Ministerie van Buitenlandse Zaken
ministeriële bijeenkomsten te Madrid, 3 en 4 juni 2003
Kamerbrief NAVO ministeriële bijeenkomsten te Madrid, 3 en 4 juni 2003
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Veiligheidsbeleid/
Veiligheids- en Defensiebeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
12 juni 2003
Behandeld
jl. sandee
Kenmerk
DVB/VD116/03
Telefoon
070 3485234
Blad
1/6
Fax
070 3485479
Bijlage(n)
---
E-Mail
sandee.jl@minbuza.nl
Betreft
NAVO ministeriële bijeenkomsten te Madrid, 3 en 4 juni 2003
Op 3 juni vond te Madrid de voorjaarsvergadering plaats van de
Noord-Atlantische Raad op ministerieel niveau, gevolgd door een
ministeriële NAVO-EU bijeenkomst en de NAVO-Oekraïne Commissie. Op 4
juni vonden ministeriële bijeenkomsten plaats van de NAVO-Rusland
Raad en de Euro-Atlantische Partnerschapsraad. In verband met mijn
deelname aan de Ministerraad op 4 juni was ik niet in de gelegenheid
om aan de bijeenkomsten op 4 juni deel te nemen en heb ik mij laten
vervangen door de Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger bij de
Noord-Atlantische Raad, ambassadeur Patijn.
Het communiqué van de Noord-Atlantische Raad en de persverklaringen
naar aanleiding van de overige bijeenkomsten zijn bijgevoegd.
Noord-Atlantische Raad
Tijdens het ochtenddeel van de bijeenkomst van de Noord-Atlantische
Raad (NAR) richtte de aandacht zich vooral op de toekomst van de
NAVO. Dit in het licht van de besluiten van de NAVO-Top in Praag en
naar aanleiding van de recente NAVO-besluiten met betrekking tot ISAF
IV in Afghanistan en de steun aan de Poolse bijdrage aan de
stabilisatiemacht in Irak.
NAVO Secretaris-Generaal Robertson leidde de bijeenkomst in met een
betoog, waarin hij refereerde aan het transformatieproces dat de NAVO
sinds de Top in Praag onderging - nieuwe capaciteiten, aanpassing
commandostructuur, uitbreiding - en de wijze waarop de Alliantie vorm
en inhoud geeft aan de relaties met de EU, Rusland, Oekraïne en
partners in het kader van de Euro-Atlantische Partnerschapsraad en de
Mediterrane Dialoog.
Lord Robertson stelde dat de Alliantie naar aanleiding van de
kwestie-Irak averij had opgelopen, maar herhaalde zijn eerdere
opmerking hierover: het was schade boven de waterlijn, die te
repareren viel. Belangrijke stappen waren sindsdien gezet. Recent
heeft de NAVO baanbrekende besluiten genomen over de strategische
coördinatie en aansturing door de NAVO van operatie ISAF in
Afghanistan vanaf augustus aanstaande. Tevens heeft de NAVO besloten
ondersteuning te bieden aan de Poolse bijdrage aan de
stabilisatiemacht in Irak.
Tijdens de vergadering bleek alom steun voor groeiende rol van de NAVO
ook buiten Europa. Ik wees er in dit verband op dat de rol van de NAVO
buiten Europa zich niet per definitie zou moeten beperken tot
Afghanistan en Irak, en dat niet moest worden uitgesloten dat onder
omstandigheden de NAVO een rol zou kunnen spelen bij een eventuele
vredesregeling in het Middenoosten, als onderdeel van een alomvattende
vredesregeling. Ik werd hierin door een aantal Bondgenoten gesteund.
Bij de collegae heerste het besef dat de strijd tegen terrorisme en
massavernietingswapens een langdurige strijd zou zijn. Ik merkte over
de strijd tegen massavernietigingswapens op dat hierbij nadrukkelijk
ook aandacht besteed diende te worden aan de overbrengingsmiddelen van
massavernietigingswapens, reden waarom Nederland één van de actieve
pleitbezorgers is van de vorig jaar in Den Haag onderhandelde
internationale gedragscode inzake de proliferatie van ballistische
raketten.
Ten aanzien van de strijd tegen terrorisme pleitte ik voor een
`alomvattende benadering', die niet alleen politiek en militair van
aard zou moeten zijn, maar waarin tevens de inspanningen op onder meer
het gebied van ontwikkelingssamenwerking en strijd tegen HIV/AIDS een
rol zouden moeten spelen. De Amerikaanse Under Secretary voor
Buitenlandse Zaken, Marc Grossman, die de in het Middenoosten
verkerende Secretary of State Powell verving, stond eenzelfde
benadering voor.
Tijdens de interventies werd ook stilgestaan bij de NAVO-betrokkenheid
in de Westelijke Balkan en Afghanistan. Ten aanzien van de Balkan
kreeg ik brede steun voor mijn opvatting dat er nog veel `onvoltooid
werk' was, hetgeen een voortdurende NAVO-betrokkenheid vereiste. Van
Amerikaanse zijde werd in dit verband het uitgangspunt `in together,
out together' gememoreerd.
