CDA Rotterdam
Rotterdam, 5 juni 2003
CDA maakt balans op bij de bespreking van de voorjaarsnota
Bijdrage CDA-fractievoorzitter Leonard Geluk
behandeling Voorjaarsnota
d.d. 5 juni 2003
Mijnheer de voorzitter,
De Staat van Rotterdam 2003, het boeiende COS-rapport, spreekt
boekdelen. De NRC van afgelopen dinsdag gaf de volgende samenvatting:
jong, alleen, arm en allochtoon vestigen zich in Rotterdam en dat oud(er), rijk, autochtoon en samen verlaten de stad. Rotterdam wordt steeds jonger, steeds zwarter en steeds armer; jonger, zwarter en armer bovendien dan andere grote steden. De staat van Rotterdam bevestigt daarmee wat eerdere onderzoeken ook al leken op te leveren, maar met één verschil, namelijk de vergelijking met andere grote steden. In Amsterdam, Den Haag en Utrecht gaat ook niet alles even goed, zo blijkt. Maar zo slecht als in Rotterdam gaat het nergens.
De NRC schetst de staat van Rotterdam zo wel heel negatief, maar je moet inderdaad heel goed zoeken naar enkele onderwerpen waarbij Rotterdam alle andere grote steden achter zich laat. Gelukkig heb ik er 1 gevonden: in ondernemersklimaat zijn we de anderen voor.
De Staat van Rotterdam bevestigt nog maar weer een keer dat er veel, heel moet gebeuren om de neerwaartse spiraal om te buigen en Rotterdam aantrekkelijker te maken, niet alleen voor jong, allochtoon en alleen, maar ook voor gezinnen, autochtonen en ouderen. In dat licht moeten we de voorstellen voor de begroting 2004 beoordelen en ik zal me daarbij namens de CDA-fractie vooral richten op de financiële invalshoek, maar ik zal beginnen met een paar inhoudelijke statements:
Algemeen
Voorzitter,
De voorjaarsnota spreekt vol lof over de Rotterdamse aanpak. Scherpe
keuzes, aandacht voor uitvoering, Resultaatgericht, voor en door
Rotterdammers, afspraak is afspraak. Prachtig. Maar het College doet
er goed aan om hier 1 credo aan toe te voegen en dat is snelheid. We
moeten doorpakken, we moeten nu resultaten boeken, de
onderwijsachterstanden zijn nu enorm hoog, de opvoedingsondersteuning
is nu erg belangrijk, een vraag van een burger hooft niet 4 weken op
beantwoordling te wachten, het hoeft niet altijd maanden te duren
voordat je je parkeervergunning of bouwvergunning hebt geregeld en de
behandeling van bezwaarschriften hoeft niet in meer dan 2/3 van de
gevallen langer dan 3 maanden te duren.
De burger is er niet voor de overheid, de overheid is er voor de
burger. En dit vereist een snelheid van handelen die nog niet tot alle
genen van de gemeentelijke organisatie is doorgedrongen.
Voorzitter,
Een goed jaar nadat 3 partijen met zn drieeen het commitment aangingen
om Rotterdam te besturen is het goed om vast te stellen dat wij als
CDA-ers tevreden zijn met de uitkomsten van het Collegebeleid. Vanuit
CDA-perspectief is er de afgelopen periode veel bereikt, op grond
waarvan wij de CDA-kiezers kunnen melden dat zij zeker waar voor hun
stem ontvangen. Dit neemt niet weg dat we ook vanuit het perspectief
van het CDA enkele zeer zware discussies te voeren hebben, zoals de
discussie over de WVG. We zullen er alles aan doen om een solide
financiering te laten samenvallen met een sociaal en rechtvaardig
beleid. We verwachten dat we door een goede samenwerking in de Raad en
tussen Raad en College tot een gedegen beleid kunnen komen.
Voorzitter,
Gelukkig is de samenwerking in deze Raad goed, en dat geldt niet in de
laatste plaats voor de samenwerking met de VVD en met
LeefbaarRotterdam. Politieke visies kunnen verschillen, maar er is een
ongekende overeenstemming in de beleidsprioriteiten en in het
urgentiebesef. Dat geldt dus ook nadrukkelijk voor Leefbaar Rotterdam,
de absolute nieuwkomer in de politiek. Daar spatten de vonken vanaf en
zolang het alleen maar vonken zijn die ervan af spatten dan zullen we
2006 wel gaan halen met deze partijen.
