Ministerie van Financiën

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten Generaal

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

BZ 2002-02268 M

Onderwerp

Kamervragen Najaarsnota 2002, IX-A, IX-B

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de Kamervragen met betrekking tot de Najaarsnota 2002, alsmede de suppletore begrotingen IX-A en IX-B.

DE MINISTER VAN FINANCIEN

NAJAARSNOTA 2002

Vraag 1

Krachtens begrotingsregel 12 kan slechts in uitzonderlijke omstandigheden compensatie plaatsvinden van saldi tussen tussen de drie budgetdisciplinesectoren. In die van de zorg is thans sprake van een tekort van 343 miljoen euro. Dit tekort wordt in de Najaarsnota gecompenseerd door overschotten in de beide andere sectoren. In hoeverre is dit in overeenstemming met genoemde begrotingsregel nr. 12? Van welke bijzondere omstandigheden is er sprake?

Vraag 18

In het Strategisch Akkoord staat dat er voor de drie overheidssectoren een afzonderlijk reële uitgavenplafond wordt vastgesteld. Uitzonderlijke omstandigheden daargelaten wordt een (dreigende) overschrijding van de onderscheiden uitgavenplafonds gecompenseerd binnen dezelfde sector. Waarom schendt het kabinet doelbewust het strategisch akkoord waarin is afgesproken dat elke sector zijn eigen broek moet ophouden ?

Antwoord

Hoofdregel van het huidige begrotingsbeleid is dat het totaal van de uitgavenkaders moet sluiten. In de Najaarsnota 2002 blijven de totale uitgaven binnen het bij Miljoenennota 2003 vastgestelde totale uitgavenkader, waarmee aan de genoemde hoofdregel is voldaan. Wel is sprake van een forse, onvermijdelijke overschrijding van het uitgavenkader Zorg. Het redresseren van deze overschrijding kan pas bij toekomstige begrotingsmomenten plaatsvinden. Aangezien op dit moment sprake is van minder directe aangrijpingspunten voor budgettaire beheersing in de zorg, brengt een interdepartementale werkgroep opties in kaart om de zorguitgaven in de toekomst beheersbaar te houden. Op deze manier wordt getracht compensatie tussen de drie budgetdisciplinesectoren in de toekomst zoveel mogelijk te beperken.

Vraag 2

Opvallend is dat alleen de centrale Overheid een bijdrage leverde aan het toegenomen begrotingstekort. Heeft alleen de Centrale Overheid last van de scherpe daling van de economische groei of berusten de cijfers van de decentrale overheid op een vertraagde waarneming van de werkelijke cijfers? Waarom valt de verhoging van de EMU-schuld aanmerkelijk hoger uit dan op grond van de verslechtering van het EMU-saldo mocht worden verwacht?

Vraag 34

Waarom is het EMU-saldo Lokale Overheid ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2003 niet veranderd? Is dit saldo de afgelopen maanden exact gelijk gebleven? Is er reden te veronderstellen dat het saldo Lokale Overheden ook negatief beïnvloed zal worden door teruglopende economische groei?

Antwoord

De Najaarsnota betreft een uitvoeringsnota. Sinds de afronding van de Miljoenennota beschikt het kabinet niet over nieuwe informatie over het saldo van de decentrale overheden. Voorts kan worden opgemerkt dat de uitgaven en inkomsten van lagere overheden veel minder gevoelig zijn voor de conjunctuur.

De EMU-schuld loopt op van 51,5% BBP naar 51,7% BBP, een verslechtering van 0,2% BBP. Dit is gelijk aan de verslechtering van het EMU-saldo van -0,5% BBP naar -0,7% BBP.

Vraag 3

In de voorgaande Najaarsnota werd een inzicht verschaft van de onderuitputting per departement. Waarom is dit thans niet geschied? Kan deze informatie per ijklijn alsnog gegeven worden?

Antwoord

In de hoofdtekst van de Najaarsnota worden de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Miljoenennota toegelicht. Vorig jaar was er bij Najaarsnota sprake van aanzienlijke onderuitputting. Dit jaar is dat niet het geval. De totale onderuitputting per ijklijn is echter wel gegeven. De ijklijn Zorg laat een overschrijding zien van ¤ 0,34 mld. De ijklijn Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt heeft een onderschrijding van ¤ 0,12 mld. De onderschrijding van de ijklijn Rijksbegroting in enge zin bedraagt ¤ 0,21 mld. Voor een overzicht van de onderuitputting per departement verwijs ik u naar het antwoord op vraag 15.

Vraag 4

Waarom is er in de afgelopen jaren zo verschillend omgegaan met de in=uittaakstelling?

Antwoord

Bij Voorjaarsnota worden de bedragen van de eindejaarsmarges van vorig jaar toegevoegd aan de begrotingen (van het dan betreffende jaar). Voorts wordt de eindejaarsmarge op de aanvullende post algemeen "tegengeboekt". Hiermee wordt voorkomen dat, om binnen het uitgavenkader te blijven, ruimte elders binnen het uitgavenkader moet worden gevonden als gevolg van de toevoeging van eerder onbesteed gebleven geld. Deze systematiek veronderstelt dat aan het eind van het jaar wederom een bedrag aan onderuitputting optreedt van grosso modo dezelfde orde van grootte (in=uitgedachte). Als onderuitputting zich in de loop van het jaar voordoet dan wordt deze in=uittaakstelling ingevuld. De reden waarom de in=uittaakstelling in de afgelopen jaren verschillend is gehanteerd, hangt samen met het verschil in het tijdstip van het constateren van onderuitputting gedurende die jaren.

Vraag 5

Bij de in=uittaakstelling wordt ervan uitgegaan dat het saldo dat via de eindejaarsmarge van het vorige jaar wordt meegenomen naar het huidige jaar gelijk is aan die marge aan het einde van het huidige jaar. Is die taakstelling echter wel realistisch in een jaar waarin zich een scherpe daling van de economische groei voordoet? Zo nee, tot welke gevolgtrekkingen leidt dit dan?

Antwoord

Bij Miljoenennota 2003 is reeds een deel van de in=uittaakstelling tegengeboekt mede in het licht van de economische groei. Dit in de verwachting dat de beperktere in=uittaakstelling zich nog gedurende het jaar zal voordoen. Of de resterende in=uittaakstelling van circa 0,3 miljard euro zich nog voor zal doen is op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen. Dit is met name afhankelijk van de voortgang van de uitvoering van concrete beleidsprogramma's waarvoor budget is geraamd in de departementale begrotingen 2002. Indien deze onderuitputting zich niet voordoet, betekent dit dat het EMU-saldo hierdoor negatief wordt beïnvloed. Gevolg hiervan is ook dat de omvang van de eindejaarsmarge hierdoor klein is waardoor de kans op een tegenvaller in het volgende jaar wordt gemitigeerd.

Vraag 6

Uit de aangeleverde cijfers blijkt dat per ijklijn op uiteenlopende wijze is omgegaan met de in=uittaakstelling. Hoe groot was deze taakstelling per ijklijn, hoeveel is deze bij Najaarsnota afgenomen en hoeveel resteert er nu nog per ijklijn?

Antwoord

Tabel: in=uittaakstelling per ijklijn in 2002 en invulling van deze taakstelling in 2002 (in mln. euro)

In=uittaakstelling RBG-eng Zorg SZA Totaal

Totaal 419 17 129 564

Miljoenennota -201 -17 -64 -283

Najaarsnota - - - -

Restant 218 0 64 281

Door afronding kan het restant afwijken van de som van de onderdelen

Vraag 7

De in=uittaakstelling is afgenomen van 0,6 mld. euro tot 0,3 mld. euro. Dit wordt niet toegelicht. Kan dit alsnog gebeuren? Is dit gebeurd door het inboeken van inmiddels opgetreden onderuitputting in 2002 of zijn andersoortige meevallers hiervoor ingezet? Waarom zijn op dit punt geen mutaties terug te vinden op de aanvullende post algemeen? Kan (per ijklijn) inzicht gegeven worden in de omvang van de onderuitputting die in het verleden in het lopende begrotingsjaar nog is opgetreden na Najaarsnota?