Ten aanzien van Afghanistan werd door vele collegae onderstreept dat
de NAVO zich diende voor te bereiden op een langdurige betrokkenheid
aldaar. Ik wees er op dat militaire betrokkenheid ook politieke en
economische betrokkenheid impliceerde. De Duitse minister Fischer
sprak in dit verband van de noodzaak van `nation building', terwijl de
Amerikaanse Under Secretary Grossman pleitte voor een grotere rol van
de Provinciale Reconstructie Teams aldaar, een gedachte die door mij
werd ondersteund.
De Canadese minister Graham vroeg bijzondere aandacht voor de strijd
tegen de drugshandel, een integraal onderdeel van de Afghaanse
economie.
Voor wat betreft de relaties tussen de NAVO en EU wezen velen,
waaronder ikzelf, er op dat synergie tussen beide organisaties het
uitgangspunt diende te vormen en dat duplicatie diende te worden
vermeden, in het bijzonder ten aanzien van de verdere onwikkeling van
militaire capaciteiten.
In mijn interventie heb ik voorts aandacht gevraagd voor het belang
van de transatlantische dialoog. Ik benadrukte dat, teneinde de strijd
tegen de nieuwe uitdagingen effectief aan te gaan, `coalitions of the
willing' soms noodzakelijk zijn, maar `longer lasting structures' te
prefereren zijn. De NAVO vormde in dit kader een essentieel instrument
voor politieke dialoog en militaire samenwerking.
Tijdens de NAR werklunch, waarvoor ook mijn collegae uit de zeven
nieuwe toekomstige NAVO-lidstaten waren uitgenodigd, concentreerde het
overleg zich op de NAVO-uitbreiding, de relaties tussen NAVO en EU en
de transatlantische verhoudingen.
In bijna alle interventies werd ingegaan op het historische karakter
van deze bijeenkomst met de zeven nieuwe toekomstige NAVO-leden en op
de positieve aspecten die van de uitbreiding uitgingen voor de
bestendiging van de stabiliteit in Europa.
Ik wees op de grote betekenis van de veranderingen in de laatste
jaren, die ertoe hebben geleid dat thans onderwerpen relevant zijn
voor de NAVO die dat voorheen niet waren (zoals de 'out-of-area'
operatie in Afghanistan, de verbreding van de NAVO-activiteit
mogelijkerwijs tot het Midden-Oosten). Al deze ontwikkelingen wijzen
erop dat met op elkaar afgestemde benaderingen de verschillende
organisaties (NAVO, EU, OVSE) niet alleen hun eigen rol kunnen spelen
bij de bevordering van veiligheid en stabiliteit in Europa en
daarbuiten, maar dat hieruit belangrijke synergieën kunnen
voortkomen.
NAVO - EU bijeenkomst
SG Robertson leidde de ministeriële NAVO-EU bijeenkomst in met een
kritisch betoog. Op een aantal terreinen van de NAVO-EU samenwerking
liep de samenwerking goed, zoals de afronding van Berlijn-plus, de
EU-overname van de NAVO-operatie in Macedonië, alsmede de eerste
bijeenkomst van de gezamenlijke EU-NAVO werkgroep inzake militaire
capaciteiten. Maar er was, zo stelde Robertson, nog altijd geen sprake
van een echt partnerschap, waarbij hij onder meer wees op het document
inzake een `concerted approach' ten aanzien van de Balkan en de
gebrekkige samenwerking op het gebied van civiele bescherming,
terrorisme en verspreiding van massvernietigingswapens.
Ook de Amerikaanse en Britse interventies waren kritisch van
toonzetting. De Amerikaanse Under Secretary Grossman stelde dat, naast
terrorisme, ook de samenwerking op het gebied van
massavernietigingswapens versterkt diende te worden. Ook zouden de
inspanningen van beide organisaties op het gebied van de militaire
capaciteiten elkaar moeten aanvullen en versterken. Voorts achtte hij
gezien de situatie in Bosnië EU-overname van de NAVO-operatie aldaar
prematuur.
In de meeste interventies werd het belang van een gemeenschappelijke
strategie ten aanzien van de Balkan genoemd, alsmede het vermijden van
duplicatie op het gebied van de versterking van de militaire
capaciteiten.
NAVO-Oekraïne Commissie
In zijn inleiding merkte SG Robertson op dat Oekraïne zich volledig
richtte op de Euro-Atlantische integratie, getuige onder meer de
Oekraïense bijdragen aan de vredesoperaties in de Balkan en de
bijdragen in de strijd tegen het terrorisme. Hij wees voorts op de
Oekraïense inspanningen ter implementatie van het tijdens de
NAVO-Oekraïne Commissie in Praag aanvaarde NAVO-Oekraïne Actieplan en
`Annual Target Plan'. Hij wees er op dat Oekraïne vooruitgang had
geboekt, maar dat er tegelijkertijd nog veel werk verzet diende te
worden. SG Robertson riep de Oekraïense autoriteiten dan ook op om
voortvarend de verdere implementatie van het genoemde Actieplan en het
`Annual Target Plan' ter hand te nemen.
De Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken, Zlenko, leek de
boodschap van Robertson goed te begrepen te hebben en stelde dat de
tijd van grote politieke verklaringen nu voorbij was en dat zijn land
zich nu zou richten op concrete, haalbare resultaten. Hij wees op de
vorderingen die Oekraïne tot dusver had geboekt op hervormingsgebied
en zei dat de inspanningen ter versterking van democratie,
rechtsstaat, persvrijheid, scheiding der machten, onafhankelijkheid
van de rechterlijke macht verdubbeld zouden worden en dat zijn land
door zou gaan met hervorming van defensie- en veiligheidssector.
Voorts wees minister Zlenko op de Oekraïense bijdragen aan de
vredesoperaties op de Balkan en in Afghanistan.
Al met al, zo concludeerde Zlenko, was met de NAVO-top in Praag voor
Oekraïne een momentum gecreëerd en was er voor zijn land geen
terugkeer meer mogelijk: Oekraïne zou voortgaan op de weg van
Euro-Atlantische integratie.
NAVO-Rusland Raad
De Russische minister van Buitenlandse Zaken, Ivanov, stelde dat sinds
de oprichting van de NAVO-Rusland Raad (NRR) in Rome een jaar geleden
de vorm en inhoud van de relaties tussen de NAVO en zijn land volledig
waren veranderd. De NRR was geen `praatclub', maar een forum waar
gemeenschappelijke actie op basis van daadwerkelijke besluitvorming
werd ondernomen. Hij sprak van een `partnerschap van gelijken' dat
werd gekenmerkt door toenemend wederzijds vertrouwen. Als meest in het
oog springende praktische resultaten noemde hij de samenwerking bij
de strijd tegen het terrorisme en proliferatie, alsmede op het gebied
van crisismanagement.
De samenwerking diende verder te worden uitgebouwd, zodat Rusland en
de NAVO samen de veiligheidsuitdagingen van de 21e eeuw zouden kunnen
aanpakken. Ondanks de recente onenigheid over de kwestie Irak was de
NAVO-Rusland samenwerking doorgegaan en minister Ivanov pleitte voor
een verdere verdieping van de relaties, in welk kader hij samenwerking
met betrekking tot Afghanistan, Irak en Kosovo suggereerde.
Ook uit de interventies van overige NRR-partners bleek grote
tevredenheid over de samenwerking in NRR-kader tot dusver. Als terrein
waarop de samenwerking verder geïntensiveerd zou kunnen worden werd
veelal de militaire samenwerking genoemd, zulks gericht op verbetering
van de interoperabiliteit in samenhang tot mogelijke toekomstige
samenwerking in vredesoperaties. Als onderwerpen voor verdere
politieke dialoog werden naast de reeds door minister Ivanov genoemde
onderwerpen - Afghanistan, Irak en Kosovo - ook het Middenoosten
genoemd.
Van Nederlandse zijde werd in aanvulling hierop gewezen op de
mogelijkheid van verdere samenwerking op het gebied van de
capaciteiten, zoals luchttransport, en op het gebied van
non-proliferatie. In dit kader werd er voor gepleit dat Rusland en de
NAVO hun positie ten aanzien van Iran nauwer op elkaar af zouden
stemmen, hetgeen uiteindelijk zou moeten leiden tot ratificatie door
Iran van het additionele IAEA-protocol en tot volledige transparantie
inzake de Iraanse nucleaire programma's.
Euro-Atlantische Partnerschapsraad
Tijdens de ministeriële Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR) werd
ingegaan op de actuele veiligheidsdreigingen, in welk kader de
implementatie van het tijdens de Top van Praag aangenomen Partnerschap
Actieplan inzake Terrorisme werd besproken. Ook werd benadrukt dat een
brede benadering van het begrip veiligheid geboden was bij de
activiteiten van de EAPR en het Partnerschap voor Vrede (PVV).
De EAPR boog zich voorts over de situatie in Afghanistan. Gezien de betrokkenheid van een aantal EAPR-partners bij de operaties in Afghanistan werd het belang onderstreept van intensievere politieke consultaties over dit onderwerp en over de verdere rol die partners, met name die uit Centraal-Azië, op dit terrein zouden kunnen spelen.
Ook kwamen de democratische hervormingen in het Euro-Atlantische gebied aan de orde. Alom werd benadrukt dat binnenlandse stabiliteit, gebaseerd op democratische instellingen en respect voor mensenrechten, een cruciale voorwaarde is voor internationale stabiliteit en veiligheid en een belangrijke factor is in de strijd tegen het terrorisme. Tevens werd allerwegen onderstreept dat hervorming van de defensiesector en andere veiligheid gerelateerde instellingen een voorwaarde vormt voor democratische hervorming.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Print Stuur door
Terug naar top