Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-Gravenhage

Uw brief Ons kenmerk AI/CB/03/50964

Onderwerp Datum Vragen VC SZW over Jaarverslag 27 augustus 2003 Arbeidsinspectie 2002.

?/. Hierbij zend ik u de beantwoording van de vragen die gesteld zijn door de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het Jaarverslag 2002 van de Arbeidsinspectie (SOZA-03-302).

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A. J. de Geus)




---

Vraag 1.
Waarom waren er geen beleidsregels geformuleerd over een doeltreffende beheersing van VOS (restconcentraties vluchtige organische stoffen) om vervolginspecties in grafische industrie en in de autoschadeherstelbranche te laten plaats vinden. Is de regering bereid te bevorderen dat er expliciete beleidsregels voor de vervolginspecties in genoemde branches worden opgesteld?

Antwoord 1.
De beleidsregels waarop in de vraag wordt gedoeld betreffen de beleidsregels die nadere uitwerking geven van de vervangingsverplichtingen van oplosmiddelhoudende producten in de grafische industrie en autoschadeherstelbranche. In september van dit jaar zal ik uw Kamer nader informeren over de stand van zaken ten aanzien van de implementatie en uitvoering van het beleid rond het vervangen van vluchtige organische stoffen ter voorkoming van het organisch psychosyndroom (OPS). Daar bij zal ik tevens ingaan op bovenstaande vragen ten aanzien van de beleidsregels

Vraag 2.
Op welke wijze zal de expertise van de Arbeidsinspectie bij het opstellen van arboconvenanten in de toekomst worden ingevuld, zodat deze convenanten een belangrijke rol kunnen blijven spelen in het verbeteren van de arbeidsomstandigheden en het beperken van de instroom in de WAO.

Antwoord 2.
Besloten is om met ingang van januari 2003 de betrokkenheid van de Arbeidsinspectie bij de convenantenaanpak af te bouwen. Aan dit besluit lag een herprioritering van inzet van middelen en mensen ten grondslag. Concreet betekent deze afbouw dat de Arbeidsinspectie fysiek niet meer deelneemt aan de vergaderingen van de branchebegeleidingscommissie (BBC), het orgaan waarin de sociale partners en SZW in vertegenwoordigd zijn. Afstemming tussen de activiteiten van de Arbeidsinspectie en de arboconvenanten blijft echter onverminderd van belang. Dat wordt door alle betrokkenen onderkend, mede omdat feit dat de Arbeidsinspectie betrokken zal blijven bij het oordeel over voorliggende convenantteksten. Om die reden is gezocht naar een andere manier om de samenwerking en afstemming vorm te geven. Hiervoor zijn twee overlegvormen in het leven geroepen. De eerste vorm van overleg heeft een strategisch karakter en vindt periodiek plaats op brancheoverstijgend niveau. Voor de afstemming per convenanttraject is een tweede vorm van overleg geïntroduceerd. Dit overleg vindt op clusterniveau plaats tussen de onderhandelaars, die namens de overheid deelnemen aan de convenantonderhandelingen, en de landelijk projectleiders (LPL's) van de Arbeidsinspectie. Naast het formele clusteroverleg is er eveneens sprake van bilaterale contacten tussen onderhandelaars en LPL's om essentiële informatie snel uit te kunnen wisselen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de expertise van de Arbeidsinspectie benut blijft binnen de convenanten en dat de inspectieprojecten en de convenantactiviteiten niet met elkaar interfereren, maar elkaar juist versterken.

Vraag 3.
Neemt de Arbeidsinspectie concrete acties om het probleem van de vervuiling van het vestigingsbestand en definitieverschillen op te lossen? En wat is daarvoor het tijdpad?




