Ministerie van Economische Zaken Berichtnaam: Beantwoording Kamervragen lid Netelenbos inzake de verspreiding van spam Nummer: 187 Datum: 11-12-2002

Vragen van het lid Netelenbos (PvdA) aan de minister van Economische Zaken over de verspreiding van spam. (Ingezonden 15 oktober 2002)

1 Bent u bekend met de berichtgeving rondom de verspreiding van spam?1)

2 Is het waar dat GSM-bezitters veelvuldig ongevraagd berichten krijgen toegestuurd? Zijn hier cijfers van bekend? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?

3 Zijn er cijfers bekend omtrent het aantal berichten dat ongevraagd wordt toegestuurd per e-mail? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het?

4 Is het waar dat de handel in adressen en 06-nummers in beginsel is toegestaan? Worden de GSM-nummers in de verhandelde databases op legale wijze verzameld? Hoe verhoudt het één en ander zich tot de privacy-wetgeving?

5 Moet de ontvanger van Spam, volgens het College Bescherming Persoonsgegevens in staat zijn zich kosteloos af te melden? Beantwoordt dit aan de situatie in de praktijk? Welke instantie is belast met de taak om deze bepaling te handhaven, hoeveel formatieplaatsen staan daarvoor ter beschikking, en welke sanctie staat er op niet-naleving van de wet?

6 Is het waar dat, indien er niets gebeurt, in 2006 elke dag 1500 spamberichten per e-mailadres te verwachten zijn? Wilt u ingaan op de in het artikel genoemde bevindingen van het onderzoeksbureau?

7 Wilt u ingaan op maatregelen vanuit de Europese Unie met betrekking tot de bovengenoemde problematiek, en de wijze waarop deze geïmplementeerd zullen moeten worden? Is deze aanpak in uw ogen toereikend? Zo nee, bent u bereid wetgeving voor te bereiden en aan de Kamer voor te leggen, ten einde dit vraagstuk effectief te lijf te gaan?


---
1) Volkskrant, blz. 20, 10 oktober jl.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, mr.drs. J.G. Wijn heeft deze vragen als volgt beantwoord. Ministerie van Economische Zaken


1 Ja, het desbetreffende artikel uit de Volkskrant van 10 oktober 2002 is bekend.


2 Het is juist dat het toezenden van ongevraagde SMS-berichten aan bezitters van GSM-telefoons voorkomt. Over de omvang hiervan zijn bij het Ministerie van Economische Zaken geen cijfers bekend.


3 Er zijn hieromtrent geen betrouwbare cijfers beschikbaar. Overigens zal de omvang van het aantal ongevraagde berichten sterk afhankelijk zijn van het surfgedrag van de individuele internetter.

4 Binnen de grenzen, gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), is het verwerken van persoonsgegevens betreffende e-mailadressen en 06-nummers toegestaan. Onder verwerken moet ook de eventuele doorverstrekking aan derden worden verstaan, al dan niet tegen betaling. Bij de verzameling van de gegevens zal men zich aan de bepalingen van de Wbp dienen te houden. Buiten de gevallen dat de gegevens worden verwerkt met ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene (artikel 8, onder a, Wbp) staat de Wbp voor zover hier relevant in artikel 8, onder f, de verwerking van persoonsgegevens ook toe indien dit noodzakelijk is voor de behartiging van een gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Een gerechtvaardigd belang is in de regel aanwezig indien de gegevensverwerking plaatsvindt in het kader van de normale bedrijfsvoering van de verantwoordelijke. Voorts worden in artikel 11.6 van de Telecommunicatiewet (Tw) regels gesteld die zich richten tot een ieder die een algemeen beschikbare telefoongids uitgeeft of een algemeen beschikbare abonnee-informatiedienst verzorgt. Aan de abonnee komt in dat kader het recht toe om opneming van zijn gegevens in de gids of in het abonneebestand van de abonnee-informatiedienst te beletten. Voorts heeft de abonnee nadrukkelijk het recht om aan degene die een algemeen beschikbare telefoongids uitgeeft of een algemeen beschikbare abonnee-informatiedienst verzorgt, te verzoeken dat zijn in de gids of het abonneebestand opgenomen persoonsgegevens niet of niet meer beschikbaar worden gesteld voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden. Aan dit verzoek dient gehoor te worden gegeven.


