European Commission
IP/03/507
Brussel, 8 april 2003.
Voorjaarsprognoses 20032004 van de Commissie voor de eurozone en de
Europese Unie
Het jaar 2002 is voor de economie van de eurozone en de Europese Unie
in mineur geëindigd als gevolg van de wereldwijd heersende onzekerheid
en hardnekkige structurele starheden die resulteren in een
vermindering van het vermogen om op schokken te reageren. Verwacht
wordt dat de conjunctuurverzwakking zich in de eerste helft van dit
jaar zal voortzetten. Indien de geopolitieke spanningen vóór de zomer
wegebben, kan in de tweede helft van 2003 dankzij een terugkerend
vertrouwen en dalende olieprijzen een gematigd herstel op gang komen.
Dit herstel zal vermoedelijk echter beperkt blijven omdat de stijging
van de werkloosheid weegt op de consumptie, de aanhoudende
koersdalingen op de beurzen de bedrijfsbalansen negatief beïnvloeden
en de olieprijzen druk blijven uitoefenen op de inflatie. Dit alles
heeft tot gevolg dat er wellicht voor het derde opeenvolgende jaar
sprake zal zijn van een teleurstellende groei: in de eurozone zal het
gemiddelde groeipercentage in 2003 naar verwachting niet hoger liggen
dan 1% (1,3% in de EU). Voor volgend jaar wordt voor de eurozone en de
EU een robuustere gemiddelde groei van 2,3 à 2,4% voorspeld ten
gevolge van een hervattende werkgelegenheidsschepping, aantrekkende
investeringen en een gunstiger internationaal klimaat. Gezien de grote
onzekerheid die momenteel nog steeds heerst, kan echter niet worden
uitgesloten dat de groeiversnelling langer op zich laat wachten.
Geopolitieke spanningen, volatiele olieprijzen en aanhoudende
koersdalingen op de beurzen zorgen voor onzekere vooruitzichten op
korte termijn
Momenteel heerst bijzonder grote onzekerheid en hangen de
vooruitzichten meer dan ooit af van de beoordeling van de exogene
factoren. De prognoses van de Commissie zijn gebaseerd op de
veronderstelling dat de geopolitieke spanningen ten gevolge van de
oorlog in Irak tegen het midden van het jaar zijn weggeëbd, wat moet
leiden tot een herstel van het vertrouwen en een normalisering van de
internationale betrekkingen.
Wat de olieprijs betreft, wordt uitgegaan van een geleidelijke daling
van 31 USD per vat ruwe olie (brent) in het eerste kwartaal van dit
jaar tot 25,5 USD per vat in het laatste kwartaal van dit jaar,
hetgeen resulteert in een gemiddelde olieprijs van 27,5 USD in 2003.
Voor volgend jaar wordt een verdere prijsdaling tot 23,5 USD verwacht.
De aandelenkoersen zijn met ongeveer 60% teruggelopen ten opzichte van de piekwaarden die in het voorjaar van 2000 werden bereikt, wat inhoudt dat het tempo en de omvang van de beurscorrectie vergelijkbaar zijn met de beurscrash van 1929. Aangezien de reductie van de gezinsvermogens en de druk op de balansen van de financiële instellingen een domper zullen zetten op de economische expansie, wordt in het basisscenario uitgegaan van een laag blijvende groei. Gematigd en onevenwichtig herstel van de wereldeconomie
De internationale spanningen resulteerden in 2002 wederom in een zwakke groei van de wereldhandel (namelijk met 2,6%), nadat deze in 2001 een krimp met 0,5% had te zien gegeven, een inzinking die sinds 1982-83 niet meer was voorgekomen. Hoewel de buitenlandse handel dit jaar met 5,4% zal toenemen, is het opnieuw weinig waarschijnlijk dat hij als motor van het wereldwijde herstel zal fungeren. De mondiale BBP-groei is in 2003 neerwaarts herzien tot 3,2%, wat betekent dat hij nauwelijks versnelt ten opzichte van vorig jaar. In 2004 zou het mondiale BBP evenwel een sterkere groei van 3,7% laten zien. Het herstel is onevenwichtig, zoals blijkt uit de toenemende tekorten op de lopende rekeningen en de overheidsbegrotingen.