Antwoord

De Najaarsnota geeft de verandering in de budgettaire situatie in 2002 weer die is opgetreden ten opzichte van de Miljoenennota. De afname van de in=uittaakstelling van 0,6 miljard tot 0,3 miljard heeft al bij Miljoenennota plaatsgevonden en maakt als zodanig geen deel uit van de veranderingen ten opzichte van de Miljoenennota. In de Miljoenennota is bij RBG-eng het saldo (-95 miljoen) van enerzijds de verhoging van de in=uittaakstelling als gevolg van de definitieve vaststelling van de eindejaarsmarge weergegeven (-296 mln.) en anderzijds de verlaging van de in=uittaakstelling (+201 mln.). De verlaging van de in=uittaakstelling is gedekt uit het saldo van mee- en tegenvallers. Voor SZA en Zorg is de in=uittaakstelling via optredende onderuitputting in deze sectoren verlaagd met respectievelijk 64 miljoen en 16,5 miljoen.

Voor de omvang van de onderuitputting die in het verleden in het lopende begrotingsjaar nog is opgetreden na Najaarsnota wordt verwezen naar het antwoord op vraag 17.

Vraag 8

Aan de inkomstenkant spelen de geringere ontvangsten uit hoofde van de omzetbelasting een prominente rol. In de Miljoenennota werd daarmede nog niet gerekend. Mag daaruit worden afgeleid dat die tegenvaller zich pas recentelijk heeft voorgedaan of moet worden geconcludeerd dat reeds in de Miljoenennota werd uitgegaan van een te rooskleurig beeld?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 13.

Vraag 9

Bij de Miljoenennota werd nog uitgegaan van een positieve aanvullende post van 340,2 miljoen euro. In de Najaarsnota wordt een negatieve post vermeld van 214,2 miljoen euro. Hoe valt de scherpe daling in zulke korte tijd te verklaren? Waarom is daar geen toelichting op verschaft?

Antwoord

In de Verticale Toelichting op de aanvullende post worden de mutaties die zich hebben voorgedaan tussen de Miljoenennota en de Najaarsnota zichtbaar. De mutaties zijn daar ook toegelicht. Het karakter van de aanvullende post is dat er middelen op gereserveerd staan, waarvan op het moment van reservering nog niet expliciet kan worden aangegeven op welke begroting(en) zij uiteindelijk worden verantwoord. Het kan ook zijn dat de exacte omvang nog niet kan worden aangegeven. Zo zijn bij Najaarsnota de gereserveerde middelen voor de chloortransporten overgeheveld naar de begroting van VROM. De middelen voor vuurwerk komen dit jaar niet meer tot besteding en worden doorgeschoven naar volgend jaar. Voor de compensatie van BTW-openbaar vervoer worden de gereserveerde middelen overgeheveld naar de begroting van Verkeer en Waterstaat. Voor een toelichting op alle mutaties verwijs ik naar de Verticale Toelichting op de aanvullende post.

Vraag 10

In de leeswijzer wordt vermeld dat alleen een toelichting wordt verschaft bij mutaties van 10 mln euro of meer, tenzij bij lagere mutaties de beleidsrelevantie prevaleert. Op zichzelf is een dergelijke limitering naar beneden wel begrijpelijk. Kan niettemin een staat worden verstrekt teneinde het budgetrecht van de Kamer niet al te zeer uit te hollen?

Antwoord

Het is het gebruik om in de Verticale Toelichting een cijfermatig overzicht voor alle begrotingen te presenteren van mutaties die zich bij Najaarsnota hebben voorgedaan. Dit overzicht is voorzien van een toelichting op de grootste en beleidsmatig meest interessante mutaties. Voor de mee- en tegenvallers en de beleidsmatige mutaties geldt een ondergrens van ¤ 10 miljoen. Voor technische mutaties geldt overigens een ondergrens van ¤ 20 miljoen. De Verticale Toelichting heeft het karakter van een overzicht op hoofdlijnen. Een overzicht van alle mutaties inclusief toelichting vindt u in de Suppletoire begrotingswetten die kort na de Najaarsnota aan de Kamer zijn aangeboden. Hiermee wordt recht gedaan aan het budgetrecht van de Kamer. De Suppletoire begrotingswetten worden immers door de Kamer geautoriseerd, in tegenstelling tot de Najaarsnota.

Vraag 11

Kan een nadere toelichting worden verschaft bij de sterk gestegen apparaatskosten bij de financieringsactiviteiten publiek-privatesector (artikel 3). In de suppletoire wet wordt slechts melding gemaakt van de verkoop van ING-aandelen ad 13,8 mln. terwijl de apparaatskosten zijn opgehoogd tot 9,3 mln. euro.

Antwoord

Voor de kosten die samenhangen met het aangaan, beheren en afstoten van staatsdeelnemingen wordt geen raming opgenomen in de ontwerpbegroting. Aan het einde van het jaar worden de gerealiseerde kosten in de 2e suppletore wet verantwoord op de post apparaatuitgaven. De ophoging van ¤ 5,9 miljoen heeft betrekking op gerealiseerde uitgaven. Het grootste deel van de kosten bestaan uit advieskosten die zijn gemaakt in het kader van een aankoop van aandelen KPN ter waarde van ¤ 1,7 miljard in december 2001.

Er bestaat geen verband tussen deze mutatie en de verkoop van aandelen ING

Vraag 12

Waarom vallen de opbrengsten uit hoofde van agrarische verkopen zo tegen? Heeft deze tegenvaller consequenties voor de begroting voor het volgende jaar?

Antwoord

De belangrijkste oorzaak van het tegenvallen van de verkoopopbrengsten agrarische en overige verkopen is de verminderde vraag naar bedrijfshuisvesting in de provincie Flevoland en het daardoor uitblijven van gemeentelijke uitbreiding. Hierdoor worden geplande verkopen niet gerealiseerd. Het is onzeker of de vervallen verkopen in 2003 en/of volgende jaren gerealiseerd zullen worden. Derhalve heeft dit geen gevolgen voor de ontwerpbegroting 2003 en de begrotingen voor latere jaren.

Vraag 13

Waarom is een tegenvaller van 800 miljoen in de sfeer van de omzetbelasting niet al ten tijde van de Miljoenennota 2003 voorzien? Is de tegenvallende consumptie die geleid heeft tot lagere ontvangsten omzetbelasting pas tegen het einde van 2002 opgetreden?

Antwoord

Ten tijde van de Miljoenennota werd op basis van het economisch beeld nog een hogere omzetbelasting geraamd. De realisaties, die op dat moment tot en met juli bekend waren, ontwikkelden zich conform deze raming. In de toenmalig geraamde economische groei lag een herstel in de tweede helft van het jaar besloten, hetgeen zich niet heeft voorgedaan. Tegenvallende realisaties in de tweede helft van het jaar alsmede het neerwaarts bijgesteld economisch beeld, hebben geleid tot een neerwaartse ramingsbijstelling in de Najaarsnota.

Vraag 14

Kan een meerjarig overzicht worden gegeven van alle intertemporele compensaties (groter dan 5 miljoen) die hebben plaatsgevonden bij Najaarsnota. Wat is het effect voor 2002 en latere jaren van alle bij Najaarsnota geaccordeerde mutaties?

