D66

De Graaf: "Nederland koerst aan op economisch rampscenario"

Kennisontwikkeling

Thom de Graaf

26-12-2002 - Overheid en bedrijfsleven moeten een nieuw akkoord sluiten, niet alleen over loonmatiging, maar ook over innovatie. De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling moeten verdubbelen. Het is tijd dat Nederland de weg naar de ondergang verlaat en kiest voor het droomscenario van de kenniseconomie, meent Thom de Graaf in NRC Handelsblad. Lees hieronder het volledige artikel.
---

Nederland is in slaap gesukkeld

De huidige economische stagnatie is meer dan een tijdelijke conjunctuurdip. Het is niet alleen zwaar economisch weer, ook ons economisch klimaat is onvruchtbaar geworden. We stevenen af op een economisch rampscenario waarin Nederland eindigt als lagelonenland. Gebrek aan innovatie heeft het groeivermogen van onze economie structureel geschaad. Waar andere landen de kansen van de kenniseconomie grijpen, blijft Nederland terugkijken naar postindustriële successen. Net als na de Gouden Eeuw is ons land in slaap gesukkeld. Het standaardrampenplan voorziet in loonmatiging en wachten op economisch herstel in het buitenland. Dit verbloemt de problemen hooguit tijdelijk. Op de lange termijn raakt Nederland achterop. Het verval is reeds begonnen.

Succesvolle economieën draaien op innovatie, maar juist hier mist Nederland de boot. Ons bedrijfsleven investeert 1 procent van het bruto binnenlands product in research & development (R& D), toonaangevende landen het dubbele. Nederland is vrijwel volledig afhankelijk van de R& D van een handjevol grote bedrijven. Het aantal startende en snelgroeiende bedrijven, zeker in technische sectoren, blijft achter. En dat terwijl driekwart van de nieuwe banen door zulke ondernemingen wordt gecreëerd. Het woord kenniseconomie komt in het huidige regeerakkoord niet voor.

Het onderwijs ligt op zijn rug. Vergeleken met andere rijke landen investeert Nederland weinig in onderwijs. Scholen zijn onpersoonlijk, vies en slecht onderhouden. Tekorten aan leraren en technisch geschoolde werknemers vormen een bottleneck voor verdere economische groei. Spijbelen en ongediplomeerd schoolverlaten zijn aan de orde van de dag. Het kabinet-Balkenende bezuinigt intussen op universiteiten en R& D.

Het is nog niet te laat om radicale maatregelen te nemen. Overheid en bedrijfsleven moeten investeren in kennis en innovatie. Toen de economie begin jaren tachtig in een crisis verkeerde, sloegen overheid en sociale partners de handen inéén. Het befaamde Akkoord van Wassenaar werd gesloten. Nu is een nieuw akkoord nodig, vooral ook over innovatie. Doelstelling is verdubbeling van de bedrijfsinvesteringen in R& D.

We kunnen kijken naar Finland, dat tot in de jaren 80 zwaar leunde op de hout- en papierindustrie en op de verbindingsfunctie met het Oostblok. Na de val van de Muur hebben overheid en bedrijfsleven gezamenlijk een reddingsplan opgezet met kennis en innovatie als speerpunt. Het bedrijfsleven zou meer investeren in R& D, terwijl de overheid de telecommarkt liberaliseerde èn geld bij private investeringen legde. Samen met het eerder ingezette industriële differentiatiebeleid heeft dit de Finse economie doen opbloeien.

In Nederland moet onderwijs weer hoge prioriteit krijgen. Ondanks de krappe financiële ruimte moeten de arbeidsvoorwaarden voor leraren verbeterd worden: een hoger salaris, betere carrièremogelijkheden en meer eigen verantwoordelijkheden op kleinere scholen. Leerlingen moeten kunnen excelleren. Daarnaast moet het onderwijs veel meer technici afleveren, bijvoorbeeld door universiteiten extra te belonen voor afstuderend gekwalificeerd technisch personeel. Vwo-verlaters met hoge cijfers voor exacte vakken moeten hoge fellowship-beurzen in het vooruitzicht gesteld krijgen als ze instromen in postdoctorale technische studies. Op vmbo-niveau is meer praktijkgericht onderwijs nodig, met meer maatwerk, rekening houdend met niveauverschil tussen leerlingen. Het is te gek voor woorden dat ouders in de grensstreek pendelbusjes moeten laten rijden om hun kinderen naar het betere Belgische technisch onderwijs te brengen.

Nederland moet kiezen voor vergaande specialisatie in richtingen waarin het vergeleken met andere landen sterk is. Het is van belang dat de mondiale en Europese dimensie bij zulke keuzes een grote rol speelt. De huidige versnippering van kennis en kapitaal maakt het vrijwel onmogelijk voorop te lopen. Keuzes zullen pijn doen, maar zijn op termijn de beste garantie om leidend te zijn.

We moeten ook niet bang zijn. Biotechnologie is als sleuteltechnologie essentieel voor de kenniseconomie. Zo moeten alle studenten in alle studierichtingen aan het Amerikaanse MIT tegenwoordig colleges over biotechnologie volgen. Als we ethische dilemma's over biotechnologie nog langer ontwijken, blijft Nederland achter. Het starten en doorgroeien van bedrijfjes moet makkelijker worden gemaakt door de risico's en rompslomp van ondernemerschap en het hebben van personeel te verminderen. Versoepeling van het faillissements- en arbeidsrecht zal meer werkgelegenheid scheppen.

Een kenniseconomie vereist een brede aanpak. Universiteiten mogen niet meer langs elkaar heen werken. Nu hebben alle drie de technische universiteiten een centrum voor micro-elektronika. Door deze versnippering gaat Philips vooral in zee met het ICT-centrum in Leuven, dat in België wel een centrale positie heeft. Kiezen voor alles leidt dus tot niets. Ook moeten universiteiten meer samenwerken met bedrijven en maatschappelijke organisaties. Onderzoek van universiteiten en publieke kennisinstellingen wordt nu nauwelijks maatschappelijk toegepast. Waar ongeveer 50 procent van de Finse innoverende bedrijven samenwerkt met een universiteit, is dat in Nederland nog geen 10 procent. Publieke kennisinstituten moeten wettelijk verplicht worden hun kennis maatschappelijk te exploiteren, zodat hun kennis ook werkelijk publiek wordt. Anderzijds moeten we heilige huisjes doorbreken. Onafhankelijk onderzoek moet altijd blijven bestaan, maar universiteiten moeten veel meer in samenwerking met bedrijven naar vraagsturing omschakelen.

De kenniseconomie vereist een radicale omslag bij de overheid. Het ministerie van Economische Zaken richt zich te eenzijdig op het bedrijfsleven en het ministerie van Onderwijs is vooral een bureaucratische moloch. Te vrezen valt dat het instellen van een ministerschap voor Innovatie zou uitlopen op een symbolische structuur-oplossing. Beter is een innovatieraad onder voorzitterschap van de minister-president, met stevige vertegenwoordigers uit bedrijven (niet uit werkgeversorganisaties) en werknemerskringen. Het moet ook afgelopen zijn met de vele niet op elkaar afgestemde subsidiestromen voor R& D richting universiteiten, kennisinstellingen en bedrijven. Net als in Finland moet er één subsidiestroom komen, gekanaliseerd door één organisatie.

We moeten voorkomen dat het economisch rampscenario werkelijkheid wordt. Dat kan alleen als we kiezen voor het droomscenario van de kenniseconomie.

Dit artikel is eerder verschenen in NRC Handelsblad van 21 december 2003