Verwacht wordt dat het bescheiden herstel in de VS onder impuls van
een stimulerend monetair en begrotingsbeleid en een solide
onderliggende productiviteitsstijging zal aanhouden, zodat in 2003 en
2004 een groei van ongeveer 2,5% zal worden gerealiseerd. De
BBP-stijging blijft echter achter bij het potentiële groeitempo omdat
de aanpassing van de gezinsvermogens in combinatie met de voortdurende
onderbezetting van het productievermogen en de nadelige invloed van
het externe tekort het herstel afremmen. Het begrotingstekort stijgt
in 2003 tot 4,8% van het BBP en het tekort op de lopende rekening
neemt in 2004 toe tot 6,1%.
De economische vooruitzichten voor Japan blijven somber en het
overheidstekort kan oplopen tot 7% van het BBP. In de rest van Azië
houdt de krachtige groei evenwel aan ondanks de zwakke exportmarkten
buiten de regio. Na in 2002 een stagnatie te hebben vertoond, zal de
Latijns-Amerikaanse economie naar verwachting een bescheiden herstel
te zien geven als gevolg van de depreciatie van de lokale valuta's,
een aantrekkende wereldeconomie en de geleidelijke normalisering van
de situatie na de financiële crises waarmee tal van landen uit de
regio te kampen kregen. Voor Canada en Australië wordt een robuust
blijvende groei verwacht. Ook voor de landen die zich opmaken om op 1
mei 2004 tot de Europese Unie toe te treden, wordt ondanks de zwakke
conjunctuur in de EU een aanhoudend sterke groei voorspeld, die wordt
geschraagd door de binnenlandse vraag en structurele hervormingen.
Het herstel in de eurozone en de EU heeft in de tweede helft van 2002
aan dynamiek ingeboet
In 2002 heeft de economie van de eurozone een bescheiden groei van
0,9% laten zien (1,1% voor de EU als geheel), waarbij in de tweede
helft van dat jaar sprake was van een verzwakkende dynamiek. Het BBP
van de eurozone is in het laatste kwartaal van 2002 met 0,2% gegroeid,
tegen een expansie met 0,4% in het voorafgaande kwartaal.
De binnenlandse vraag werd de drijvende kracht achter het economisch
herstel, wat als een veelbelovende ontwikkeling werd beschouwd. Een
forse toename van de particuliere consumptie bleef evenwel uit: in
2002 beliep de stijging niet meer dan 0,7% in de eurozone (1,4% in de
EU). De hoger dan verwachte inflatie holde de koopkracht uit, de
zwakke werkgelegenheidsgroei zette een domper op de toename van het
reële beschikbare inkomen en de voortdurende daling van de
aandelenkoersen deed de gezinsvermogens teruglopen. De zwakke
consumptieve bestedingen zijn echter niet alleen aan deze drie
factoren toe te schrijven.
Een andere belangrijke factor is ook de onzekerheid die het vertrouwen
doet afnemen en de spaarquote doet toenemen. Deze onzekerheid wordt in
de hand gewerkt door de geopolitieke spanningen in verband met Irak en
de twijfels omtrent het toekomstige arbeids- en pensioeninkomen.
Vooral ten aanzien van dit laatste is onlangs bezorgdheid gerezen
vanwege de verminderde waarde van de aandelenportefeuille van de
pensioenfondsen en de verslechtering van de overheidsfinanciën in
sommige lidstaten.
Wat de investeringen betreft, is een schuchtere omslag van de tendens
merkbaar, nadat deze gedurende anderhalf jaar neerwaarts was gericht.
In het laatste kwartaal was er sprake van een nipte stabilisatie, die
voor een deel te maken had met het feit dat de arbeidskosten per
eenheid product beter in de hand werden gehouden. In het jaar als
geheel zijn de investeringen in de eurozone met 2,3 % teruggelopen
(-2,4% in de EU).