Antwoord

In onderstaande tabel staan de bij Najaarsnota geaccordeerde intertemporele compensaties. Het effect van de intertemporele compensaties op de Rijksbegroting-eng op 2002 ontlasten in 2002 het uitgavenkader met circa 70 miljoen euro. Voor 2003 is dit effect tegenovergesteld en wordt het uitgavenkader belast met circa 70 miljoen euro. Onder het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt zijn er lagere uitgaven dan geraamd voor de migratiekosten van het UWV. Deze hangen samen met de SUWI-gerelateerde verhuisoperatie van de uitvoeringsinstellingen. Er bestaat nog onzekerheid over het totale bedrag dat overloopt naar 2003 en latere jaren en ook over de belasting van 2003, omdat het naar meerdere jaren kan doorlopen.

Tabel 1 Intertemporele compensaties najaarsnota 2002.

2002 2003 2004

Rbg-eng

Schuldsanering Aruba (Koninkrijksrelaties) -8,2 8,2

Arubaans Ontwikkelingsfonds (koninkrijksrelaties) -3,1 3,1

Arbeidsvoorwaarden (Binnenlandse Zaken) -17,1 17,1

Intertemporele compensatie terrorismegelden -9,1 9,1 (Aanvullende Post)

Intertemporele compensatie co2 middelen -15,0 15,0 (Aanvullende Post)

Intertemporele compensatie vuurwerkmiddelen -16,8 16,8 (Aanvullende Post)

Totaal -69,2 69,2

SZA

Intertemporele compensatie migratiekosten UWV -81 pm pm

Vraag 15

Kan per departement een overzicht gegeven worden van de eventuele onderuitputting tot dusver in 2002? Hoe groot zijn de maximale eindejaarsmarges voor 2002 per departement? In welke mate zijn die thans benut als gevolg van de tot op heden opgetreden onderuitputting?

Vraag 30

Wat is de maximale eindejaarsmarge per departement? In welke mate is deze reeds gebruikt als gevolg van de tot nu toe opgetreden onderuitputting?

Antwoord

In onderstaande tabel vindt u per departement de onderuitputting en de maximale eindejaarsmarge (in miljoenen euro) en het percentage dat hiervan reeds benut is.

Begroting Onderuitputting Maximale % via bij eindejaarsmargeeindejaarsmarge Najaarsnota

II Hoge Colleges van Staat - 1,6 0%

III Algemene Zaken -0,5 0,4 100%

IV Koninkrijksrelaties -17,2 20,0 86%

V Buitenlandse Zaken - -

VI Justitie -1,6 47,7 3%

VII Binnenlandse Zaken en -41,2 67,8 61% Koninkrijksrelaties

VIII Onderwijs, Cultuur en - 212,5 0% Wetenschappen

IXA+IXB Financiën en Nationale Schuld -12,6 27,7 45%

X Defensie -70,0 136,1 51%

XI Volkshuisvesting, Ruimtelijke 105,7 30,6 100% Ordening en Milieubeheer

XII Verkeer en Waterstaat - 22,2 0%

XIII Economische Zaken - 15,6 0%

XIV Landbouw, Natuurbeheer en - 20,0 0% Visserij

XV Sociale Zaken en -0,6 3,1 19% Werkgelegenheid (Rbg-eng)

XV Sociale Zaken en -47,0 140,0 34% Werkgelegenheid (SZA)

XVI Volksgezondheid, Welzijn en -0,8 27,3 3% Sport (Rbg-eng)

HGIS -148,4 181,5 82%

Vraag 16

Is de meevaller bij de DNB relevant voor het uitgavenkader? En voor het EMU-saldo?

Antwoord

De winstafdracht van DNB is grotendeels relevant voor zowel het uitgavenkader als voor het EMU-saldo. De meevaller bij Najaarsnota heeft echter betrekking op de versterving van bankbiljetten. In Europa is afgesproken dat dit niet meetelt in het EMU-saldo.

Vraag 17

Hoeveel onderuitputting trad in de voorgaande drie jaren op tussen de Najaarsnota en de Voorlopige Rekening?

Antwoord

In onderstaande tabel vindt u per ijklijn de onderuitputting die zich na de Najaarsnota heeft voorgedaan in de voorgaande drie jaren.

Onderuitputting na Najaarsnota in miljarden euro (- = onderuitputting)

IJklijn                1999          2000           2001

RBG-eng -0,2 -0,5 -0,2

SZA -0,1 -0,2 0,0

Zorg 0,0 -0,3 0,2

Vraag 18

In het Strategisch Akkoord staat dat er voor de drie overheidssectoren een afzonderlijk reële uitgavenplafond wordt vastgesteld. Uitzonderlijke omstandigheden daargelaten wordt een (dreigende) overschrijding van de onderscheiden uitgavenplafonds gecompenseerd binnen dezelfde sector. Waarom schendt het kabinet doelbewust het strategisch akkoord waarin is afgesproken dat elke sector zijn eigen broek moet ophouden?

Antwoord

Zie vraag 1.

Vraag 19

Aangeven wordt dat het kabinet over minder directe aangrijpingspunten beschikt voor een beheerste ontwikkeling van de zorguitgaven dan in het verleden. Wat wordt precies bedoeld met "minder directe aangrijpingspunten"? Over welke aangrijpingspunten beschikt het kabinet niet meer?

Vraag 20

In hoeverre is het voortbestaan van een vast uitgavenkader voor de zorg nuttig als de overheid er toch niet in slaagt en er blijkbaar niet in kan slagen om binnen dit kader te blijven ?

Vraag 21

Volgens de Najaarsnota zal voor de komende kabinetsperiode een zo scherp mogelijk analyse worden gemaakt van de problematiek die zich voordoet op het zorgterrein en de mogelijk antwoorden daarop. Hoe wordt deze analyse uitgevoerd en door wie? Wanneer zijn de resultaten gereed en hoe wordt de Kamer hiervan op de hoogte gebracht?

Vraag 22

Er wordt aangegeven dat voor de komende kabinetsformatie een zo scherp mogelijke analyse gemaakt zal worden van de problematiek die zich voordoet op het zorgterrein en de mogelijke antwoorden daarop. Hoe wordt deze analyse uitgevoerd en door wie? Wanneer zijn de resultaten gereed en hoe wordt de kamer hiervan op de hoogte gebracht?

Vraag 24

Wat voor soort aanvullende maatregelen om de zorguitgaven in de toekomst te beheersen lijken onvermijdelijk? Budgetplafonds?

Antwoord De zorgsector behoort tot de collectieve sector omdat de afweging t.a.v. de aanwending van middelen voor de zorg een collectief karakter heeft. De collectieve uitgaven moeten worden beheerst onder meer met het oog op doelstellingen t.a.v. financieringstekort, EMU-schuld en de collectieve lastenontwikkeling. De drie uitgavenkaders zijn instrument ter beheersing van de omvang van de uitgaven. In het SA is afgesproken dat beheersing in beginsel per kader dient plaats te vinden, uitzonderlijke omstandigheden daargelaten. Het kabinet heeft dit uitgangspunt niet verlaten.

Voor wat betreft 2002 moet worden geconstateerd dat compensatie binnen de zorgsector feitelijk niet meer mogelijk is, maar dat de totale uitgavenontwikkeling wel binnen het gestelde plafond blijft.

Voor 2003 en later is structurele compensatie binnen de zorgsector wel mogelijk, waarbij beschikbare instrumenten betrekking hebben op het stimuleren van doelmatigheid, de aanpassing van het verzekeringspakket, en invoering cq. verhoging van eigen betalingen.De politieke omstandigheid is echter dat na 22 januari a.s. er een nieuw kabinet zal moeten worden geformeerd en een nieuw Regeerakkoord zal moeten opgesteld. Het ligt in de rede dat bij die gelegenheid de beslissingen zullen worden genomen met betrekking tot de ontwikkeling van het EMU-tekort, de collectieve lasten en de collectieve uitgaven. Daarbij gaat het ook over de omvang van het aan de zorg toe te kennen deel van de uitgaven en het eventuele pakket aan maatregelen dat daarbij hoort.

