Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Tonkens over mantelzorg (2020308780).

1.
Hebt u kennis genomen van het SCP-rapport "Mantelzorg. Over de hulp van en aan mantel- zorgers" d.d. 4 maart jl?

1.
Ik heb kennis genomen van dit rapport.

2.
Wat is uw mening over de conclusies van het SCP dat:
- de afstemming tussen thuiszorg en mantelzorg moet verbeteren;
- dat tussen de 150.000 en 200.000 mantelzorgers overbelast zijn;
- dat de meeste mantelzorgers er financieel op achteruit gaan en maar liefst 7% van de mantelzorgers financiële problemen heeft?

2.
Uit het rapport van het SCP mag niet worden afgeleid dat mantelzorgers op alle punten on- tevreden zijn over de afstemming van hun zorgactiviteiten met die van de thuiszorg. Zo blijkt uit het onderzoek dat mantelzorgers vaker tevreden zijn over de afstemming als er sprake is van persoonlijke zorgverlening. Men is echter minder tevreden als er sprake is van huishou- delijke dienstverlening en in geval van ziekte, vakantie van de mantelzorger, uitval en in si- tuaties waarin soms meer of minder hulp nodig is. Ik ben van mening dat de afstemming tussen mantelzorger en thuiszorg ten aanzien van de hiervoor genoemde punten verbetering behoeft. Dit betreft met name de wijze waarop ­binnen de grenzen van de afgegeven indi- catie voor thuiszorg- de professionele zorg aan de desbetreffende cliënt wordt aangeboden. Veranderingen in de situatie rond de mantelzorger moeten bespreekbaar zijn met de thuis- zorginstellingen. Een flexibele opstelling van beide zijden is daarbij van belang. Ik wijs er op dat veranderingen in de noodzakelijke omvang van de professionele zorg een dienovereen- komstige indicatie door het RIO vereisen. Thuiszorginstellingen hebben dit niet in eigen hand.

Het SCP geeft aan dat 2% van de mantelzorgers zich overbelast voelt. 5% van hen is zeer zwaar belast. Het gaat in totaal om een groep van 150.000 tot 200.000 mensen. Hoewel voor iedere mantelzorger een zware belasting moet worden voorkomen ben ik van mening dat juist aan de hiervoor genoemde groep mantelzorgers aandacht moet worden besteed. Dit is vanuit het oogpunt van medemenselijkheid onvermijdelijk. Voorkomen moet worden dat mantelzorgers zelf zorgvrager gaan worden en dat degenen die zij verzorgen zwaardere vor- men van professionele zorg nodig gaan hebben dan het geval zou zijn geweest als de man- telzorger minder zwaar belast was. Een nuancerende opmerking is echter op zijn plaats. Uit het onderzoek blijkt ook dat om allerlei redenen in ongeveer de helft van de gevallen waarin (meer) thuiszorg gewenst is deze zorg niet wordt gevraagd. Hoewel ik begrip heb voor de redenen om dit niet te doen meen ik dat voor een deel van deze gevallen het beter zou zijn als men wel de noodzakelijke professionele thuiszorg aan zou vragen.

Er worden al langere tijd signalen afgegeven dat er mantelzorgers zijn die financiële proble- men ondervinden ten gevolge van het verlenen van mantelzorg. Het is de verdienste van het SCP dat nu duidelijk is wat de aard en de omvang van dit probleem is. Hoewel ik begrip heb voor de situatie waarin deze mantelzorgers verkeren ben ik van mening dat een uitspraak ten aanzien van de (on)wenselijkheid van het treffen van een maatregel om hier iets aan te doen, niet een kwestie is die door het huidige demissionaire kabinet kan worden afgedaan. Er is hier namelijk niet alleen sprake van een financieel vraagstuk maar ook van een vraag- stuk met een meer principieel karakter. De volgende vragen zijn daarbij aan de orde: is het wenselijk mantelzorg te institutionaliseren door middel van een vergoedingensysteem, moet

2

niet de prioriteit worden gelegd bij de inzet van schaarse financiële middelen op het in stand houden en versterken van algemeen ondersteunende maatregelen (respijtzorg etc.).

3.
Welke maatregelen gaat u nemen om deze knelpunten op te lossen?

3.
Sinds het verschijnen van de Notitie Zorg Nabij op 20 juni 2001 (TK 2000-2001, 27 401, nr 34) is een aantal zaken in gang gezet om de ondersteuning van de mantelzorger te verster- ken. Ik denk daarbij aan het versterken van de infrastructuur voor de mantelzorgondersteu- ning. Tevens denk ik aan het op starten van een aantal campagnes die erop zijn gericht de mantelzorger beter te kunnen bereiken. Immers, veel mantelzorgers zijn zich niet bewust van het feit dat zij mantelzorger zijn en voelen zich niet aangesproken door mogelijkheden hen te ondersteunen. Ook zijn velen niet bekend met bestaande mogelijkheden voor ondersteuning. Ook krijgen initiatieven voor respijtzorg steeds meer aandacht. Deze en andere activiteiten dragen er toe bij dat de mantelzorgers minder snel overbelast raken. Het gaat hier echter om een proces dat niet van de ene op de andere dag tot een oplossing van alle problemen zal leiden. Wat betreft de afstemming van de geboden thuiszorg op de mantelzorg treed ik bin- nenkort in overleg met de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg om mogelijkheden tot verbe- tering te bespreken.


---- --