---

Antwoord 3.
Het belangrijkste bronbestand is het bedrijvenregister van de Kamers van Koophandel (de NV Databank). Niet alle branches zijn inschrijvingsplichtig bij de KvK. Daarom zijn er gegevens toegevoegd uit andere bestanden die betrekking hebben op landbouw (Laser), overheid en gezondheidszorg (Cendris). De laatste bron van invoer zijn de medewerkers van de Arbeidsinspectie zelf, die op basis van informatie uit het veldonderzoek bedrijfsgegevens toevoegen of muteren.
De gegevens die de KvK noteert, komen niet geheel overeen met de informatiebehoefte van de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie is geïnteresseerd in vestigingsgegevens waar arbeid wordt verricht. Per vestiging zijn het aantal werknemers en de aard van de werkzaamheden ofwel de branchecode van belang. Deze vorm van registratie wordt niet ondersteund door de KvK.
De praktijk wijst tevens uit dat de bedrijfsgegevens van de KvK niet altijd actueel zijn. Een echte verbetering van de bedrijfsgegevens is voorzien met de invoering van de authentieke registratie genaamd Basis Bedrijven Register (BBR) dat onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken wordt ontwikkeld.

Vraag 4.
Kan met concrete voorbeelden worden aangegeven hoe de (beperkte) beleidsvrijheid van de Arbeidsinspectie zich verhoudt tot de verantwoordelijkheden in deze van het kerndepartement?

Antwoord 4.
In het Toetsingskader AVV liggen ­ om een concreet voorbeeld te noemen - de beoordelingscriteria vast aan de hand waarvan verzoeken tot algemeen verbindendverklaring (avv) worden getoetst. CAO-partijen kunnen op basis hiervan bij de formulering van hun cao en bij de aanvraag van avv met deze criteria rekening houden en daarmee de afhandeling versnellen en derden kunnen de relevantie van eventuele bedenkingen adequater beoordelen. Bij de uitvoering van deze taak is de Arbeidsinspectie gehouden de toetsingscriteria gelijkelijk toe te passen op ieder avv-verzoek. Voor zover al sprake is van beleidsvrijheid dient binnen de normen van het beleidskader te worden gehandeld.
De betrokken beleidsdirectie van het kerndepartement is verantwoordelijk voor het Toetsingskader. Indien in de uitvoeringspraktijk blijkt dat zich in structurele zin een situatie voordoet die tot een nieuwe beleidsregel of tot versoepeling van een bestaande beleidsregel moet leiden, neemt de beleidsdirectie daartoe het initiatief. Sedert de inwerkingtreding van het Toetsingskader (in 1999) is het beleidskader enkele malen in samenspraak met de Stichting van de Arbeid, op onderdelen aangepast.

Vraag 5.
Heeft de Arbeidsinspectie inzicht in de administratieve lasten voor het bedrijfsleven die haar inspectietaken met zich meebrengen? Wordt er rekening gehouden met de administratieve lastendruk wanneer bepaalde inspectietaken worden ingevoerd?




---

Antwoord 5.
Administratieve lasten ten gevolge van inspecties zijn in zijn algemeenheid beperkt, mede gelet op de realiseerbare inspectiefrequenties. Uitgangspunt bij de uitvoering van inspecties en onderzoeken is dat deze zo efficiënt mogelijk worden uitgevoerd en niet langer in beslag nemen dan noodzakelijk is voor het beoogde doel van de inspectie. Dat geldt ook voor de toepassing van onderzoeksinstrumenten, het opvragen van documenten, het horen van personen en het interveniëren bij geconstateerde overtredingen. Vanuit dat oogpunt wordt het aantal aandachtspunten per inspectieproject ook beperkt. Overigens worden de administratieve lasten ten gevolge van afzonderlijke inspecties sterk beïnvloed door de mate van de geconstateerde regelovertreding en de mate van bereidheid geconstateerde overtredingen uit eigen beweging op te heffen. Naar mate meer en ernstiger overtredingen zijn geconstateerd en er minder bereidheid is tot naleving zullen de lasten voor het desbetreffende bedrijf hoger oplopen (meer vervolginspecties, langere inspectietijd per bezoek, toepassen van interventies zoals stillegging, bestuurlijke boete en proces- verbaal). Voor alle duidelijkheid: de kosten van de inspectie worden niet rechtstreeks bij de geïnspecteerden in rekening gebracht .