5 Ingevolge de Wbp komt aan degene wiens persoonsgegevens worden verwerkt met het oog op werving voor commerciële of charitatieve doeleinden het recht toe om te allen tijde kosteloos verzet daartegen aan te tekenen. De verantwoordelijke dient in dat geval de maatregelen te nemen om deze vorm van verwerking terstond te beëindigen. Naar het oordeel van het CBP, beantwoordt dit ook aan de situatie in de praktijk. Naast de algemene regeling uit de Wbp, wordt in de Tw een bijzondere regeling getroffen. Voor het doen van ongevraagde oproepen voor commerciële, ideële en charitatieve doeleinden aan abonnees via automatische oproepsystemen zonder menselijke tussenkomst (belautomaten) en faxen moet vooraf toestemming worden gevraagd aan de abonnee (opt in-systeem). Het gebruik van andere oproepsystemen, waaronder naar interpretatie van de achterliggende EU-richtlijn ook e-mail valt, is voor deze doeleinden toegestaan, tenzij de abonnee kennisgeving doet daartegen bezwaar te hebben (opt out-systeem). Aan de abonnee mogen in dat geval geen kosten in rekening worden gebracht van voorzieningen waarmee wordt voorkomen dat hem een ongevraagde oproep wordt gedaan.

De handhaving van artikel 11.7 Tw berust zowel bij de OPTA als bij het CBP. Beiden hebben geen specifieke formatieplaatsen voor dit onderwerp gereserveerd. De OPTA heeft op basis van de Tw de bevoegdheid om de naleving af te dwingen via bestuursdwang of een last onder dwangsom. Het CBP heeft op grond van de Wbp dezelfde mogelijkheden.


6 Navraag bij de desbetreffende columnist heeft geleerd dat de door hem genoemde aantallen niet te verifiëren zijn. De aantallen zijn ontleend aan diverse andere publicaties, waarbij de daarvoor gebruikte bronnen onbekend zijn. Een uitspraak of hetgeen in de vraag wordt gesteld waar of niet waar is, is niet te geven en zou louter speculatief van aard zijn. Gelet hierop, is het niet zinvol om op een en ander nader in te gaan.

7 Op 12 juni 2002 is door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie richtlijn nr. 2002/58/EG vastgesteld, betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie. In deze richtlijn is een regeling opgenomen voor ongevraagde oproepen. In de terminologie van de richtlijn omvat het begrip e-mail zowel elektronische post als SMS. Als hoofdregel voor het gebruik van e-mail voor direct marketingdoeleinden geldt het opt in-systeem (vooraf toestemming van geadresseerde). Op deze hoofdregel wordt een (beperkte) uitzondering gemaakt: wanneer elektronische contactgegevens zijn verkregen in het kader van de verkoop van een product of dienst, mogen deze wel gebruikt worden voor direct marketing van gelijksoortige producten of diensten, mits de klant omtrent dit (voorgenomen) gebruik is geïnformeerd en de gelegenheid heeft gekregen om hiertegen gemakkelijk en kosteloos bezwaar te maken (opt out-systeem). Aan het gebruik van e-mail voor deze doeleinden worden voorts nadere voorwaarden gesteld: in de e-mail moet de identiteit van de afzender worden vermeld alsmede een geldig adres waaraan de ontvanger een verzoek kan richten tot beëindiging van dergelijke communicatie.

Richtlijn nr. 2002/58/EG moet vóór 31 oktober 2003 in Nederlandse wetgeving worden omgezet. Het daartoe strekkende wetsvoorstel is inmiddels in concept gereed en zal begin 2003 voor advies aan de Raad van State worden voorgelegd.

Deze regeling is naar mijn oordeel toereikend.