ChristenUnie
Bijdrage debat Europese Conventie Dinsdag 10 Juni 2003 - 21:50
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter, ik spreek namens beide
fracties van mijn partij.
In het debat van 13 maart jl. heb ik de Conventie een ambitieus
project met een bijna onverantwoord tijdpad genoemd. Ik wil nu niet te
veel speculeren over de definitieve kans van slagen ervan, maar ik kan
in ieder geval niet enthousiast worden over wat ik in de afgelopen
tijd heb gezien, noch over de voorlopige resultaten ervan. Het
conventiemodel was bedoeld als betere route dan het klassieke
IGC-model, maar het is de vraag of wij nu uiteindelijk zoveel beter af
zijn, gelet op de ingewikkelde onderhandelingen en constructies, ook
weer in kleinere kring, zeker in de eindfase. En er was toch een op
z'n minst eigenzinnige voorzitter en een Praesidium. Ook is er nog
steeds een kans op het doorschuiven van hete aardappels naar de IGC.
Wat is het oordeel van de regering over het conventiemodel?
Ik besef dat ik de betekenis van de conventie onrecht zou doen als ik
de resultaten louter beschouwde uit een oogpunt van "What's in it for
us?", om het maar eens in goed Nederlands te zeggen. Het gaat
tenslotte vooral om de toekomst van Europa, om noodzakelijke
harmonisatie, vereenvoudigingen en hervormingen. Toch is deze vraag
niet onbelangrijk, zeker in dit debat, waarin wij met de regering
vooruit kijken naar de laatste ronde, zeker nu het Praesidium zich aan
allerlei Nederlandse wensen en bezwaren bar weinig gelegen heeft laten
liggen. De regering schrijft eufemistisch in haar notitie dat zij
verwacht dat niet al onze wensen in vervulling zullen gaan. Ik vrees
dat dit iets zegt over het soortelijk gewicht van Nederland in de
Europese Unie op dit moment, maar wellicht ook iets over de wijze
waarop de Nederlandse regering zich in en rondom de Conventie
gemanifesteerd heeft. Dat was niet steeds heel consistent. Er was
aanvankelijk zelfs sprake van een zekere onderschatting en van
nonchalance, er was een tussentijdse wisseling van
regeringsvertegenwoordiger, met het resultaat waarvan ik uiteindelijk
overigens buitengewoon ingenomen was, zo zeg ik tegen de heer De
Vries. Toen het kabinet Balkenende II aantrad, vroeg ik me even af of
de heer Van Mierlo zou terugkomen, maar ik ben blij dat dit niet
gebeurd is. En als laatste factor noem ik het weinig tactisch opereren
in het eindspel, de relativering van het verzet tegen de president van
Europa door staatssecretaris Nicolaï. Ik denk niet dat Bolkestein dit
bedoelde met "de hakken in de klei zetten". Overigens was het de
voormalige staatssecretaris voor Europese Zaken, de huidige minister
Brinkhorst, die een week voor zijn aantreden in het nieuwe kabinet de
houding van het kabinet-Balkenende I ten opzichte van Europa nog
typeerde als terughoudend, defensief en krampachtig. Dat kun je in je
zak steken, zou ik tegen de bewindslieden willen zeggen.
Eerlijk gezegd vind ik de notitie van de regering die wij vlak voor
het weekend ontvingen, verre van imposant. Het heet terecht een eerste
appreciatie en hier en daar heeft het vooral het karakter van een
leeswijzer voor de Europese Conventie. Dit stuk had wel iets eerder
dan op 6 juni de Kamer kunnen bereiken, dat zou de voorbereiding van
dit debat ten goede zijn gekomen. De regering geeft op velerlei
plaatsen aan dat Nederlandse voorstellen niet zijn overgenomen. Er
wordt terecht geconstateerd dat het een groot nadeel is dat Nederland
niet in het Praesidium vertegenwoordigd was, dat is waar. Bij de
institutionalia, volgens de regering het heetste hangijzer,
concludeert zij zelfs dat het Praesidium zijn werk niet goed heeft
gedaan en dat de voorstellen geen goede basis voor een compromis
vormen. Wat betekent deze stellingname van de regering?