Vraag 6.
Kan een overzicht gegeven worden van de gevallen waarin de Arbeidsinspectie aan beleidsdirecties van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft geïnformeerd over misstanden ontstaan in wet- en regelgeving?

Antwoord 6.
De Arbeidsinspectie heeft regelmatig contact met de beleidsdirecties over de formulering en overwegingen bij wet- en regelgeving t.b.v. een adequate interpretatie bij de inspecties. In deze contacten komen ook suggesties van de Arbeidsinspectie aan de orde om teksten te verhelderen en leemtes op te vullen. De volgende onderwerpen zijn onder de aandacht van het beleid gebracht:
. de definitie van ongevallen (artikel 9 Arbowet), ; . het aantal bedrijfshulpverleners (artikel 2.19 Arbobesluit); . het gebruiksklaar zijn van onveilige arbeidsmiddelen (hoofdstuk 7 Arbobesluit); . de aanpak van gebouweigenaren c.q. opdrachtgevers in het kader van de Arbowet. . het ontbreken van adequate beleidsregels voor de handhaving van OPS-gerelateerde wettelijke regels en voorschriften.
In het kader van de evaluatie van de Arbowet 1998 wordt momenteel meer systematisch geïnventariseerd op welke punten de wet- en regelgeving vanuit de ervaringen in de inspectiepraktijk verbetering behoeven.

Vraag 7.
Welke concrete stappen zullen er worden genomen om bedrijven zich in de toekomst nog meer te laten houden aan de wettelijk opgelegde verplichting om een risico-inventarisatie en
-evaluatie en/of plan van aanpak op te stellen (ondanks het strikte handhavingsbeleid) en daar uitvoering aan te laten geven?




---

Antwoord 7.
In het midden- en vooral het kleinbedrijf behoeft de toepassing van de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E), waaronder begrepen het plan van aanpak, verbetering. Hieraan wordt, naast handhaving, gestalte gegeven langs de lijnen van stimulansen voor ontwikkeling en voorlichting. Recente en komende acties zijn de volgende. In projecten met MKB- Nederland en in het kader van arboconvenanten met sociale partners is het tot stand brengen van branche-RI&E-instrumenten gestimuleerd. In maart 2003 is met SZW-subsidie de website www.rie.nl geopend, met een functie met name voor het midden- en kleinbedrijf. Ondernemers vinden hier zo'n 200 modellen en branche-instrumenten om zelf aan de slag te gaan voor hun RI&E. De site is en komt onder de aandacht door een folder, artikelen in branchebladen en verbindingen met andere voor ondernemers relevante sites. De eerste 20 dagen trok de site 5.500 unieke bezoekers. In het kader van haar arbo-activiteitenplan wordt met MKB-Nederland gewerkt aan een basis RI&E-model voor het midden- en kleinbedrijf. Ook geeft MKB-Nederland, met steun van het departement, voorlichting op maat in een informatiereeks `Arbo in de praktijk'. Een folder en artikelen in bladen geven een nieuwe impuls aan algemene voorlichting. Ten slotte is te noemen het voornemen dat is neergelegd in een adviesaanvraag aan de SER1. Het kabinet wil de mogelijkheid openen voor CAO- partijen om voor de kleinste bedrijven in hun sector RI&E-instrumenten vast te stellen. Bij gebruik daarvan door betrokken werkgevers is geen toets van de arbodienst op het document nodig. Aldus komt systematisch inventariseren en evalueren van risico's meer `tussen de oren' bij bedoelde werkgevers.