Voorzitter,
ik gaf al aan dat de CDA-kiezer waar voor zijn geld krijgt. We zijn
erg gelukkig met
o Afschaffen erfpacht
o Inburgering
o De aandacht voor veiligheid
o De verzelfstandiging van het Havenbedrijf
o en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Uiteraard moet er op veel punten nog meer gebeuren. Coffeeshops dicht
in de buurt van scholen, de aanpak van veelplegers moet leiden tot
minder autoinbraken en de sociale competentie van leerlingen moet meer
aandacht krijgen. Het stedelijk welzijnsbeleid moet hoog op onze
agenda komen en ook op economisch gebied is heel veel aandacht, visie
en beleid nodig. De luchthaven moet zich verder en sterker ontwikkelen
als economische trekker, de positie van de middenstand moet
verbeteren, groei van de haven als vestigingsplaats en overslaghaven
is noodzakelijk, Rotterdam moet absoluut aantrekkelijker worden als
stedelijk centrum van handel en nijverheid en (cultureel) vermaak. En
voorzitter, ik had hier graag aan toegevoegd dat dubbelgeparkeerde
autos echt weggesleept moeten worden, maar mijn fractie heeft mij
duidelijk gemaakt dat ik die boodschap zo langzamerhand we voldoende
in deze Raad heb uitgedragen.
Het CDA is de verkiezingen van 2002 ingegaan rond het thema Waarden en
Normen. Het is opvallend dat volgens de Staat van Rotterdam (p.20) de
bevolking van Rotterdam veel meer dan in de drie andere steden het
thema ´waarden en normen´ associeert met dit College en dit is des te
meer opvallend omdat de voorjaarsnota aangeeft dat rond het debat over
waarden en normen nog lang niet alles gebeurt zoals het zou moeten en
zoals het College het zich voorstelt. (p.14).
Het CDA zal zich aktief blijven inzetten voor een samenleving waarin
mensen betrokken zijn op elkaar, waarin mensen elkaar kunnen
aanspreken, waarin waarden als solidariteit, respect en
verantwoordelijkheid worden gevormd en gedeeld en waarin geen
tolerantie is voor wetsovertreders en waarin gemeenschappelijke normen
worden gerespecteerd.
Nu ik dit heb gezegd kan ik over gaan naar het financiele deel van
mijn bijdrage. Ik wil kort ingaan op de lokale lasten, op de reductie
van het aantal ambtenaren middels een discussie over kerntaken en over
de doorlichting van subsidies.
Lokale lasten
We kunnen vaststellen dat we in financieel en economisch slechte
tijden zijn beland. We moeten fors snoeien in de uitgaven of de lasten
fors verhogen.
Laat ik eerst een opmerking maken over de lastenverzwaring: Ik heb
verschillende malen aangegeven dat ik het niet zou aanvaarden als de
onroerende zaakbelasting als belangrijkste belasting zou worden
verhoogd. Ik ben het College erkentelijk dat ze op dit punt goed naar
de raad heeft geluisterd. Er zijn grenzen aan wat een burger kan
dragen, en die grenzen zijn bereikt!
De verhoging van de afvalstoffenheffing kunnen wij billijken gelet op
het feit dat hierdoor door dit College een groot aantal ID-banen
worden gewit. Deze kosten zijn redelijkerwijs te verdisconteren in het
tarief.
Uiterst ongelukkig zijn wij met de voorgestelde algehele verhoging van
de parkeertarieven met 3% plus de inflatie. De CDA-fractie was en is
van mening dat de achtergrond van het betaald parkeren is gelegen in
de regulering van het parkeren. Tariefsverhoging is daarom alleen
toegestaan als dit nodig is voor verkeersregulering en dus niet voor
het dekken van onderhoudstekorten. De CDA-fractie is van mening dat
het parkeerbeleid op grond van de reguleringsoverweging moet worden
beoordeeld. Dit betekent dat er alleen betaald geparkeerd moet worden
als dit vanuit reguleringsperspectief aantoonbaar noodzakelijk is en
dat geldt zeker voor momenten na 18.00 uur. Als we dat niet doen, dan
leiden onze bewoners en middenstanders daar te veel onder. Ik dien
hierover nu geen motie in maar wil in de raadsvergadering van 3 juli
graag duidelijkheid over de wijze waarop we als Raad om willen gaan
met het systeem van betaald parkeren en over de tarieven alsmede over
de vraag op welke wijze noodzakelijke parkeervoorzieningen
gerealiseerd kunnen worden, ook zonder deze forse tariefverhoging.