Ik vraag de regering maar ronduit waar volgens haar de winst voor
Nederland in deze ontwerp-grondwet zit. De ChristenUnie oordeelt
positief over zaken als de vereenvoudiging, de rol van de nationale
parlementen en de subsidiariteitstoets, maar dat is het wel zo'n
beetje. Aan de min-zijde staan voor ons zwaarwegende zaken als
verschuivingen in de institutionele machts- en krachtsverhoudingen ten
nadele van de kleinere landen en verder verlies van zeggenschap op
kerngebieden van de nationale overheid en soevereiniteit zoals
buitenlands beleid, justitie en veiligheid. Daar krijgen wij dan
natuurlijk wel het Europese staatsburgerschap voor terug. Jippie!
Er is geregeld kritiek op geweest dat er vooral institutionele
vraagstukken op de agenda van de Conventie hebben gestaan, en dat dit
veel minder gold voor de verdeling van de Europese en de nationale
bevoegdheden. Misschien mag ik eraan herinneren dat de regering in de
notitie Europa in de steigers er nog eens de vinger bij heeft gelegd
dat het ook een belangrijke aanleiding tot de Conventie was dat de
Duitse Länder er ontevreden over waren dat er in het Verdrag van Nice
juist op de verdeling tussen Unie en lidstaten niet was ingegaan. Het
was een voorwaarde om met dat verdrag in te stemmen dat het wel op de
agenda van de Conventie zou komen. Hoe ziet de regering dit nu, in
vergelijking met wat hierover in de zojuist genoemde notitie staat? En
wat vindt zij van de aandacht die de Conventie heeft gegeven aan die
verdeling van bevoegdheden tussen Europa en de nationale lidstaten?
Ik kan me eigenlijk nauwelijks voorstellen dat de regering tevreden
zou zijn over het maatschappelijk debat over en in Europa. Vindt zij
dat er in ons eigen land voldoende over de Conventie is
gediscussieerd? Dit brengt mij eigenlijk bijna vanzelf bij de
pleidooien en het initiatief voor een referendum. Ik denk dat ik niet
te veel zeg als ik ervan uitga dat de opvattingen van de ChristenUnie,
principiële bezwaren tegen een beslissend referendum en vooral
praktische bezwaren tegen een consultatief referendum, bekend zijn.
Ook bij dit onderwerp vind ik het risico niet denkbeeldig dat een
raadplegend referendum per saldo verlies zou kunnen opleveren, omdat
er een versimpelde ja/nee-vraagstelling nodig is, omdat het resultaat
van de raadpleging niet bindend zal zijn en omdat de opkomst bij de
Europese verkiezingen mogelijk opnieuw lager zal zijn. Aan de andere
kant gaat het constitutionele verdrag wel ergens over. En het is waar
dat de politieke partijen ook bij de laatste Kamerverkiezingen voor de
kiezers niet echt een issue van Europa hebben gemaakt. Er is dus wel
iets voor te zeggen om de burgers de kans te geven, hun stem over dit
onderwerp te laten horen. Ik zeg met nadruk, opdat niemand zich rijk
rekent, dat mijn fractie er nog niet uit is. Laat ik het zo zeggen, de
fractie van de ChristenUnie sluit zich niet op voorhand geheel af voor
de argumentatie van de initiatiefnemers van het wetsvoorstel dat bij
de Kamer is ingediend. Dat zullen wij nog bespreken.
Ik heb al een keer gezegd dat mijn fractie niet zo hangt aan een
preambule bij de Europese Unie, omdat het in onze ogen toch in eerste
instantie om een samenwerkingsverband zou moeten gaan. Dit geldt
trouwens evenzeer voor een Europese grondwet. Maar als er dan toch een
preambule komt, dan mag het er toch niet een zijn met een kanjer van
een gat als het gaat om de wortels van onze beschaving. De
joods-christelijke wortels van de Europese beschaving mogen dan niet
onvermeld blijven. Ik zie er toch vooral een krampachtige poging van
de heer Giscard d'Estaing zelf in om eigenhandig de geschiedenis te
herschrijven. De regering schrijft in haar notitie dat een verwijzing
naar joods-christelijk-humanistische achtergronden objectief
verdedigbaar is. Wat is dit voor een slappe tekst? Ik begrijp het
niet; of de regering vindt dat het moet of zij vindt dat het niet
moet, maar met "objectief verdedigbaar" kan ik niet uit de voeten.