Voor de handhaving geldt dat bij het opzetten van inspectieprojecten inspectiepunten worden gekozen op basis van de meest omvangrijke risico's in de betreffende bedrijfstakken. Omdat de RI&E een basisverplichting is en als zodanig het startpunt vormt voor het arbobeleid in een onderneming, is dit onderwerp vrijwel altijd standaard een inspectieonderwerp van arbo-inspecties. Bij het ontbreken van de RI&E wordt conform het in de Staatscourant gepubliceerde beleid direct een boeterapport opgesteld. Alleen in heel specifieke projecten waarin het inspecteren op de RI&E gelet op de aard van het project (veel korte bezoeken, zoals bij vakantiewerk en hit-and-run acties) minder passend wordt geacht, wordt de RI&E niet in de inspectielijst opgenomen. Wanneer echter in deze gevallen overtredingen op de werkvloer worden geconstateerd, wordt alsnog op de aanwezigheid van de RI&E gecontroleerd en bij het ontbreken daarvan direct een boeterapport opgesteld.

Vraag 8.
Kan aan de hand van de door de Algemene Rekenkamer opgestelde criteria de Risico Inventarisatie en Evaluatie voor bedrijven worden beoordeeld? Voldoet de Arbeidsinspectie aan de gestelde criteria? Stelt de Risico Inventarisatie en Evaluatie nog extra eisen boven op de criteria die al door de Algemene Rekenkamer worden gesteld? Hoe beoordeelt de regering in dit kader de vaak gedetailleerde uitwerking van de Risico Inventarisatie en Evaluatie in het licht van de criteria van de Algemene Rekenkamer en dan vooral op het gebied van de effectiviteit?


1 Adviesaanvraag "Arbodienstverlening: aansturen op vraag" d.d. 4 april 2003; door staatssecretaris Rutte aan de Tweede Kamer toegezonden bij brief AVB/VDB/03 26932 d.d. 4 april 2003.




---

Antwoord 8.
De criteria die hier bedoeld worden zijn de basis geweest voor een onderzoek van de AR en vindt zijn weerslag in het rapport "Toezicht op keuringen in Nederland"van het vergaderjaar 1998-1999 document nr. 26400.
· De AR spreekt van keuringen van Arbeidsomstandigheden als zij het heeft over het toezicht door de Arbeidsinspectie.
De risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) wordt hetzij door de werkgever zelf of door een externe deskundige (gecertificeerde) dienst (arbodienst) opgesteld. Een door de werkgever opgestelde RI&E dient door de Arbodienst getoetst te worden op volledigheid en betrouwbaarheid. Ook dient de Arbodienst een advies uit te brengen m.b.t. de te nemen maatregelen, die in het plan van aanpak (PvA) moeten worden opgenomen. Voor de inhoud, vorm en de kwaliteit van de RI&E, en het daaraan gekoppelde PvA, is de werkgever verantwoordelijk en bij controle door de Arbeidsinspectie moet de werkgever een door een gecertificeerde Arbo-dienst getoetste RI&E kunnen tonen.
De Arbeidsinspectie controleert in eerste instantie niet de inhoud van een getoetste RI&E, maar houdt toezicht op de arbeidsomstandigheden d.m.v. inspecties op de werkplek. Indien daarbij overtredingen worden aangetroffen, wordt altijd gecontroleerd of de met deze overtredingen samenhangende risico's in de RI&E en het PvA zijn opgenomen. Handhaving vindt vervolgens plaats gericht op het opheffen van de feitelijke overtredingen én op het opnemen van de desbetreffende onderwerpen in de RI&E en het PvA.
In gevallen waarin de kwaliteit van de RI&E tekort schiet ­ bijvoorbeeld in geval dat aangetroffen belangrijke of ernstige risico's niet zijn opgenomen ­ en daarbij ernstige nalatigheid van de (gecertificeerde) Arbodienst wordt vermoed kan een signaal daarover worden doorgegeven aan de toezichthouder (IWI), die dat aan de certificatie-instellingen kan doorgeven. Tot nu toe wordt daar in beperkte mate gebruik van gemaakt (enkele tientallen gevallen per jaar).

