098-Wetenschapswinkel biologie bindt strijd aan tegen hoofdluis
Datum: 27 augustus 2003
Naar aanleiding van vragen heeft de wetenschapswinkel Biologie van de
Rijksuniversiteit Groningen literatuuronderzoek verricht naar de
biologie van de hoofdluis, de risicofactoren voor besmetting, de
(chemische) bestrijdingsmethoden en de huidige inspanningen op het
gebied van controle en preventie. Het rapport `Hoofdluis , een
blijvende kopzorg?' is deze week verschenen.
In Nederland wordt hoofdluisbesmetting als een groeiend
(gezondheids)probleem beschouwd. Veel ouders zijn dan ook wanhopig op
zoek naar deugdelijk en eenduidig advies over bestrijding, controle en
preventie van hoofdluisbesmettingen. Gebrek aan juiste informatie en
het niet consequent uitvoeren van een overeengekomen beleid vormen
daarbij de belangrijkste knelpunten.
Landelijk meldpunt
Pogingen op landelijk niveau via tijdelijke acties de hoofdluis te
bestrijden zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Individuele
behandeling is nodig, maar alleen een massale en gelijktijdige
behandeling leidt tot een significante afname van het aantal
besmettingen. Het is daarom noodzakelijk dat de hoofdluisproblematiek
onder de verantwoordelijkheid van één overkoepelende instelling valt.
Aanbevolen wordt een Landelijk Meldpunt Hoofdluis op te richten die,
in samenwerking met de Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten (GGD),
de hoofdluisbestrijding centraal aanstuurt en coördineert.
Strijd nog niet gestreden
Iedere ouder of verzorger kent de briefjes van school met de
mededeling dat er weer hoofdluis bij een of meer kinderen is
geconstateerd. Meestal gaan deze aankondigingen vergezeld van een
folder met informatie over het herkennen van hoofdluizen en de
bestrijding daarvan. Ondanks alle waarschuwingen en tips om besmetting
te voorkomen en te behandelen lijkt de strijd tegen deze parasiet nog
lang niet gestreden.
Meer bij meisjes dan bij jongens
Hoofdluizen zijn parasieten die uitsluitend van het bloed van hun
gastheer leven. Hun wetenschappelijke naam luidt Pediculus humanus
capitis. Deze insecten komen voornamelijk tussen en op de hoofdharen
voor. De eieren of neten worden met een snel hardende kitstof op korte
afstand van de schedel op de haren afgezet, bij voorkeur achter de
oren en in de nek. Hoofdluizen verspreiden zich door van de ene op de
andere persoon over te stappen. Schoolkinderen worden het meest
getroffen, meisjes meer dan jongens. Hoe langer het haar en hoe meer
mensen in elkaars nabijheid leven, hoe groter de kans op besmetting.
Chemische bestrijdingsmiddelen
In voorlichtingsfolders wordt altijd geadviseerd neten en hoofdluizen
met chemische middelen te verdelgen. Deze zijn als shampoo, spray of
lotion bij iedere drogist en apotheek vrij te verkrijgen. Schoolgaande
kinderen worden soms meerdere keren per jaar besmet en worden dan ook
meerdere keren met insecticiden behandeld. De middelen worden
bovendien steeds vaker preventief toegepast. Deze gang van zaken kan
ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van (kleine) kinderen.
Meer onderzoek is nodig naar de effectiviteit van insecticiden tegen
hoofdluis, naar de hoeveelheid insecticide die wordt opgenomen via de
hoofdhuid van de gebruikers en naar de gezondheidsrisico's van
(chronische) blootstelling van kinderen aan deze stoffen. Vermoed
wordt dat de hoofdluizen in Nederland resistent raken tegen de meest
gebruikte middelen. Een veilig alternatief voor het gebruik van
insecticiden is het haar dagelijks, gedurende meerdere weken,
systematisch kammen met een goede (elektrische) luizenkam.
Knelpunten
De diagnose "hoofdluis" wordt praktisch altijd op school gesteld. Er
zijn steeds meer scholen waar een ouderwerkgroep is belast met de
controle van hoofdluis. De traditionele methode is met het blote oog
de hoofdhuid en haren te onderzoeken op levende luizen en neten. Deze
methode is niet erg betrouwbaar. Voor een leek is het moeilijk de
verschillende stadia van hoofdluisontwikkeling (ei, larve, volwassen
luis) te herkennen.
Levende volwassen luizen en larven worden lang niet altijd gezien en
neten hoeven niet altijd uit te komen. Gebrek aan juiste informatie en
het niet consequent uitvoeren van een overeengekomen beleid vormen de
belangrijkste knelpunten bij de controle en preventie van hoofdluis.
Individuele behandeling is nodig, maar alleen een massale en
gelijktijdige behandeling leidt tot een significante afname van het
aantal besmettingen. Scholen zouden verplicht moeten worden het aantal
leerlingen met hoofdluisbesmetting te melden. Periodieke registratie
is noodzakelijk om inzicht te krijgen in het aantal besmettingen per
jaar, in geografische verschillen en in fluctuaties per seizoen.
Sociale en psychologische effecten
Tot nu toe is voornamelijk onderzoek verricht naar de fysieke
verschijnselen van hoofdluisbesmetting en nauwelijks naar de
psychologische en sociale effecten hiervan. Deze moeten echter niet
worden onderschat. Pogingen op landelijk niveau via tijdelijke acties
de hoofdluis te bestrijden zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Het is
noodzakelijk dat de hoofdluisproblematiek onder de
verantwoordelijkheid van één overkoepelende instelling valt.
Aanbevolen wordt een Landelijk Meldpunt Hoofdluis op te richten die,
in samenwerking met de Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten (GGD),
de hoofdluisbestrijding centraal aanstuurt en coördineert.
Noot voor de pers
* Meer informatie: mevr. drs. A.F. Bos, tel. (050) 363 23 85, fax
(050) 363 5205, e-mail: a.f.bos@biol.rug.nl (werk)
* Het rapport is te bestellen bij de Wetenschapswinkel Biologie
(RUG), EUR11,- (excl. porto).
Bos, Attie F. & Kees den Otter (2003). Hoofdluis, een blijvende
kopzorg? Literatuurstudie naar de biologie van de hoofdluis, de
besmettingsfactoren, de risico's van chemische bestrijding en de
huidige inspanningen op het gebied van controle en preventie. 55
pp. Haren, Wetenschapswinkel Biologie (RUG). ISBN 90 367 1681 0
(Rapport 60).
Rijksuniversiteit Groningen