Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag


- Task Force OVSE

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum


- 12 juni 2003

Behandeld


- Drs. A.J.P. Oosterwijk


Kenmerk


- BU-279/03

Telefoon


- 070-3485235


Blad


- 1/1


Fax


- 070-3485807


Bijlage(n)


- 1


E-Mail


- alex.oosterwijk@minbuza.nl


Betreft


- Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over de rol van de OVSE in het Kosovo conflict
Graag bied ik u hierbij- de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door - het lid- Van Bommel over de rol van de OVSE in het Kosovo conflict. Deze vragen werden ingezonden op - 28 mei 2003 met kenmerk 2020312160.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken,op vragen van het lid van Bommel (SP) over de rol van de OVSE in het Kosovo conflict

Vraag 1

Hoe beoordeelt u de opvatting van de Duitse generaal b.d. Heinz Loquai dat de verificatiemissie van de OVSE in de winter van 1998 - '99 is misbruikt voor oorlogsvoorbereidingen door de NAVO- . Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord

Op 13 oktober 1998 werd, na bilaterale onderhandelingen tussen de Joegoslavische President Milosevic en de Amerikaanse speciaal afgezant Richard Holbrooke, aangekondigd dat 2000 OVSE waarnemers en NAVO spionage vliegtuigen zouden worden ingezet in Kosovo omnaleving van de VN Veiligheidsraad Resoluties 1160 and 1199 te verifiëren.

Deze VN resoluties riepen de strijdende partijen in Kosovo op onmiddellijk een staakt-het-vuren in acht te nemen. Ook werd gesteld dat het totale aantal Joegoslavische militaire eenheden en politie eenheden teruggebracht moest worden tot het niveau van vóór de zomer 1998. Tenslotte stelden deze VN resoluties dat de autoriteiten van de Federale Republiek Joegoslavië en het Kosovo Albanees leiderschap alles in het werk moesten stellen de humanitaire situatie in Kosovo te verbeteren en een zinvolle politieke dialoog op te starten die zou moeten leiden tot een politieke oplossing voor Kosovo.

De Poolse Minister van Buitenlandse Zaken Geremek tekende in zijn capaciteit van OVSE 'Chairman-in-Office' op 16 oktober 1998 in Belgrado een overeenkomst met zijn Joegoslavische ambtgenoot Zivadin Jovanovic waarbij het opzetten van de OVSE Kosovo Verificatie Missie (OVSE KVM) werd geformaliseerd.

Op 24 oktober 1998 bekrachtigde de VN Veiligheidsraad middels resolutie 1203 het mandaat van de OVSE KVM. Resolutie 1203 eiste van de Federale Republiek Joegoslavië onvoorwaardelijke samenwerking met de OVSE KVM en herinnerde de FRJ eraan dat het garant stond voor de veiligheid van alle OVSE KVM waarnemers geaccrediteerd in Kosovo. Ook riep VN VR 1203 het Kosovo Albanese leiderschap op om alle "terroristische acties te veroordelen" en benadrukte dat "alle elementen van de Kosovo Albanese gemeenschap hun doelen door vreedzame acties moeten nastreven".

Op 25 oktober 1998 werd het mandaat van de OVSE Kosovo Verificatie Missie (KVM) door de OVSE Permanente Raad te Wenen vastgesteld en kon de KVM, onder leiding van de Amerikaanse diplomaat William Walker, officieel van start gaan. Het opbouwen van de KVM naar het beoogde aantal van 2000 internationale waarnemers liep echter traag, maar door het integreren van reeds in Kosovo werkzame militaire en civiele waarnemers van de 'Kosovo Diplomatic Observer Mission' (KDOM), kon de KVM al eind oktober de verificatie werkzaamheden in Kosovo starten. Zoals gebruikelijk bij OVSE missies rapporteerde KVM schriftelijk aan de OVSE Permanente Raad te Wenen.