· In het rapport van de AR wordt in verschillende paragrafen en op diverse pagina's aangegeven dat de Arbeidsinspectie/SZW voldoet aan de criteria welke door de AR worden gehanteerd. M.b.t. de criteria waaraan de AI/SZW niet geheel bleken te voldoen zijn inmiddels adequate maatregelen genomen.

· De RI&E (en Plan van Aanpak) is het basisdocument voor werkgevers en werknemers in bedrijven om maatregelen vast te stellen ten einde hun eigen arbeidsomstandigheden te verbeteren. In de arbowetgeving zijn diverse aanvullende inventarisatieverplichtingen opgenomen, o.a. voor kankerverwekkende stoffen en fysieke belasting.
Het zal duidelijk zijn dat alleen de risico's die in een bedrijf voorkomen behoeven te worden opgenomen in de RI&E. Om de kwaliteit van de RI&E te verhogen worden er diverse initiatieven ontplooid (zie ook de benatwoording van vraag 7).

· De effectiviteit van de RI&E wordt bepaald door de wijze waarop de sociale partners in een bedrijf omgaan met de daaruit verkregen informatie en de uitvoering van de in het PvA opgenomen maatregelen. Het is op dit moment moeilijk om daarover in algemene zin een oordeel te geven.




---

Vraag 9.
Is er inzicht in de administratieve lasten die de Risico Inventarisatie en Evaluatie voor het MKB veroorzaakt?

Antwoord 9.
Adviesorganisatie Cap Gemini Ernst & Young heeft in het kader van het onderzoek naar administratieve lasten van de arbeidsomstandighedenwetgeving berekend welke administratieve lasten gepaard gaan met het maken van de RI&E en het hierop gebaseerde plan van aanpak. De administratieve lasten voor bedrijven met minder dan 10 werknemers (waarvan er ca. 500.000 zijn) bedroegen in 2001 in totaal 59 miljoen en voor bedrijven met 10 tot 100 werknemers (waarvan er ca. 50.000 zijn) ruim 56 miljoen. Om deze lasten terug te brengen zijn initiatieven ondernomen zoals de branche RI&E's en de website www.rie.nl zoals weergegeven in de antwoorden op de vragen 7 en 8.

Vraag 10.
Kan aangegeven worden wat concreet wordt verstaan onder de actielijn "bevorderen van effectief, efficiënt en niet-bureaucratisch optreden"? Welke concrete plannen zijn of worden hiervoor ontwikkeld?

Antwoord 10.
In zijn algemeenheid wordt hier bedoeld dat het optreden van de inspectie in overeenstemming moet zijn met wat de burger verwacht van de overheid: deskundig, adequaat, oog voor wat belangrijk is. Daarbij hoort ook het op een snelle, zorgvuldige en integere wijze optreden en afhandelen van zaken.
De acties die daarop zijn ingezet zijn velerlei en zijn verweven met de het totale kwalititeitstraject van de Arbeidsinspectie.
Concreet kunnen worden genoemd:

- Het uitgebreide opleidings- en begeleidingsprogramma voor de inspecteurs, waarbij niet alleen elementen als vakkennis en wetskennis, maar ook de diverse gedragscomponenten uitgebreid aan bod komen;
- De uitbouw en toepassing van een kwaliteitssysteem naar INK-model, waarin tevens procesbeschrijvingen zijn opgenomen van de belangrijkste werkprocessen en producten en daaraan gekoppeld normen, prestatie-indicatoren en streefwaarden voor bijvoorbeeld zaken als doorlooptijden voor behandeling van klachten etc.
- De transparantie van het beleid en het handelen van de Arbeidsinspectie onder meer tot uitdrukking komend in de publicaties op Internet en een geactualiseerd persbeleid, waardoor burgers (de objecten van toezicht) beter kunnen inspelen op wat van hen wordt verwacht als men met de Arbeidsinspectie te maken krijgt;
- De prioritering van de inspectie-activiteiten op maatschappelijk relevante issues (misstanden) en de meeste aandacht voor de hoogste risico-sectoren;
- Het overleg met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers centraal en op brancheniveau over de aanpak van de Arbeidsinspectie in zijn algemeenheid en bij de toepassing in branchegerichte inspectieprojecten;
- Adequate projectvoorbereiding van inspecteurs; thuiswerkvoorzieningen voor efficiënte reispatronen en snelle gegevensuitwisseling en voorzien in informatie en kennis via het interne netwerk en Intranet;
- De lage drempel voor klagers en de norm om binnen 6 weken uitsluitsel te geven over de resultaten van het onderzoek naar de klacht;