Het College wil korten op subsidies en op Rotterdamse ambtenaren om voldoende te bezuinigen. Deze bezuiniging moet oplopen tot 50 mio.
Ik heb daar een paar kanttekeningen bij:
Korting in ambtelijke organisatie
In de voorjaarsnota is een zeer vage passage opgenomen over een
kerntakendiscussie. Voor de CDA/fractie is het noodzakelijk nu
duidelijkheid te krijgen over de ambities van het College rond de
reductie van de ambtelijke organisatie in relatie tot de
kerntakendiscussie. De CDA/fractie wil dat het College met een stofkam
alle gemeentelijke taakvelden doorloopt om te beoordelen of sprake is
van een gemeentelijke kerntaak op basis van wetgeving, regelgeving of
op basis van het collegeprogramma of recent vastgesteld gemeentelijk
beleid. Alle taken die niet op deze basis als kerntaken worden
beoordeeld, zullen tegen het licht moeten worden gehouden vanuit de
vraag of deze taken nog langer door de gemeente verricht moeten
worden. Alle taken die op basis van deze exersitie geen gemeentelijke
taak blijken te zijn zullen door het College afgebouwd moeten worden.
Bij de begrotingsbehandeling zal het College hier voorstellen voor
moeten doen. Daarnaast zal het College, vanuit efficiencyoverwegingen,
moeten beoordelen of de kerntaken wel binnen de gemeentelijke
organisatie gepositioneerd moeten worden. Ik noem enkele, meer
filosofische, demklijnen: de dOO zal voor een deel verzelfstandigd
kunnen worden, de DSO kan op basis van het recente regeeraccoord fors
in omvang afnemen, een aantal taken van de GGD kunnen naar de
Thuiszorg in plaats van andersom, de natte haventerreinen kunnen van
het OBR naar het verzelfstandigde havenbedrijf etc.
Minder beleid leidt verder tot minder beleidsambtenaren, dus ook langs
deze lijn in te bezuinigen. Concreet vraag ik het College nog eens uit
te leggen wat ze zelf nu precies verstaat onder de passage ´resultaten
op kerntaken´ van H2, en of ze het eens is met de door de CDA/fractie
voorgestelde aanpak, te weten:
1. alle taken tegen het licht houden en beoordelen op kerntaak en
noodzaak
2. onderdelen van diensten uitplaatsen
3. minder beleidsambtenaren
Deze maatregelen moeten kunnen leiden tot een forste reductie van de
loonkosten. Wat wij zeker niet willen is een algehele
kaasschaafoperatie waarbij iedere dienst 5% moet inleveren. En om dat
te voorkomen willen we een kerntakendiscussie.
Subsidies
Ook over de doorlichting van subsidies is het nodige te zeggen. De
vraag is hoe we met elkaar op een eerlijke wijze de subsidies (meer
dan 300 mio) kunnen doorlichten. De CDA-fractie wil dat alle subsidies
tegen het licht worden gehouden om het maatschappelijk effect en de
maatschappelijke relevantie te beoordelen. De CDA-fractie wil bewust
dat er een integrale afweging wordt gemaakt en dat niet wordt gestopt
met het doorlichten als het benodigde bedrag is bereikt. Het is
verfrissend om zo af en toe, buiten de reguliere rekening en
verantwoording om, subsidies op hun nut en noodzaak door te nemen. De
CDA-fractie hoort graag op welke wijze het College deze doorlichting
gaat doen. Krijgt iedere dienst een quotum? Beoordelen de ambtenaren
die verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van de subsidie ook de
doelmatigheid, de maatschappelijke effectiviteit en de relatie met het
Collegeprogramma? Ik wil het College en de Raad graag een andere
aanpak in overweging geven: we hebben goede ervaringen met een externe
commissie die de effectiviteit van het Grote Stedenbeleid heeft
doorgelicht. Een externe commissie schept afstand, en dat is goed om
met enige kritische distantie naar de materie te kijken. Een externe
commissie kan het College adviseren om, gelet op de weging van het
maatschappelijk rendement, een subsidie uit te breiden, te
continueren, af te bouwen of helemaal te stoppen. Een externe
commissie kan daartoe alle gesubsidieerde organisaties, al dan niet in
de openbaarheid, vragen stellen over dat maatschappelijk rendement.
