Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2003/1121
datum
07-04-2003

onderwerp
Stand van zaken motie-Van den Brink (28 600 XIV, nr. 62). TRC 2003/2311

bijlagen

Geachte Voorzitter,

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft om de actuele stand van zaken betreffende de uitvoering van de motie-Van den Brink (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 600 XIV, nr. 62) over weidevee verzocht. De motie vraagt om een versoepeling van het verzamelverbod en daarbij de handel van weidevee op veemarkten, voor zover het dieren betreft die langer dan 30 dagen in Nederland zijn, weer toe te staan.

Het verzamelverbod is een essentiële schakel in het huidige Nederlandse preventiebeleid. Dit stelsel vindt zijn grondslag in de uitbraak van klassieke varkenspest in 1997 en Mond- en Klauwzeer in 2001. Direct daaropvolgend is - uit de destijds gevoelde noodzaak zo snel mogelijk een betere basis te leggen ter voorkoming van nieuwe uitbraken - gereageerd met stringente regelgeving die (deels gebaseerd op Europese regelgeving) enerzijds dat risico moest indammen, maar anderzijds ook duidelijk rekening hield met de diversiteit van de Nederlandse situatie. Hierdoor is een complex, ook voor de buitenwereld onvoldoende toegankelijk, geheel ontstaan. Voor de varkenssector is ten algemene sprake van een stelsel dat het aantal contacten tussen bedrijven reguleert, voor de overige evenhoevigen is het preventie-stelsel ten algemene gebouwd op twee pijlers: In de eerste plaats het verbod op het verzamelen voor het leven (een andere bestemming dan het slachthuis). In de tweede plaats het verbod op afvoer van een bedrijf gedurende een bepaalde periode na aanvoer van evenhoevigen.

datum
07-04-2003

kenmerk
VVA. 2003/1121

bijlage

Tegen die achtergrond heb ik eerder aangegeven de motie Van den Brink uit te voeren, maar uiteraard wel na zorgvuldige voorbereiding. Enerzijds is immers de Europeesrechtelijke dimensie relevant omdat de motie oproept om voor nationaal vee een gunstiger regime te treffen dan voor vee, afkomstig uit het buitenland, hetgeen in beginsel niet mogelijk is. Anderzijds moet de problematiek ook worden gezien in relatie tot de overige bouwstenen van het preventiebeleid. De motie raakt immers aan één van de pijlers van het huidige preventiebeleid. Om die reden heb ik ook aangegeven de zaak uit te werken binnen het verband van het thans door het ministerie uitgevoerde 'Project preventie dierziekten'.

Zoals ik u reeds meldde bij brief van 22 januari 2003 (Kamerstukken II, 2002-2003, 27 622, nr. 118) is het doel van het project om in nauw overleg met het landbouwbedrijfsleven te komen tot een stelsel van preventieve maatregelen dat in voldoende mate op draagvlak kan rekenen en dat alleen waar noodzakelijk is geënt op LNV-regelgeving. Vermindering van de administratieve lastendruk vormt, naast een vermindering van de uitvoeringslast voor het departement, een belangrijke randvoorwaarde waarbinnen het project zich beweegt.

Inmiddels is een gedetailleerd overzicht van de relevante veterinaire regelgeving, uitgesplitst naar administratieve lasten, handhaafbaarheid en draagvlak, bijna afgerond. Op basis daarvan zal in mei 2003 een brede discussiedag met alle relevante sectoren worden belegd waar het overzicht zal worden besproken en de sectoren ook hun mening zal worden gevraagd over de vraag welke risico's in Nederland acceptabel zijn. Daarnaast zal een eerste verkenning plaatsvinden van de komende vormgeving van het preventiebeleid. Vooralsnog is in juli 2003 een tweede dag voorzien waarin de discussie omtrent de verschillende beleidsrichtingen centraal staat. In dat kader zullen, naast de motie Van den Brink, uiteraard ook gedachten rondom regulerende heffingen en het principe dat 'het collectief niet de lasten moet dragen van fouten van een individu' - elementen die tijdens het Algemeen Overleg van 2 april jl. over (onder andere) het afschaffen van de korting aan de orde waren - de revue passeren. Daarna voorzie ik bestuurlijk overleg omtrent de te kiezen uitvoering. Ik streef naar implementatie van het geheel nog dit jaar.

De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

ir. B.J. Odink


---