Het kabinet acht het van belang deze besluitvorming zo goed mogelijk te doen voorbereiden door daarvoor straks bouwstenen te kunnen aanreiken. Daarvoor is allereerst een adequate raming bij ongewijzigd beleid noodzakelijk. Daarbij is de CPB-MLT van belang. Daarnaast zal voor het zorgterrein ambtelijk een "'scherpe analyse" worden uitgevoerd door de bilaterale (VWS/Financiën) werkgroep "produktie en wachttijden in de zorg" . Deze werkgroep is gevraagd eind januari een bouwstenennotitie te leveren. Deze ambtelijke notitie moet een volledig tableau van ramingaspecten (inclusief eventuele intensiveringen), beheersingsmogelijkheden en mogelijke ombuigingsopties bevatten. In de notitie zullen geen keuzen worden gemaakt. De keuzen zijn immers aan de politiek. De notitie moet wel een volkomen heldere omschrijving van de dilemma's, consequenties en samenhangen bevatten, kortom de notitie zal de feiten en de afwegingselementen op basis waarvan politiek keuzen kunnen worden gemaakt weergeven. De notitie wordt opgesteld ten behoeve van de formatie en zal zowel aan de formateur en de Kamer worden toegezonden.

Wat betreft de verloren gegane aangrijpingspunten, het volgende:

De wachtlijstaanpak die sinds december 2000 wordt gevolgd betekent dat de zorgsector in belangrijke mate een openeindekarakter heeft gekregen. Dat hangt noodzakelijkerwijs samen met het aansprakenkarakter van de zorguitgaven. Terzake zij ook verwezen naar het daarover gestelde in de Zorgnota 2003. Dit betekent dat budgetsturing in de klassieke directe zin, niet meer plaatsvindt. Het afgelopen jaar heeft dit geleid tot forse extra productie en daarmee samenhangende uitgaven en overschrijdingen. De door de werkgroep te maken analyses zullen de in dit verband relevante aspecten (bijv. hoe sterk en hoe lang gaat dit door?) in kaart moeten brengen. Het is vervolgens een politieke weging hoe hier mee om te gaan.

Vraag 23

Wordt verwacht dat de nog te realiseren onderuitputting van 0,3 miljard euro hoe dan ook zal optreden in de resterende weken van 2002, of wordt deze onderuitputting taakstellend opgelegd aan departementen waarbij daadwerkelijk maatregelen worden getroffen (zoals uitgavenbeperkingen)?

Antwoord

Of de resterende in = uit-taakstelling van circa 0,3 miljard euro zich nog voor zal doen is op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen. Het is niet zo dat wanneer er geen (of onvoldoende) onderuitputting optreedt, de departementen een taakstelling opgelegd krijgen. Mocht er geen (of onvoldoende) onderuitputting optreden, dan is er een tegenvaller die uiteindelijk het EMU-saldo voor 2002 belast.

Vraag 24

Wat voor soort aanvullende maatregelen om de zorguitgaven in de toekomst te beheersen lijken onvermijdelijk? Budgetplafonds?

Antwoord

Zie vraag 19

Vraag 25

Kan van de meevallers en tegenvallers zoals die zijn gepresenteerd in de tabellen 2.2, 2.3 en 2.4 aangegeven worden of deze incidenteel dan wel structureel zijn ?

Antwoord

Er is geen integraal beeld voorhanden van de meerjarige doorwerking van de Najaarsnota. Duidelijk is wel dat het kader voor de rijksbegroting in enge zin in 2003 eenmalig met ongeveer 70 mln zal worden belast door intertemporele compensatie (zie ook het antwoord op vraag 14). Voorts kan worden beredeneerd dat de verslechtering van het EMU-saldo in 2002 vanaf 2003 zal leiden tot circa 50 mln hogere rentelasten.

Vraag 26

Hoe groot is de kans dat het uiteindelijke tekort voor 2002 hoger uitvalt dan de nu gepresenteerde 0,7% BBP?

Vraag 28

Hoe is het verschil in de raming voor het EMU-tekort 2002 tussen kabinet (0,7% BBP) en CPB (0,8% volgens CPB-notitie d.d. 4-12-2002) te verklaren?

Antwoord

De kans dat het tekort na Najaarsnota verder verslechtert is groter dan de kans dat het beeld verbetert. Na het opstellen van de Najaarsnota heeft het CPB de prognoses voor de economische groei verder verlaagd. Het CPB voorziet in het CPB-report dan ook een verdere verslechtering van het EMU-tekort naar 0,8% BBP. De belangrijkste reden hiervoor zijn lagere belastingontvangsten.

Een andere aanwijzing dat het EMU-saldo mogelijk iets lager uit zal komen dan in de Najaarsnota, wordt gevormd door de voortschrijdende 12-maandscijfers voor het EMU-saldo zoals gepubliceerd op www.minfin.nl. Het EMU-saldo tot en met oktober ligt nog 0,2% BBP onder de raming. Vraag 27

Kan het kabinet middels een vuistregel aangeven wat het geschatte effect is van 1%-punt minder economische groei dan verwacht op de openbare financiën?

Antwoord

Dit is erg afhankelijk van de herkomst van de economische groei. Echter, uitgaande van een progressiefactor van 1,0 en van sluitende uitgavenkaders leidt 1%-punt minder groei tot een verslechtering van het EMU-saldo met 0,4% BBP.

Vraag 28

Hoe is het verschil in de raming voor het EMU-tekort 2002 tussen kabinet (0,7% BBP) en CPB (0,8% volgens CPB-notitie d.d. 4-12-2002) te verklaren?

Antwoord

Zie antwoord op vraag 26.

Vraag 29

Wat wordt bedoeld met "gewijzigde inzichten in het verloop van financieringsuitgaven (0,18 miljard euro)"?

Antwoord

De hoogte van het Budgettaire Kader Zorg is met ingang van de Miljoenennota 2003 gebaseerd op de schadelast van verzekeraars. In plaats van de budgetten van de zorginstellingen gaat het nu om de financiering van deze instellingen door de kassen van de ziekenfondsen en de AWBZ. In het verleden zijn er achterstanden bij deze financiering opgetreden. Bij Miljoenennota is het BKZ gecorrigeerd voor het inlopen van deze financieringsachterstanden in 2002 en 2003. Naar huidige inzichten zal een deel van de achterstanden sneller worden ingelopen dan verwacht.

Vraag 30

Wat is de maximale eindejaarsmarge per departement? In welke mate is deze reeds gebruikt als gevolg van de tot nu toe opgetreden onderuitputting?

Antwoord

Zie vraag 15

Vraag 31

Is het verstandig om structurele overschrijdingen van het uitgavenkader zorg te compenseren met conjuncturele meevallers in het uitgavenkader SZA?

Antwoord

De Najaarsnota betreft een uitvoeringsnota van het lopende jaar en geeft zodoende geen inzicht in de meerjarige ontwikkeling. Of een bijstelling conjunctureel of structureel van aard is kan dan ook niet uit de Najaarsnota worden opgemaakt. Wel kan in het algemeen gesteld worden dat bij de zorg sprake is van minder directe aangrijpingspunten voor budgettaire beheersing. Een interdepartementale werkgroep brengt daarom de opties in kaart om de zorguitgaven in de toekomst beheersbaar te houden.

Vraag 32

Kan een inzicht worden gegeven over de oorzaak van de tegenvaller bij de regulerende energiebelasting?

Antwoord

Bij de REB stellen bedrijven de hoogte van de aangifte vast hetgeen achteraf door de belastingdienst wordt gecontroleerd. Onlangs is gebleken dat enkele grote energiebedrijven sinds begin dit jaar de aangifte te hoog hadden vastgesteld. Deze constatering heeft geleid tot een neerwaartse bijstelling en een verrekening van het te veel betaalde bedrag.

Vraag 33

Hoe verhoudt de ontwikkeling van EMU-saldo en EMU-schuld in Nederland zich tot de ontwikkeling in andere EU-landen? In hoeverre zijn de inzichten voor EMU-saldo en EMU-schuld ook voor het jaar 2003 aangepast en wat wordt voor dat jaar thans geraamd?