Op zeer korte termijn blijven de vooruitzichten weinig rooskleurig,
maar een recessie zal vermoedelijk worden vermeden
Het consumentenvertrouwen is begin dit jaar verder afgenomen en
bevindt zich thans op het peil van september 1992, toen de EU in een
recessie terechtkwam. Het is echter niet uitgesloten dat de
consumenten overreageren op het militaire conflict in het Midden
Oosten. Bovendien ligt het ondernemersvertrouwen nog steeds boven het
peil dat gebruikelijk is voor een recessie, terwijl de industriële
productie en de detailhandel weliswaar een tegenvallend verloop bleven
vertonen, maar zich toch enigszins herstelden van de inzinking aan het
einde van vorig jaar. Al deze indicatoren samen laten vermoeden dat er
in de eerste helft van dit jaar sprake zal zijn van een langzame
groei, maar dat een recessie in de EU als geheel weinig waarschijnlijk
is. Alleen in Duitsland zou zich in het tweede kwartaal een daling van
het BBP voordoen.
Aangenomen wordt dat de geopolitieke spanningen in de tweede helft van
dit jaar zullen afnemen, hetgeen de weg zal vrijmaken voor een
heropleving van de economische activiteit. De gemiddelde groei in de
eurozone zal niettemin beperkt blijven tot naar schatting 1% in 2003
en 2,3% in 2004 (respectievelijk 1,3% en 2,4% in de EU).
Verwacht wordt dat de investeringen in de eurozone, na vorig jaar te zijn teruggelopen, in 2003 met amper 0,3% zullen toenemen naar aanleiding van de ongunstige vraagvooruitzichten en de aanhoudende bezorgdheid omtrent de ondernemingsbalansen. Daar staat tegenover dat een deel van de productie-installaties aan vervanging toe is als gevolg van afschrijvingen. Voorts is een verbetering opgetreden van zowel de financiële voorwaarden (een vermindering van de banktarieven voor leningen en van de spread van bedrijfsobligaties) als de winstgevendheid, maar laatstgenoemde ontwikkeling is ten dele toe te schrijven aan intensievere aanpassingen op de arbeidsmarkt. De consumptieve bestedingen in de eurozone zullen dit jaar naar verwachting met gemiddeld 1,2% toenemen omdat er na meerdere kwartalen die door een zwakke consumptie werden gekenmerkt, sprake kan zijn van een uitgestelde vraag die in een effectieve vraag kan worden omgezet zodra het vertrouwen terugkeert. De toegenomen werkloosheid zal daarentegen vermoedelijk een rem zetten op het gezinsverbruik. Verwacht wordt dat de wereldhandel zal aantrekken, maar de exporteurs uit de eurozone zullen waarschijnlijk enig marktaandeel moeten inleveren wegens de appreciatie van de euro. Daar staat evenwel tegenover dat de koersstijging van de euro de inflatie in de eurozone zal terugdringen, waardoor het reële beschikbare inkomen zal toenemen. De aanpassingen op de arbeidsmarkt beginnen door te wegen
In de beginfase van de groeiverzwakking hield de werkgelegenheid goed
stand en bleef de stijging van de werkloosheidsgraad binnen de perken.
Dit was vooral te danken aan drie factoren, namelijk het feit dat de
stabielere dienstensector een groot deel van de werkgelegenheid voor
zijn rekening neemt, de mogelijkheid om het aantal gewerkte uren in
plaats van het aantal banen te verminderen dankzij de minder starre
arbeidsovereenkomsten, en enige arbeidsoppotting omdat ervan werd
uitgegaan dat de conjunctuurverzwakking beperkt zou uitvallen. De
veerkracht van de arbeidsmarkt lijkt thans evenwel af te nemen. In
2003 zullen in de eurozone naar verwachting (per saldo) circa 100 000
arbeidsplaatsen verloren gaan (de eerste daling sinds 1994), waarbij
de werkloosheid zal oplopen tot naar raming 8,8% (8% in de EU). In het
licht van het flauwe herstel wordt voor volgend jaar slechts een
bescheiden banengroei verwacht, waardoor deze achter blijft bij de
stijging van de beroepsbevolking, zodat de werkloosheid verder zal
oplopen. Het aantal werklozen in de eurozone zal in de periode
2002-2004 vermoedelijk met 1,4 miljoen toenemen.
