Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

persbericht

Nummer:
93

Directie:
voorlichting

13-12-2002

Status:
informatie

Nijs scherpt verantwoording, toezicht en controle aan

Onderzoek wijst uit: Minderheid instellingen beroepsonderwijs en hoger onderwijs over de schreef

Een grondige wijziging in het beleid van verantwoording, toezicht en controle is noodzakelijk. Er moet maximale duidelijkheid komen over de interpretatie van wet- en regelgeving en transparantie over de omgang met bekostigingsregels. Geen enkel systeem is fraudebestendig, maar wel kan worden gebouwd aan een aanpak die maximaal de vinger aan de pols houdt. Voorzien moet worden in een gang van zaken waarbij de praktijk voortdurend wordt getoetst en teruggekoppeld naar de regelgeving. Dat schrijft staatssecretaris Nijs (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen) in de brief bij het rapport Ruimte voor Rekenschap, waarmee de ministerraad vandaag akkoord is gegaan. Negen van de 94 onderzochte BVE-instellingen, 22 van de 48 onderzochte HBO-instellingen en 2 van de in totaal 13 WO-instellingen hebben de regels voor rijksbekostiging onrechtmatig gehanteerd. In het rapport is dat de zwaarste categorie van overtreding, waarbij in strijd is gehandeld met de letter en/of de bedoeling van de wet. Daarbij is financieel voordeel behaald zonder dat er een noemenswaardige onderwijsinspanning is geleverd. Over de manieren waarop de instellingen met de regelgeving zijn omgegaan geeft het onderzoek een goed inzicht. De instellingen hebben aangegeven dat er onduidelijkheid bestaat de interpretatie van de bekostigingsregels. Voorgeschiedenis
Het rapport Ruimte voor Rekenschap bevat de uitkomsten van het onderzoek dat door het ministerie van OCW is uitgevoerd naar de manier waarop BVE-, HBO- en WO-instellingen omgaan met de bekostigingsregels en wetgeving. Het onderzoek is ingesteld nadat eerder dit jaar bleek dat zes hogescholen mogelijk frauduleus hebben gehandeld. Door toenmalig minister Hermans is besloten een 'zelfreinigend onderzoek' uit te voeren, waarin de instellingen de mogelijkheid kregen om uit te leggen hoe ze met bekostigingsregels zijn omgegaan. Ook konden ze eventueel misbruik en oneigenlijk gebruik melden. Daarnaast heeft Hermans destijds aan de Algemene Rekenkamer gevraagd hierop een review uit te voeren, die op 20 februari 2003 zal verschijnen, samen met de rapportage die de Rekenkamer over deze materie maakt op verzoek van de Tweede Kamer.

Alle instellingen in de sectoren BVE, HBO en WO hebben vragenlijsten toegestuurd gekregen. De teruggezonden vragenlijsten zijn daarna gevalideerd en inhoudelijk beoordeeld. Aanvullend heeft een onafhankelijke Commissie van Deskundigen advies uitgebracht over de handelwijzen waarover nog onvoldoende duidelijkheid bestond.

Bevindingen rapport
De gegevens van de instellingen geven een compleet overzicht van alle manieren waarop instellingen bekostigingsregels hebben geïnterpreteerd. Tevens hebben instellingen de mogelijkheid benut om eventueel misbruik en oneigenlijk gebruik te melden. Daarmee is het beoogde doel van het onderzoek gerealiseerd. Overigens is nergens gebleken dat er sprake is geweest van persoonlijke verrijking.

De drie belangrijkste conclusies uit het onderzoek:
- Instellingen hebben regelmatig financieel voordeel behaald door regels op een onjuiste manier toe te passen.

- Een aantal instellingen heeft dat gedaan in strijd met de wet- en regelgeving.

- Er bestaat veel onhelderheid over de juiste toepassing van de regelgeving..

Definitieve besluitvorming over de voorgenomen terugvordering van onrechtmatig ontvangen rijksbijdrage vindt plaats na nader feitenonderzoek en een procedure van hoor en wederhoor van de betrokken instellingen. Bovendien wordt de review op het onderzoek door de Algemene Rekenkamer afgewacht. Voor beoordeling van de precieze omvang van eventueel misbruik en oneigenlijk gebruik van rijksbekostiging biedt het door de instellingen aangeleverde materiaal onvoldoende basis.

Maatregelen
In de begeleidende brief bij het rapport spreekt staatssecretaris Nijs uit dat 'de ontwikkelingen op onderwijsgebied gekenmerkt worden door een enorme dynamiek'. Dit noodzaakte de instellingen daar bij voortduring snel op in te spelen. Deze ontwikkelingen hebben niet vaak geleid tot gerichte discussie en gewenste aanpassingen van het systeem van bekostiging, toezicht of handhaving. 'Niemand schijnt zich rekenschap te hebben gegeven van de mogelijkheid dat gaandeweg calculerend en strategisch gedrag werd ontwikkeld', aldus Nijs.

Het bieden van ruimte voor eigen beleid van instellingen moet gepaard gaan met scherpere en samenhangende verantwoording, toezicht en controle. Voor het hoger onderwijs moet het bekostigingsstelsel worden herzien. Daartoe wordt een commissie ingesteld, die hierover in het voorjaar van 2003 een advies zal uitbrengen. De bekostigingsstelsels dienen bovendien jaarlijks herijkt te worden in overleg met de branche-organisaties.

Om op korte termijn te komen tot duidelijkheid in de bekostigingsregels wordt een aantal voorschriften aangescherpt. Zo zal in het voorjaar van 2003 het wetsvoorstel Korte Klap worden ingediend bij de Tweede Kamer en zal de staatssecretaris nadere beleidsuitspraken doen over de manier waarop wetgeving geïnterpreteerd moet worden.

Nijs vindt dat er op korte termijn een einde moet komen aan de onduidelijkheid rond de bekostigingsregels. 'Ik ben ervan overtuigd dat de schrik in de benen zit. Ik vind het van belang dat we nu de aandacht richten op versterking en verduidelijking van het rekenschapsbeleid om daarmee op korte termijn weer te komen tot normalisering van de verhoudingen, zodat alle betrokkenen hun volledige aandacht kunnen richten op het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs'.

Ministerie van OCenW
Europaweg 4
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
T: 079 323 23 23
F: 079 323 23 20
E: info@minocw.nl