Antwoord

In onderstaande tabellen wordt de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld van Nederland in Europees perspectief geschetst. Het EMU-saldo van Nederland is beter dan het gemiddelde van de EU. Er zijn 6 landen die beter presteren dan Nederland en 8 landen die slechter presteren dan Nederland.

Tabel: EMU-saldo 2002 in Europees perspectief

Tabel: EMU-schuld 2002 in Europees perspectief

Bron: Economische Commissie Economic Forecasts 2002-2004

De Najaarsnota betreft een uitvoeringsnota over 2002 en gaat niet in op het begrotingsjaar 2003. Het eerstvolgende moment waarop wordt ingegaan op het jaar 2003 is bij Voorjaarsnota 2003. Wel is onlangs ten behoeve van het Stabiliteitsprogramma een technische exercitie verricht gebaseerd op de najaarsnota en recente economische inzichten van het CPB. Dit Stabiliteitsprogramma is onlangs verzonden naar het Parlement en de Europese Commissie. Het EMU-saldo en de EMU-schuldquote komen daarin voor 2002 uit op -0,7% respectievelijk 51,9% BBP. Voor 2003 wordt uitgegaan van een EMU-saldo van -1% en een EMU-schuldquote van 51,2% BBP.

Vraag 34

Waarom is het EMU-saldo Lokale Overheid ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2003 niet veranderd? Is dit saldo de afgelopen maanden exact gelijk gebleven? Is er reden te veronderstellen dat het saldo Lokale Overheden ook negatief beïnvloed zal worden door teruglopende economische groei?

Antwoord

Zie vraag 2. Vraag 35

Waarom valt de uitstroom van asielzoekers lager uit dan geraamd? Welke consequenties heeft dit vanaf 2003?

Antwoord

De uitstroom valt circa 4.000 mensen lager uit dan verwacht. De belangrijkste reden is de tragere verwerking van beroepszaken die bij de vreemdelingenkamers aanhangig worden gemaakt na een negatieve asielbeslissing. Dit wordt veroorzaakt door een hoger dan gepland aanbod van bewaringszaken en ook het gestegen aantal beroepen na afwijzing in de AC fase. Deze zaken worden met voorrang door de vreemdelingenkamers afgehandeld waardoor de afhandeling van asielzaken achterbleef bij de prognose.

Voor 2003 en verder zijn er een aantal maatregelen genomen waardoor de verwachting overeind blijft dat de uitstroom gehaald kan worden voor 2003. De belangrijkste zijn de ophoging van de capaciteit van de vreemdelingenkamers en de afschaffing van de 10 dagen toets, hetgeen het aantal bewaringszaken vermindert.

Of de lagere uitstroom in 2002 ook meerjarige gevolgen heeft, is onder andere afhankelijk van het te voeren beleid. Bij Voorjaarsnota 2003 zal er een nieuwe stand van de bezetting van de opvang worden opgemaakt, uitgaande van de dan geldende inzichten over de uitstroom, de instroom en beleidsvoornemens.

Vraag 36

Welk percentage van de tegenvaller bij de gerechtskosten heeft te maken met de afluisterkosten? Waarom leidt het afluisteren juist nu tot een tegenvaller, jaren na de verschijning van het rapport Van Traa?

Antwoord

Onbekend is welk percentage van de tegenvaller bij de gerechtskosten te maken heeft met afluisterzaken. Reden hiervan is dat de post gerechtskosten in strafzaken uit zeer vele kostensoorten bestaat die zich vooraf zeer moeilijk per onderdeel laten ramen. De verantwoording van de uitgaven vindt daarentegen wel per kostensoort plaats. Uit de historische ontwikkeling van de uitgaven op deze kostensoorten blijkt dat de stijging van de gerechtskosten zich voornamelijk voordoet bij de afluister- en tapkosten en de daaraan te relateren kosten voor tolken en vertalers. Het is een misverstand om te veronderstellen dat het afluisteren juist nu tot een tegenvaller leidt. De post gerechtskosten staat al enige jaren onder budgettaire druk die zich voornamelijk manifesteert bij de afluister- en tapkosten. Wel is het zo dat de gebeurtenissen op 11 september 2001 de druk op voornoemde kosten verder heeft verhoogd.

Vraag 37

Hoeveel asielzoekers zouden volgens de ontwerpbegroting dit jaar naar verwachting daadwerkelijk uit de opvang stromen en hoeveel zullen er naar verwachting dit jaar werkelijk uitstromen? Hoeveel bedraagt de rijksbrede overschrijding op het asieldossier?

Antwoord

In het Strategisch Akkoord is een uitstroom van 31.873 asielzoekers uit de opvang verondersteld. Naar verwachting zullen dit er circa 28.000 zijn. Derhalve zullen er circa 4.000 minder uitstromen dan verwacht.

De totale netto rijksbrede overschrijding op het asieldossier bedraagt ¤ 36 mln. Deze overschrijding is in het geheel toe te schrijven aan de extra kosten die zijn gemaakt bij de opvang van asielzoekers die samenhangen met de hoger dan geraamde aantallen in de opvang. Dit is met name te wijten aan de haperende uitstroom van asielzoekers. Dit geldt zowel voor de 'reguliere' asielzoekers (¤ 31 mln), als voor de alleenstaande minderjarige asielzoekers die de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt (¤ 10 mln). Bij de opvang van AMA's (onder de 18 jaar) is een meevaller van ¤ 5 mln opgetreden omdat er minder AMA's zijn ingestroomd.

Vraag 38

Er is sprake van een tegenvaller van ¤ 91,4 mln. bij de huursubsidie, naast een

beleidsmatige uitgavenverhoging van ¤ 100,6 mln. Kunnen de genoemde bedragen kwantitatief worden gespecificeerd naar oorzaak (graag meerjarencijfers tot en met 2007)? Is er sprake van een verband met de inkomstentegenvaller ten aanzien van de prestatieafspraken over huursubsidie met de corporaties (ook hierover graag nadere toelichting)? Heeft het ministerie van VROM de uitvoering van de huursubsidie wel onder controle? Waar en wanneer zijn de huidige problemen

precies ontstaan?

Antwoord

De overschrijding van de huursubsidie-uitgaven in 2002 ten bedrage van ¤ 192 mln. heeft betrekking op meerdere subsidietijdvakken.

¤ 91,4 mln. heeft betrekking op nabetalingen voor het tijdvak 2000-2001 (en voorgaande tijdvakken) en hogere uitgaven voor de tijdvakken 2001-2002 en 2002-2003, vooral als gevolg van een hogere gemiddelde bijdrage dan geraamd.

De resterende overschrijding van ¤ 100,6 mln. is - voor circa ¤ 70 mln. - het gevolg van een ander kasritme als gevolg van de overgang naar de nieuwe systematiek (EOS). Als gevolg van de nieuwe systematiek wordt de huursubsidie voortaan voor alle subsidiegerechtigden vooraf maandelijks betaald.

Daarnaast is sprake van extra uitgaven (circa ¤ 30 mln.) als gevolg van ten onrechte toegekende voorschotten, die in 2003 tot terugvorderingen zullen leiden.

Bovenstaande analyse is gebaseerd op de in oktober beschikbare informatie over de uitputting van de huursubsidiebudgetten. Op basis van ondermeer de definitieve realisatiecijfers voor het jaar 2002 en het tijdvak 2001-2002 zal de komende maanden de doorwerking naar 2003 en volgende jaren worden bepaald. Derhalve is het thans niet mogelijk deze bedragen kwantitatief (tot en met 2007) verder te specificeren. Een uit de tekorten voortvloeiende noodzakelijke aanpassing van de huursubsidieraming zal worden verwerkt in de 1e suppletore begroting 2003 en in de ontwerp-begroting 2004.