Hardnekkige inflatie
Ondanks de conjunctuurvertraging zal de inflatie in 2003 in het
algemeen slechts langzaam teruglopen. Verwacht wordt dat zij zich in
de eurozone op gemiddeld 2,1% zal handhaven (tegen 2,2% in 2002) en
pas volgend jaar onder de 2% zal uitkomen. De hoge olieprijzen en de
verhoging van de indirecte belastingen hebben een forsere daling van
de inflatie belet en het duurt enige tijd voordat de sterkere euro en
de betere vooruitzichten voor de arbeidskosten per eenheid product hun
neerwaartse invloed op de prijzen laten gelden. In sommige landen
blijft de inflatie zeer laag als gevolg van de forse
conjunctuurvertraging aldaar, wat aanleiding geeft tot grote
inflatieverschillen in de eurozone.
Een algemene verdere verslechtering van het overheidstekort, maar
grote verschillen tussen de lidstaten
In 2002 is het overheidstekort in de eurozone opnieuw fors toegenomen
tot 2,2% van het BBP (1,9% in de EU). In vergelijking met de
najaarsprognose van de Commissie is het Franse tekort opwaarts herzien
tot 3,1% van het BBP, terwijl het Portugese tekort in neerwaartse zin
is bijgesteld tot onder de drempelwaarde van 3% en het cijfer voor het
Duitse tekort is verlaagd tot 3,6% van het BBP. In Ierland
(begrotingsevenwicht), Oostenrijk (geringer tekort) en Finland (groter
overschot) werden betere resultaten geboekt dan verwacht, terwijl in
het Verenigd Koninkrijk en Nederland de resultaten tegenvielen.
In 2003 zal ondanks de aanhoudende conjunctuurverslapping de
verslechtering van het overheidstekort op het niveau van de eurozone
worden ingedijkt tot 2,5% (2,3% in de EU), omdat sommige landen
voornemens zijn het effect van de automatische stabilisatoren op het
feitelijke tekort te beperken. Dit is het geval in Duitsland, Ierland
en Nederland, die hun conjunctuurgezuiverde tekort met ten minste 0,5%
van het BBP zullen terugdringen; in Italië zal de inspanning geringer
zijn. De Duitse overheidsbegroting zal echter een buitensporig tekort
blijven vertonen. Het conjunctuurgezuiverde tekort in het Verenigd
Koninkrijk zal daarentegen sterker gaan afwijken van de
evenwichtswaarde. In Frankrijk en Portugal blijven de
conjunctuurgezuiverde tekorten hoog en de feitelijke tekorten boven de
grenswaarde van 3%, al overweegt de Portugese overheid maatregelen om
een dergelijke situatie te vermijden. Ook in Griekenland is er sprake
van een groot conjunctuurgezuiverd tekort.
De begrotingsprognoses voor 2004 zijn zoals gewoonlijk opgesteld op
basis van de veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft. Drie
landen (Frankrijk, Italië en Portugal) zouden dan een tekort van meer
dan 3% boeken, terwijl drie andere landen (Duitsland, Nederland en het
Verenigd Koninkrijk) in de gevarenzone zouden terechtkomen.
De situatie kan slechter uitvallen dan voorspeld
De prognose van de Commissie is met grote onzekerheid omgeven en een
slechtere ontwikkeling kan dan ook niet worden uitgesloten wanneer de
oorlog in Irak langer duurt dan verwacht. Bovendien is er zowel op
mondiaal als op EU-niveau sprake van een precaire situatie, waardoor
de economieën kwetsbaarder zijn voor schokken. In dat verband baren
vooral de volgende drie factoren zorgen: i) het zwakke vertrouwen; ii)
de toenemende onevenwichtigheden op de overheidsbegrotingen en de
lopende rekeningen; en iii) de aanhoudende koersdalingen op de beurzen
en de negatieve gevolgen daarvan voor de gezinsvermogens en de
ondernemingsbalansen.
In het slechtste scenario is er sprake van een aanslepend militair
conflict, hoge olieprijzen, een scherpe daling van het internationale
reisverkeer, een terugval van de buitenlandse directe investeringen en
de wereldhandel, alsook een vertrouwensverlies met alle negatieve
gevolgen van dien voor de consumptie en de investeringen. In een
dergelijke situatie is het niet uitgesloten dat de eurozone en de EU
dit jaar met een stagnatie worden geconfronteerd en dat de terugkeer
naar het potentiële groeitempo pas later in 2004 plaatsvindt.
Meer informatie over de prognoses is beschikbaar in European Economy, te raadplegen op internet op het volgende adres:
http://europa.eu.int/comm/economy_finance/publications/european_econom
y/forecasts_en.htm