Actueel

Last onder dwangsom inzake levering wekelijkse programmaoverzichten geschorst

Bron: College van Beroep voor het Bedrijfsleven 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 17-04-2003

De NOS heeft het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening ingediend "voor zover nodig" ter opschorting van de door de dg-Nma bij besluit van 16 februari 2000 en bij beslissing van 3 oktober 2001 gehandhaafde, last onder dwangsom.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter strekt opschorting van rechtswege, als bedoeld in artikel 63, eerste lid, van de Mededingingswet (Mw), zich niet verder uit dan tot het tijdstip waarop op het beroep is beslist en geldt datzelfde voor een besluit op grond van artikel 63, tweede lid, van de Mw. Dit betekent dat de vraag of, in het onderhavige geval, gelet op het bepaalde in artikel 63 van de (Mw), het treffen van een voorlopige voorziening hier nog enig juridisch effect zou kunnen sorteren, bevestigend moet worden beantwoord.

De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat aan de zijde van de NOS sprake is van onverwijlde spoed en dat, bij afweging van alle betrokken belangen, het verzoek om voorlopige voorziening voor inwilliging in aanmerking komt. Dienaangaande wordt - onder meer - het volgende overwogen.

Het geding dat partijen in de bodemprocedure verdeeld houdt, betreft, kort gezegd, de mededingingsrechtelijke beoordeling van de vraag of in de onderhavige zaak sprake is van overtreding van artikel 24, eerste lid, van de Mw en - in het verlengde daarvan - of de dg-Nma terecht aan de NOS een last onder dwangsom tot levering van wekelijkse programmagegevens aan, voor zover hier van belang, De Telegraaf heeft opgelegd.

Het gaat in deze zaak om een complexe materie waarbij vragen van gemeenschapsrecht aan de orde zijn ten aanzien waarvan, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, niet op voorhand buiten twijfel kan worden geacht dat in de bodemprocedure het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zal worden verzocht, bij wege van prejudiciële beslissing, daarover uitspraak te doen. In dat licht bezien acht de voorzieningenrechter thans geen plaats voor het oordeel dat evident is dat het College, te gelegener tijd beslissende op het met deze voorlopige voorziening gelieerde hoger beroep van de NOS, een zodanige uitspraak zal doen dat de NOS gehouden zal zijn de programmagegevens aan De Telegraaf te leveren.

In een zodanige situatie en gelet op hetgeen de NOS ter zake heeft aangevoerd, heeft zij thans een spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorziening.

Voorts is de voorzieningenrechter, gelet op hetgeen terzake naar voren is gebracht, van oordeel dat aannemelijk is dat De Telegraaf financieel nadeel zal lijden in geval van niet onmiddellijke tenuitvoerlegging van de last onder dwangsom. Gesteld noch gebleken is evenwel dat dit een zo groot nadeel aan de zijde van De Telegraaf teweegbrengt, dat zij daardoor in continuïteitsproblemen zal komen te verkeren. Daar staat tegenover dat wel aannemelijk is dat wanneer verzoekster eenmaal de gevraagde programmagegevens moet verstrekken zulks de oplage van de programmabladen ernstig in negatieve zin zal beïnvloeden en één en ander, afhankelijk van de omroep, tot groot abonneeverlies zal leiden.

In deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat onmiddellijke uitvoering van het besluit waarbij de dg-Nma de last onder dwangsom heeft gehandhaafd, aan de zijde van de NOS tot onevenredig nadeel leidt, zodat het verzoek om voorlopige voorziening bij afweging van alle betrokken belangen, voor inwilliging in aanmerking komt teneinde dit nadeel te voorkomen.

De voorzieningenrechter schorst de besluiten van 3 oktober 2001 en 16 februari 2000 tot
de datum waarop het College uitspraak doet in het hoger beroep van de NOS in de bodemprocedure, of zoveel eerder als het geschil tot een einde zal zijn gekomen.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AF7441

Zie het origineel http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=11515&i=&ti= .