De overschrijding in 2002 ten bedrage van ¤ 192 mln. is exclusief de verlaging van de raming van de ontvangsten ad ¤ 16,7 mln. uit hoofde van de prestatienormering, die niet van invloed is geweest op de overschrijding.

Over het ontstaan van de problemen bij de uitvoering van de huursubsidie en de te ondernemen acties om tot een normalisering van de situatie te komen, is de Tweede Kamer reeds meerdere malen op de hoogte gesteld (zie bijvoorbeeld de brief van de minister van VROM van 26 november 2002, kenmerk IBS 2002.062766). In januari a.s. zal de Tweede Kamer over de voortgang van deze acties worden geïnformeerd.

Vraag 39

Waarom zijn de apparaatskosten op het ministerie van LNV hoger uitgevallen dan voorzien?

Antwoord

De hogere apparaatsuitgaven hebben betrekking op projecten om de administratieve lastendruk te verminderen. Deze projecten zijn bedoeld om inputgegevens van de verschillende actoren slechts éénmaal te vragen en vervolgens optimaal te benutten en zullen dus op lange termijn tot een kostenbesparing moeten leiden. Deze maatregelen kosten in de initiële fase meer geld dan tevoren was ingeschat.

Daarnaast zijn de kosten van de gedetailleerde uitvoering van de regelgeving hoog. Hiertoe is mede op verzoek van de Kamer besloten. Het gaat met name om de uitvoering van het mestbeleid, het natuurbeleid en de uitvoering van EU-regelgeving waarvoor meer mankracht nodig is dan was voorzien.

Vraag 40

Kan een cijfermatig, meerjarig overzicht (van 2000-2007) gegeven worden van de uitgaven in verband met de ontvlechting Arbvo, de vorming van Kliq en de Centra voor Werk en Inkomen en de transformatiekosten daarvan? Kan tevens een overzicht van ramingsbijstellingen van de afgelopen jaren worden gegeven? Waar worden de bedragen nu concreet voor gebruikt?

Antwoord

De minister van SZW heeft bij beantwoording van de vragen van de kamer over de tweede suppletore begroting een vergelijkbare vraag beantwoord (vraag 18). Daarbij is een cijfermatig overzicht gevoegd, dat zijn voorganger naar de tweede kamer heeft gestuurd (Kamerstuk II, 2001-2002, 21477, nr. 85). Bij het antwoord heeft de minister van SZW aangegeven dat bij aanbieding van de jaarrekening Arbvo over het jaar 2001 (begin 2003) een integraal overzicht van de totale ontvlechting zal worden geleverd. In dat overzicht zal worden ingegaan op de hier gestelde vragen.

Vraag 41

Kan exact worden uiteengezet hoe het negatieve saldo van de Aanvullende Post in 2002 wordt opgevuld?

Antwoord

Het negatieve saldo bij de uitgaven op de aanvullende post is als volgt opgebouwd. Er resteert nog een

in = uit-taakstelling uit hoofde van de eindejaarsmarge van ongeveer -282 miljoen euro. Daarnaast is er 30 miljoen gereserveerd op de aanvullende post voor het CWI. Zoals de verticale toelichting reeds aangaf is deze reservering gemaakt voor met name uitgaven voor ICT-investeringen en vertraagde uitstroom van bovenformatief personeel. Aangezien ten tijde van het opstellen van de najaarsnota nog geen beslissing was genomen langs welke weg deze middelen gefinancierd zullen worden, via de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie of via exploitatie van het CWI, is deze voorziening getroffen op de aanvullende post. Zodra duidelijkheid bestaat wordt de Kamer hierover geïnformeerd en worden de middelen overgeheveld naar de begroting van SZW. Bij Slotwet wordt dit naar verwachting vervolgens zichtbaar.Daarnaast staat er voor circa 30 miljoen gereserveerd voor de compensatie van BTW-openbaar vervoer. Ook hiervoor geldt dat deze middelen nog dit jaar worden overgeheveld naar de begroting van V&W. Tussen Najaarsnota en Voorlopige Rekening zal er nog voor circa 282 miljoen euro aan onderuitputting moeten optreden om de in = uit-taakstelling te realiseren. Op welke terreinen de mogelijke onderuitputting zich zal voordoen kan op dit moment niet worden gezegd.

Vraag 42

De aanvullende post wordt met ¤ 30 miljoen verhoogd in verband met een reservering voor het CWI. Waarom wordt de aanvullende post opgehoogd met een reservering van ¤ 30 miljoen en wordt dit bedrag niet rechtstreeks aan de SZW-begroting toegevoegd? Is het mogelijk dat een lager bedrag dan ¤ 30 miljoen nog wordt overgeheveld in 2002?

Antwoord

De volledige ¤ 30 miljoen heeft betrekking op door CWI in 2002 gemaakte kosten. De reservering wordt nu op de aanvullende post gezet omdat nog niet definitief is vastgesteld of deze kosten voortvloeien uit het verleden en dus via de afwikkeling van de boedel Arbvo zullen lopen, of dat deze kosten hun oorsprong vinden in de periode na de ontvlechting Arbvo en dus bij het CWI zelf zullen neerslaan.

Vraag 43

Welke ontvangsten corresponderen met de post 'vrijval non-oda' en waar zijn deze ontvangsten geboekt?

Antwoord

De post genaamd 'vrijval non-ODA' is ontstaan door bijstellingen binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking naar aanleiding van de te verwachten realisaties in 2002, door een ramingsbijstelling op de negatieve ODA - i.e. geraamde leningen op aflossingen uit DAC-landen - die ten gunste van non-ODA wordt gebracht, en doordat de nacalculatie over de EU-toerekening over het jaar 2001 niet ten gunste van het generale beeld is gebracht. Deze vrijval is verwerkt aan de uitgavenkant van de aanvullende post van de HGIS. Ze zal meegenomen worden naar latere jaren en zal in eerste instantie worden ingezet voor voorziene tegenvallers op het gebied van vredesoperaties in 2003 en het EU-voorzitterschap in 2004.

Vraag 44

Welke bedragen staan volgens de huidige inzichten geraamd voor de jaren vanaf 2002 voor het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit?

Antwoord

Aan de VROM-begroting is in 2001 en 2002 reeds toegevoegd een bedrag van ¤ 29,8 mln (voor diverse projecten).

Vanaf 2003 is in het Fonds Economische Structuurversterking voor BIRK nog het volgende beschikbaar (in ¤ mln):

2003 77,4 2004 47,8 2005 47,8 2006 55,3 2007 55,3 2008 55,3 2009 55,3 2010 54,2

Vraag 45

Wordt de inspanningsverplichting Defensie nu niet taakstellend opgelegd, en waarom niet?

Antwoord

Verkoopontvangsten van roerende en onroerende goederen komen normaliter ten gunste van de generale middelen. Tussen Defensie en Financiën is een zogenaamde middelenafspraak gesloten. Dit houdt in dat de ontvangsten uit verkoop van overtollige militaire roerende en onroerende zaken ten gunste komen van de Defensiebegroting. Tot en met 2004 geldt in toevoeging op deze afspraak dat in geval en voor zover de gerealiseerde verkoopontvangsten uitstijgen boven de geraamde verkoopontvangsten, deze extra ontvangsten tot een bedrag van ¤ 25 miljoen worden toegevoegd aan de generale middelen.

Vraag 46

Mag uit de formulering van de zinsnede over de overschrijding van het budgettair kader zorg "het is realistisch om te verwachten dat deze uitgaven samenhangen met hogere productieafspraken die ook daadwerkelijk worden gerealiseerd" afgeleid worden dat de minister van Financiën niet zeker weet of de overschrijding wordt veroorzaakt door hogere productieafspraken?