In eerste instantie trok het Joegoslavische leger militaire en politie eenheden terug en werden op veel plaatsen in Kosovo strategische posities en stellingen verlaten. Sommige eenheden van het Kosovo bevrijdingsleger (KLA) maakten hiervan misbruik door de verlaten stellingen in te nemen. Op veel plaatsen werd hierdoor het precaire, vaak door KVM onderhandelde, staakt-het-vuren door beide strijdende partijen gebroken en braken wederom gevechten uit. De veiligheidssituatie in Kosovo verslechterde rond de kerst 1998 zodanig dat de veiligheid van de internationale waarnemers niet meer door de Joegoslavische autoriteiten gewaarborgd kon worden. Tevens was van enige medewerking aan de kant de Joegoslavische autoriteiten met de KVM in februari 1999 al geen sprake meer waardoor de verificatietaken van de KVM vrijwel onmogelijk werden gemaakt. Bovendien begonnen de Joegoslavische veiligheidstroepen weer aan een opbouw van de strijdbare aantallen in plaats van de door de VN resoluties vereiste reductie. Op 20 maart 1999 werd daarom door het OVSE Voorzitterschap (Noorwegen) besloten de KVM te evacueren uit Kosovo.

Vlak voor de evacuatie van de KVM uit Kosovo liepen de door de internationale gemeenschap bijeengeroepen onderhandelingen te Rambouillet, Frankrijk, op een mislukking uit. De Joegoslavische autoriteiten bleken niet bereid de Rambouillet Akkoorden te ondertekenen, in tegenstelling tot de Kosovo Albanese vertegenwoordigers die besloten dit wel te doen.

De NAVO luchtcampagne tegen de Federale Republiek Joegoslavië begon op 24 maart 1999.

Zoals vermeld werden zowel OVSE waarnemers als NAVO spionagevliegtuigen ingezet ter verificatie van de VN Veiligheidsraad Resoluties 1160 and 1199. De uitvoering van deze taken door de beide organisaties was niet aan elkaar gerelateerd en beide organisaties opereerden onafhankelijk van elkaar. Van een directe geïnstitutionaliseerde samenwerking tussen de OVSE Kosovo Verificatie Missie (KVM) en de NAVO is nooit sprake geweest. De KVM rapporteerde -zoals gebruikelijk bij OVSE missies- dagelijks aan de OVSE Permanente Raad. Deze officiële KVM rapportages (zogenaamde 'daily situation reports') waren beschikbaar voor alle OVSE landen met inbegrip van de NAVO lidstaten.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u Loquais' analyse dat de OVSE spionagewerkzaamheden voor de NAVO moest doen teneinde doelen voor luchtaanvallen en een eventuele grondoorlog vast te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Vraag 3

Stelt u als fungerend voorzitter van de OVSE een onderzoek in naar de opvattingen van de diverse OVSE-waarnemers over de rol van de Amerikaanse OVSE-leider Walker in de verificatieoperatie in Kosovo? Zo ja, wilt u de resultaten aan de Kamer voorleggen. Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 2 en 3

Op grond van het onafhankelijke mandaat van de OVSE Kosovo Verificatie Missie (KVM) ter verificatie van de VN Veiligheidsraad Resoluties 1160 and 1199 en het feit dat de OVSE KVM en de NAVO los van elkaar opereerden ben ik van mening dat de analyse van de Duitse generaal b.d. Heinz Loquai dat de "OVSE spionagewerkzaamheden voor de NAVO moest doen teneinde doelen voor luchtaanvallen en een eventuele grondoorlog vast te stellen" geen grond vindt in de hier beschreven wijze waarop de OVSE ten aanzien van Kosovo heeft geopereerd en geen recht doet aan de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de VN-resoluties, zoals hier beschreven. Ik zie dan ook geen aanleiding een onderzoek in te stellen naar de rol van Ambassadeur William Walker als KVM missiehoofd.


- 'OVSE door NAVO gebruikt voor spionage' Radio 1, VPRO-programma Argos, 23 mei jl.

---