Waarom heeft zij niet hetzelfde gezegd als over de institutionalia,
namelijk dat het Praesidium ondeugdelijk werk heeft geleverd, dat het
zo niet had gemogen? Alleen al het feit dat er zo opzichtig geprobeerd
wordt om de christelijke beschavingsbron van Europa weg te moffelen
maakt van deze ontwerp-grondwet een document waarbij ik mij in ieder
geval niet thuis voel. Hoezo Europees burgerschap? Mag ik ervan
uitgaan dat ook de regering deze tekst niet serieus neemt en dat in
ieder geval deze uitkomst niet aanvaardbaar is? Ik zou net als de heer
Bolkestein willen zeggen: hakken in de klei!
Ons standpunt over de voorzitter van de Europese Raad heb ik al vaak
kenbaar gemaakt, wij zijn er geen voorstander van, zoals de zaak nu
gepresenteerd wordt. Net als de heer Van Baalen en anderen wil ik
eraan vasthouden dat alle landen een volwaardige Commissaris krijgen.
Ook hierbij de hakken dus in de klei.
Ik heb wel eens gedacht dat een Europese minister van Buitenlandse
Zaken aardig in de buurt zou komen van de vanuit onze kringen wel eens
voorgestelde gedachte van een secretaris-generaal, maar als je
mandatering van de Europese Raad gaat combineren met het
vice-voorzitterschap van de Europese Commissie, dan vraag je volgens
mij om inter-institutionele moeilijkheden. En het blijft natuurlijk
uiteindelijk de vraag of grote landen als Groot-Brittannië, Frankrijk
en Duitsland hun buitenlandse beleid werkelijk uit handen zullen
willen geven. Ik heb geen illusies, dit soort instituties, zowel de
voorzitter van de Europese Raad als de Europese minister van
Buitenlandse Zaken, zal een eigen dynamiek ontwikkelen, zodat deze
functies steeds meer aangekleed zullen worden.
Bij het buitenlandse en veiligheidsbeleid is er nog veel onduidelijk,
zoals de betekenis en de reikwijdte van artikel III, 190 en volgende.
Het klinkt voor mij bijna als een soort verbod op meningsverschillen à
la de kwestie-Irak. Net als anderen vraag ik me af of dit stand zal
houden. Het is wel goed dat eenparigheid van stemmen de regel blijft,
het is alleen de vraag of de uitzonderingen aanvaardbaar zijn, en met
name de reikwijdte. Ik hoor graag de nadere opvatting van de regering
hierover.
Over de subsidiariteitstoets wil ik een vraag stellen. Mag ik een
reactie van de regering op het SER-voorstel om aan de hand van het
jaarlijkse werk- en wetgevingsprogramma van de Commissie een algemeen
ontvankelijkheidsdebat in de Raad te voeren op basis waarvan met name
naar die subsidiariteit kan worden gekeken.
Het Europees volkerencongres is volgens mij een speeltje van de heer
Giscard d'Estaing. Dit kan toch niet in de ontwerptekst worden
herhaald? De discussie over de grenzen van Europa is weer naar de
toekomst verschoven. Ik sprak hier eerder over en ik zie de heer
Timmermans lachen. Laat ik hem ook eens een keer noemen! De gedachte
bijvoorbeeld bestaat om Israël te laten toetreden. Iedere organisatie
die zichzelf serieus neemt, begint met de vraag naar de reikwijdte van
het lidmaatschap. Wie kunnen er lid worden? Europa doet dit niet, die
vraag wordt naar de toekomst verschoven. Dat lijkt mij niet verstandig
en ik vraag om een nadere toelichting.
De ChristenUnie in de Eerste en Tweede Kamer is niet erg enthousiast
over de Conventiemethode, is kritisch over het beleid van de
Nederlandse regering van de afgelopen anderhalf jaar, is pessimistisch
over de positie van Nederland in het Europa volgens de Conventie en
heeft nog enige hoop dat als dat genoeg vlees op de botten krijgt, de
subsidiariteitstoets en de rol van de nationale parlementen soelaas
zullen bieden. Ik blijf mijn eigen ceterum censeo stipuleren: Europa
en zijn burgers zijn het meest gediend met een Europese samenwerking
sui generis die haar finaliteit niet zoekt in het federatieve model
maar in de bestendiging van de nationale lidstaten.
---