Antwoord

De raming van de uitgaven in de gehandicaptenzorg is in de Najaarsnota (en eveneens in de Najaarsbrief Zorg) bijgesteld met ¤ 225 miljoen. Op grond van (voorlopige) informatie van het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG) kan geconstateerd worden dat er in deze sector extra productieafspraken zijn gemaakt, boven op het niveau waarmee in de Miljoenennota 2003 rekening is gehouden. In de sector gehandicaptenzorg leert de ervaring uit voorgaande jaren dat gemaakte productieafspraken ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.

De raming van de uitgaven in de sector verpleging en verzorging is bijgesteld met ¤ 230 miljoen. Ook voor deze sector kan op basis van informatie van het CTG vastgesteld worden dat er sprake is van extra productieafspraken. Bovendien is aanvullende informatie van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) beschikbaar, waaruit blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat de gemaakte afspraken in deze sector ook gerealiseerd worden.

Op grond van bovenstaande informatie van het CTG en van ZN is gekozen voor bovenvermelde formulering. Hoewel het niet waarschijnlijk is, valt niet uit te sluiten dat de gemaakte productieafspraken toch niet voor de volle 100% gerealiseerd worden. In dat geval zullen de voorschotten aan de betrokken instellingen op grond van de gemaakte productieafspraken op een hoger niveau worden vastgesteld, maar zullen de uiteindelijke budgetten lager zijn dan die voorfinanciering. Deze financieringsvoorsprong zal met de budgetten 2003 worden verrekend. In het voorjaar van 2003 zal uit nieuwe informatie van het CTG meer inzicht ontstaan en zal definitief blijken of de productieafspraken daadwerkelijk gerealiseerd zijn.

Vraag 47

De raming voor de uitgaven van de ziekenhuizen wordt verhoogd. Dit komt door "financieringsontwikkelingen". Welke ontwikkelingen zijn dat precies?

Antwoord

Tot de Miljoenennota 2003 werden de ramingen voor de uitgaven van de ziekenhuizen gebaseerd op de instellingsbudgetten. Sinds de opstelling van de Miljoenennota 2003 is dit niet meer het geval en wordt het Budgettair Kader Zorg gebaseerd op de uitgaven van de verzekeraars.

Tussen instellingsbudgetten en uitgaven van de verzekeraars kunnen verschillen optreden, de zogeheten financieringsachterstanden en -voorsprongen. Daarbij gaat het om verschillen tussen het totaal aan gedeclareerde tarieven in het jaar en de budgetten, die na afloop van het jaar nog kunnen worden bijgesteld. Wanneer financieringsachterstanden of -voorsprongen optreden, worden de tarieven in het daaropvolgende jaar aangepast teneinde deze weer weg te werken. De budgettaire gevolgen van het wegwerken van financieringsachterstanden of -voorsprongen worden kortweg samengevat in de term "financieringsontwikkelingen". In de Najaarsnota is sprake van een bijstelling van de raming als gevolg van financieringsontwikkelingen. Het lijkt erop dat financieringsachterstanden bij de ziekenhuizen sneller dan verwacht worden ingelopen.

Vraag 48

Hoeveel was er in 2002 voor bouw in de zorg gereserveerd? Hoeveel was er in de voorgaande vijf jaar gereserveerd, en hoeveel kwam er uiteindelijk tot besteding?

Antwoord

Tabel 1 Exploitatiegevolgen planning en bouw WZV

1997 1998 1999 2000 2001 2002

Stand Jaaroverzicht zorg 1997 (gereserveerd) 293 630 984 1285 1544 1544

Mutaties:

Jaaroverzicht zorg 1998 -12 -42 -91 -93 -111 96

Jaaroverzicht zorg 1999 -61 -67 -110 -99 -35 -28

Zorgnota 2000 -29 -120 -97 53 82 168

Zorgnota 2001 0 2 -146 -325 -175 -142

Zorgnota 2002 0 0 0 -93 -198 -224

Zorgnota 2003 0 0 0 -25 -203 -112

Najaarsbrief Zorg 2002 0 0 0 0 0 -150

Stand ZN 2003/NJB 2002 (besteding) 191 401 540 703 904 1141

Tabel 1 geeft de ontwikkeling weer van de toename van de exploitatielasten ten gevolge van planning- en bouwbeslissingen in het kader van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen in de periode 1997 t/m 2002. De reeks volgens de stand Jaaroverzicht Zorg (JOZ) 1997 geeft aan welke bedragen op dat moment beschikbaar waren. Vervolgens zijn er bij de diverse JOZ-en en Zorgnota's mutaties gepresenteerd, voor het laatst in de Najaarsbrief Zorg 2002.

In het overzicht zijn de exploitatiegevolgen van de uitbreidingsbouw (volumebouw) en de instandhoudingsbouw (incl. meldingsregeling) opgenomen.

Binnen de instandhoudingsbouw kan onderscheid worden gemaakt tussen vergunningsplichtige bouw, waarvoor een vergunning in het kader van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV) nodig is, en niet-vergunningsplichtige bouw, waarvoor met een melding kan worden volstaan.

De middelen voor niet-vergunningsplichtige instandhoudingsbouw komen op twee manieren beschikbaar. Voor kleinere instandhoudinginvesteringen krijgt elke instelling een genormeerd en geoormerkt budget voor jaarlijkse instandhouding. Voor incidentele instandhoudingsinvesteringen (renovaties) bouwt een instelling trekkingsrechten op. Op het moment dat van deze trekkingsrechten daadwerkelijk gebruik gemaakt wordt, vindt een aanpassing van het instellingsbudget plaats.

De grootste meevallers treden op bij instandhoudingsbouw en met name bij de benutting van de trekkingsrechten.

Vrijval treedt dan op wanneer op enig moment minder trekkingsrechten worden benut dan was verwacht. Deze vrijval is echter incidenteel, omdat het totaal van opgebouwde trekkingsrechten niet wijzigt.

2e suppletore begroting IX-A.

Vraag 1

Waarom zijn de mutaties als gevolg van de stelselwijziging geen "echte" mutaties? Is deze stelselherziening met ingang van het boekjaar 2002 ook in andere EU-lidstaten doorgevoerd? Heeft de stelselherziening (eenmalige) gevolgen voor het EMU-saldo en/of de EMU-schuld, en zo ja, welke?

Antwoord

De stelselwijzing in de begroting IXA is gebaseerd op artikel 7 van de Comptabiliteitswet 2001. Deze stelselwijziging vloeit mede voort uit het Europese Stelsel van Rekeningen (ESR 95), waarin voorgeschreven wordt dat voor de bepaling van het EMU-saldo de rentelasten op transactiebasis dienen te worden berekend. De rentekosten waren daarom in budgettaire nota's al langer op transactiebasis relevant voor het EMU-saldo en de uitgavenkaders, maar in 2002 is dit ook opgenomen in de begroting IX-A. Deze werd voorheen immers op kasbasis opgesteld. Om de aansluiting tussen de oude begroting op kasbasis en de nieuwe op transactiebasis netjes te presenteren is een boekhoudkundige toerekening gepleegd. De stelselwijziging heeft derhalve geen gevolgen voor het EMU-saldo en/of de EMU-schuld. Ook andere lidstaten zullen hun rentelasten op transactiebasis moeten presenteren voor hun EMU-saldo. Of zij hun begrotingsstelsel hierop aanpassen is een afweging van de lidstaten zelf. Op dit moment is hierover geen informatie beschikbaar. Vanuit het oogpunt van transparantie heb ik het voor Nederland wel wenselijk geacht. De budgettaire nota's sluiten daarmee immers beter aan op de begrotingswetten, die ter autorisatie aan het Parlement worden voorgelegd.

2E SUPPLETORE BEGROTING IX-B

Vraag 1

Betekent het in de leeswijzer genoemde grensbedrag van ¤ 10 mln. dat mutaties van onder de 10 miljoen euro niet aan de Kamer afzonderlijk worden gemeld? Waarop is dit grensbedrag gebaseerd? Wat heeft de minister van Financiën in de comptabele regelgeving voor de gehele rijksbegroting als norm voorgeschreven op dit punt?