---


- Het aanbieden van de mogelijkheid om digitaal meldingen van asbestsloop te kunnen doen en de uitbouw naar een echt digitaal loket voor transacties met de Arbeidsinspectie;

Vraag 11.
Waarom verschijnt er geen afzonderlijk rapport van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het jaarverslag van de Arbeidsinspectie?

Antwoord 11.
De Arbeidsinspectie/De Minister van SZW heeft geen invloed op de onderzoekskeuze van de Algemene Rekenkamer. In algemene zin wordt de AI meegenomen bij de beoordeling van de SZW-jaarrapportage (zie ook beantwoording vraag 14)

Vraag 12.
Hoe komt het dat de realisatie van het aantal onderzochte ongevallen en klachten in 2002 achterblijft met de planning?

Antwoord 12.
De planning van aantallen te onderzoeken klachten en ongevallen is feitelijk een prognose, een verwachting op basis van ervaringscijfers. Omdat de criteria voor wel of niet onderzoeken van klachten en ongevallen vaststaan en deze onderzoeken prioriteit hebben boven actieve inspecties, betekent het feitelijk dat de realisatie bijna volledig afhankelijk is van het aantal en de aard van de meldingen, die bij de AI binnenkomen. In 2002 leidde dat tot lagere realisatiecijfers dan de prognose.
In toekomstige plannen zal nog duidelijker worden toegelicht wat de feitelijke achtergrond en betekenis is van de vermelde aantallen en capaciteit voor deze onderzoeken.

Vraag 13.
Is de capaciteit die de Arbeidsinspectie op dit moment maximaal kan inzetten voor interventieteams, zoals het WIT voldoende?

Antwoord 13.
Ja.
De inzet van de AI voor interventieteams was feitelijk aan de krappe kant. De inspectiecapaciteit van de AI voor de bestrijding van illegale tewerkstelling wordt in 2003 en 2004 echter fors uitgebreid. Veruit het grootste gedeelte van deze uitbreiding zal worden ingezet ten behoeve van de Interventieteams.

Vraag 14.
Streeft de Regering naar een volledig VBTB-proof jaarverslag voor de Arbeidsinspectie? En zo ja, wat is daarvoor het tijdspad? Wat is in die zin de verhouding tussen onderhavig jaarverslag en het jaarverslag van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid waar ook al een onderdeel over het functioneren van de Arbeidsinspectie is opgenomen?




---

Antwoord 14.
Het traject tot het meer toepassen van de VBTB-benadering in de jaarplancyclus van de Arbeidsinspectie is met ingang van het jaarplan Arbeidsinspectie 2003 in gang gezet. Daartoe zijn in dat jaarplan per taakveld richtinggevende prestatie-indicatoren opgenomen met streefwaarden. Dit jaarplan is eind 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit zal voor het jaarverslag van 2003 betekenen dat over de uitkomst van deze prestatie-indicatoren op een VBTB-wijze zal worden gerapporteerd. In het Jaarverslag van SZW wordt kort ingegaan op de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan de beleidsdoelstellingen van het Ministerie. In het eigen jaarverslag van de Arbeidsinspectie is veel meer ruimte om nader in te gaan op de daartoe verrichte activiteiten en de gemaakte keuzes en resultaten daarvan.