Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten

Afdeling Noord-Afrika

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum

17 april 2003

Behandeld

DAM


Kenmerk

DAM-215/03

Telefoon


+31 (0) 70 348 5430


Blad

1/1

Fax


+31 (0) 70 348 6639


Bijlage(n)

E-Mail

DAM@minbuza.nl


Betreft

Beantwoording vragen van het lid de Graaf over een bezoek van Nederlandse advocaten aan Tunesië

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid de Graaf over een bezoek van Nederlandse advocaten aan Tunesië. Deze vragen werden ingezonden op 10 april 2003 met kenmerk 2020310190.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid De Graaf (D66) over het bezoek van Nederlandse advocaten aan Tunesië.

Vraag 1
Bij welke gelegenheid hebben de Tunesische autoriteiten laten weten de actie van de Nederlandse advocaten te beschouwen als inmenging in een binnenlandse aangelegenheid?

Antwoord

Bij gelegenheid van diplomatieke contacten met de Tunesische autoriteiten in september 2002, toen een aanvraag speelde voor een landingsvergunning ten behoeve van een door Nederlandse advocaten gecharterd vliegtuig.

Vraag 2

Waarom heeft u, gelet op uw eigen oordeel dat het betreurenswaardig is dat bij verschillende gelegenheden onafhankelijke waarnemers de toegang tot Tunesië is ontzegd, niet meer druk uitgeoefend op de Tunesische autoriteiten om de Nederlandse advocaten toe te laten tot het proces?

Vraag 3

Bent u bereid bilateraal of in Europees verband deze kwestie nogmaals aan de orde te stellen voordat het volgende proces plaats zal vinden?

Vraag 4

Bent u bereid er bij uw Tunesische ambtsgenoot op aan te dringen dat de Nederlandse advocaten in april wel het proces kunnen bijwonen? Zo ja, op welke wijze wilt u daar bij de Tunesische autoriteiten op aandringen?

Antwoord

Wanneer zich (naar verwachting) problemen voordoen bij toelating tot een ander land, kan men zich voor advies wenden tot het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het Ministerie en de Ambassade in Tunis zijn noch in februari 2002, noch nadien, benaderd om advies of hulp door personen of vertegenwoordigers van organisaties die toegang tot Tunesië wensen in verband met het proces van de heer Béchir Essid.

Vraag 5

Hoe wilt u ervoor zorg dragen dat de Tunesische autoriteiten het in het Verdrag inzake de Burgerlijke en Politieke Rechten, waarbij Tunesië partij is, neergelegde recht op een eerlijke en openbare hoorzitting respecteren?

Antwoord

Tunesië wordt in EU-verband en ook bilateraal aangesproken op de algemene mensenrechtensituatie en op de individuele lotgevallen van dissidenten, zulks onder verwijzing naar de verplichtingen die Tunesië onder het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten is aangegaan.

Vraag 6

Bent u van mening dat het toelaten van internationale waarnemers tot het proces van Béchir Essid voortvloeit uit internationale verdragen en dat het weigeren van een landingsvergunning aan Nederlandse advocaten om een openbare zitting bij te wonen strijd oplevert met eerder genoemde verdragen?

Antwoord
Nee. Een plicht van Tunesië tot het toelaten van buitenlandse waarnemers tot een rechterlijke procedure kan niet uit enig verdrag worden afgeleid. Overigens waren bij de zitting in februari 2002 waarnemers uit binnen- en buitenland aanwezig. De buitenlandse waarnemers vertegenwoordigden Human Rights Watch, de Fédération Internationale des Droits de l'Homme, het Comité International de Juristes, Avocats sans Frontières en de ordes van advocaten van Parijs en Brussel.

Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 20 april?

Antwoord
Ja.

===