Antwoord

In de overzichtstabel (onderdeel B, paragraaf 2.1) waarin majeure beleidsmutaties worden gepresenteerd is het grensbedrag van ¤ 10 mln. gehanteerd. In de toelichting bij de beleidsartikelen wordt onderscheid gemaakt naar beleidsmatige mutaties en overige mutaties, waarbij overigens geen grensbedrag wordt gehanteerd. Als algemene norm is in de rijksbegrotingsvoorschriften opgenomen dat relevante beleidsmatige mutaties in de toelichting bij de beleidsartikelen worden toegelicht.

Vraag 2

Ontbreekt

Vraag 3

Wat zijn er de oorzaken van dat de agrarische en overige verkopen met 13,4 mln. tegenvallen? Hebben de tegenvallende opbrengsten uit agrarisch domeingronden in 2002 nog gevolgen voor de veronderstellingen en de daarop gebaseerde opbrengsten die voor 2003 en latere jaren in de ontwerpbegroting 2003 zijn opgenomen?

Vraag 9

Wat zijn er de oorzaken van dat de agrarische en overige verkopen met 13,4 mln. tegenvallen? Hebben de tegenvallende opbrengsten uit agrarisch domeingronden in 2002 nog gevolgen voor de veronderstellingen en de daarop gebaseerde opbrengsten die voor 2003 en latere jaren in de ontwerpbegroting 2003 zijn opgenomen?

Antwoord

De belangrijkste oorzaak van het tegenvallen van de verkoopopbrengsten agrarische en overige verkopen is m.n. het gevolg van de verminderde vraag naar bedrijfshuisvesting in de provincie Flevoland en het daardoor uitblijven van gemeentelijke uitbreiding. Hierdoor worden geplande verkopen niet gerealiseerd. Het is onzeker of de vervallen verkopen in 2003 en/of volgende jaren gerealiseerd zullen worden. Derhalve heeft dit voorshands geen gevolgen voor de ontwerpbegroting 2003 en de begrotingen voor latere jaren.

Vraag 4

Ontbreekt

Vraag 5

Is onderzocht waarom er minder euro-publiekssets zijn opgehaald dan was voorzien? Welke activiteiten zijn ondernomen om het ophaalpercentage te maximaliseren?

Antwoord

In de begroting is aanvankelijk 90% opgenomen als streefwaarde voor het ophalen van de euro-publiekssets. Tijdens de ophaalactie bleek de belangstelling voor de euro-publiekssets groter dan verwacht en hierop vooruitlopend is eind 2001 besloten om de begroting in opwaartse zin bij te stellen om zodoende aan een eventuele verwachte extra vraag van 3,5% te kunnen voldoen. Uiteindelijk is deze extra financiële ruimte niet nodig gebleken. Door tellingen van de ingeleverde afhaalcoupons na afloop van de ophaalactie is vastgesteld dat 90,6% van de gerechtigden de afhaalcoupon heeft ingeleverd. Er is dan ook geen sprake van dat er minder publieksets zijn opgehaald dan was voorzien.

Om het ophaalpercentage te maximaliseren is een grote verscheidenheid aan activiteiten ondernomen. Hiermee is het belang onderkend dat iedereen die interesse zou hebben in een euro-publieksset deze ook zou kunnen krijgen. Ter illustratie: De verzending van de waardebon aan 14.971.103 mensen - de grootste geadresseerde mailing uit de Nederlandse geschiedenis - heeft slechts 2,2 promille van de geadresseerden niet bereikt. Daarvan hebben 32.947 mensen gereageerd die vervolgens een afhaalcoupon of een eurokit toegestuurd hebben gekregen. Daarnaast kregen 20.617 mensen die niet in staat waren geweest hun afhaalcoupon voor 31 december te verzilveren alsnog een eurokit toegestuurd.

Vraag 6

Welke voorlichtingsactiviteiten (ten bedrage van 4,9 mln.) die in 2002 wel voorzien waren in de raming zijn in verband met de succesvolle introductie van de euro achterwege gebleven?

Antwoord

Er zijn geen voorlichtingsactiviteiten achterwege gebleven. In 2002 is er in de raming rekening gehouden met eventuele problemen. Deze problemen hebben zich niet voorgedaan met als gevolg dat er ¤ 4,9 mln over is.

Vraag 7

Kan nader worden gespecificeerd voor welke verkooptransacties 5,9 mln. meer is uitgegeven dan de geraamde 3 mln. euro in 2002? Hangt deze mutatie samen met de verkoop van aandelen ING die elders in de suppletore wet wordt genoemd? Kan inzicht worden geboden in de verhouding tussen enerzijds de opbrengsten van verkooptransacties en anderzijds de daarbij gemaakte advieskosten?

Antwoord

De geraamde apparaatuitgaven in de ontwerpbegroting ad ¤ 3 miljoen hebben uitsluitend betrekking op personele en materiele kosten.

De kosten die samenhangen met het aangaan, beheren en afstoten van staatsdeelnemingen worden PM geraamd. Aan het einde van het jaar worden de gerealiseerde kosten in de 2e suppletore wet verantwoord op de post apparaatuitgaven. De ophoging van ¤ 5,9 miljoen heeft betrekking op gerealiseerde uitgaven. Het grootste deel van de kosten bestaan uit advieskosten die zijn gemaakt in het kader van een aankoop van aandelen KPN ter waarde van ¤ 1,7 miljard in december 2001.

Er bestaat geen verband tussen deze mutatie en de verkoop van aandelen ING.

Vraag 8

Wat is de verklaring voor het feit dat er bij de EKV in 2002 meer dreigende schades zijn opgelost binnen de wachttermijn? Op welke veronderstellingen was de oorspronkelijke raming gebaseerd?

Antwoord

Wanneer een debiteur één of meerdere termijnen van een transactie niet betaalt, wordt er in de schaderamingen rekening mee gehouden dat die debiteur ook op nog te vervallen termijnen niet zal betalen. Als een debiteur in een later stadium tegen de verwachting in wél gaat betalen, dan is er sprake van een meevaller ten opzichte van de raming.

Vraag 9

Wat zijn er de oorzaken van dat de agrarische en overige verkopen met 13,4 mln. tegenvallen? Hebben de tegenvallende opbrengsten uit agrarische domeingronden in 2002 nog gevolgen voor de veronderstellingen en de daarop gebaseerde opbrengsten die voor 2003 en latere jaren in de ontwerpbegroting 2003 zijn opgenomen?

Antwoord

Zie vraag 3.

Vraag 10

De raming van de opbrengsten van de grondwaterbelasting is met bijna een kwart gedaald. Waardoor wordt deze relatief forse daling veroorzaakt?

Antwoord

In de miljoenennota 2002 werd de grondwaterbelasting geraamd op 178 miljoen. In de eerste suppletore begroting is deze raming opwaarts bijgesteld op basis van hogere ontvangsten in 2001. Uit ontvangstcijfers tot en met oktober van dit jaar blijkt de hogere ontvangst in 2001 incidenteel te zijn geweest. Daarom is de raming voor de grondwaterbelasting weer neerwaarts aangepast.

Vraag 11

Hoeveel successierechten worden er nu werkelijk geïnd over de eigen woning na de reparatiewetgeving?

Antwoord

Een inschatting van de werkelijke geïnde successierechten over de eigen woning na de reparatiewetgeving valt pas te geven nadat de bestanden met aanslaggegevens over 2002 beschikbaar komen. Het zal echter enige jaren duren voordat een representatief deel van de aanslagen 2002 zal zijn afgehandeld.


---

Waarvan ¤ 25 mln voor Arbeidsvoorwaarden

Voor een overschrijding van de begroting geldt dat deze in het volgende jaar volledig gecompenseerd moet worden.