Een externe commissie kan de aard en omvang van de subsidietoewijzing
en de verdeling tegen het licht houden en daarin adviseren.
Voorzitter,
Ik wil het College vragen om hier eens over na te denken, aan te geven
hoe zij denkt de doorlichting van subsidies te realiseren en ik wil de
Raad vragen in de behandeling van de voorjaarsnota in de commissies de
variant van een externe commissie voor de subsidiedoorlichting te
overwegen.
Duidelijk zal zijn dat het korten op subsidies pijn zal doen in de
stad. Er wordt veel en goed werk verricht door gesubsidieerde
organisaties in het maatschappelijk middenveld. Bezuinigingen in het
verleden hebben aangetoond dat goedkoop op langere termijn duurkoop
kan zijn. Het korten op subsidies kan op langere termijn meer kapot
maken dan ons lief is. We moeten er alles aan doen om dit proces zeer
zorgvuldig te laten verlopen. Verder moeten we niet teveel fixeren op
de 5 collegeprioriteiten bij de beoordeling van subsidies. Het
Rotterdams Philarmonisch orkest helpt niet heel hard tegen
onveiligheid of voor inburgering, om een voorbeeld te noemen. Veel
subsidies van SoZaWe, bijvoorbeeld voor armoedebestrijding en
schuldhulpverlening zijn niet tot de 5 prioriteiten te herleiden.
Kortom, de 5 prioriteiten zijn belangrijk, maar niet maatgevend voor
het bepalen van de vraag of een subsidie al dan niet voor continuering
in aanmerking komt.
Voorzitter,
Het zijn moeilijke tijden, ook voor de Raad is het nodig de hand op de
knip te houden. Ik vind, en mijn collega´s van de VVD en Leefbaar
Rotterdam vinden dat ook, dat er tijdens de begrotingsbehandeling geen
extra uitgaven gedaan mogen worden, anders dan die uitgaven die naar
het oordeel van de Raad noodzakelijk zijn om de collegedoelstellingen
te halen. We besteden extra geld alleen aan de 5 prioriteiten, want de
collegedoelstellingen moeten koste wat kost worden gerealiseerd. En
laat ik dan van mijn hart geen moordkuil maken als ik zeg dat voor
enkele prioriteiten, zoals onderwijsachterstandenbeleid en
opvoedingsondersteuning naar het nu zich laat aanzien niet voldoende
middelen voor handen zijn om de enorme opgaaf waar we als Raad voor
staan te realiseren. Als we bijvoorbeeld straks geen dekkend netwerk
opvoedingsondersteuning kan worden gerealiseerd omdat er geen budget
voor is geraamd, dan zullen er andere posten moeten wijken, want het
dekkend netwerk opvoedingsondersteuning moet volgens het
Collegeprogramma worden gerealiseerd. Dit is niet een van de concrete
targets, maar wel een van de prioriteiten en daarom moet dat er komen!
Opmerkingen over rijksbeleid:
Tot slot nog een opmerking over de uitwerking van het regeeraccoord.
We kunnen allemaal moeilijk doen, maar duidelijk is dat er bezuinigd
moet worden. Waar ik me zorgen om maak dat zijn de rijkskortingen rond
sociaal beleid die wel zeer nadelig uitvallen voor Rotterdam en waar
Rotterdam de dupe lijkt te worden van het feit dat veel mensen weer
perspectief hebben gekregen in een gesubsidieerde baan. Ik wil het
College vragen er alles aan te doen om in overleg met het Rijk te
bevorderen dat het eigen risico van de gemeente in het bijstandbeleid
wordt beperkt. Daarnaast wil ik het College nogmaals prijzen voor de
wijze waarop een aantal banen bij de Roteb zijn gerealiseerd middels
het reinigingsrecht, maar acht ik het wenselijk dat ook banen worden
gewit doordat we als gemeente bestuurlijke boetes kunnen innen. Deze
middelen kunnen we zeer wel gebruiken voor het scheppen van echte
banen voor toezichthouders en ik vraag namens de CDA-fractie nogmaals
aan het College dit bij het Rijk te bevorderen.