumnormen) (Verdrag nr. 147);
- Verdrag nr. 179 betreffende de werving van en arbeidsbemiddeling voor zeevarenden, 1996;

- Verdrag nr. 183 betreffende moederschapsbescherming, 2000. 2