Partij van de Arbeid

Den Haag, 10 september 2003

Bijdrage van Eijsink (PvdA) aan de behandeling van het initiatief-wetsvoorstel over sponsoring in het onderwijs (28 512) in tweede termijn op 10 september 2003

Voorzitter,

De bijbel beschrijft in het evangelie van Johannes, hoofdstuk 2, vers 14-16, hoe Jezus de geldwisselaars en de kooplieden uit de Tempel verdrijft. Hem was het een doorn in het oog dat dezen de Tempel maakten tot "een huis van koophandel". Scholen zijn geen tempels en dat hoeven ze ook niet te worden, maar evenmin als de Tempel mogen de scholen verworden tot huizen van koophandel. Het wetsvoorstel dat wij vandaag behandelen in tweede termijn, dient de bescheiden doelstelling te voorkómen dat sponsoring scholen maakt tot bijkantoortjes van de koophandel.

In eerste termijn heeft deze Kamer een uitgebreide discussie gevoerd over het amendement van het lid Slob. De PvdA-fractie ervaart dit amendement als constructief. Het geeft een iets andere juridische vorm aan het wetsvoorstel, maar tast de kerngedachte niet aan. De grote winst van dit wetsvoorstel is dat het de onderwijsinspectie duidelijker in positie brengt bij de naleving van de afspraken over sponsoring in het onderwijs.

De risico's van sponsoring gelden evenzeer bij donaties, waarbij geen expliciete tegenprestatie is overeengekomen. Kan de indiener toelichten wat het aannemen van het amendement Slob betekent voor de manier waarop scholen donaties moeten behandelen? Heeft de inspectie nu enig zicht daarop en wat gaat het wetsvoorstel daarin veranderen? In 1998 nam de Kamer reeds een wetsvoorstel aan dat de medezeggenschapsraad bevoegdheden gaf bij de acceptatie van sponsorgelden door scholen. Wij hebben aanwijzingen dat deze reeds bestaande wetgeving niet goed wordt nageleefd. De minister meldde tijdens het debat in juni dat zij de inspectie heeft gevraagd "om in het komende onderwijsverslag nader aandacht te besteden aan de naleving van de wettelijke voorschriften rond medezeggenschap en informatievoorziening". De resultaten moeten wij afwachten, maar de minister heeft met haar beantwoording destijds ook indirect laten doorschemeren op welke manieren ontwikkelingen rond sponsoring zich aan de waarneming van de inspectie kunnen onttrekken: besprekingen die plaatsvinden met sponsoren, zonder dat dit meteen uitmondt in daadwerkelijke sponsoring, beïnvloeding door sponsoren die niet meteen haar weerslag vindt in de kwaliteit van het onderwijs, overtreding van bepalingen uit het sponsorconvenant die niet zijn verankerd in wetgeving, sponsoring waarbij de tegenprestatie niet expliciet is vastgelegd. In dit verband dien ik de volgende motie in:

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de medezeggenschapsraden niet altijd op de hoogte zijn van de wijze waarop hun school in aanraking komt met het verschijnsel sponsoring, overwegende, dat de ontwikkelingen rond sponsoring in het onderwijs zich ten dele aan de waarneming van de inspectie kunnen onttrekken, verzoekt de regering om in kaart te brengen welke veranderingen het in de regelgeving zou vereisen om de medezeggenschapsraden in de positie te brengen opdat deze volledig wordt geïnformeerd over de ontwikkelingen op hun school rond sponsoring, en gaat over tot de orde van de dag.

In mijn eerste termijn heb ik ook gevraagd naar het risico van scholen die afhankelijk geraken van donaties van fundamentalistische organisaties. De heer Wilders heeft in een ander kader de motie op stuk 27 925, nr. 76 ingediend die mede betrekking heeft op dergelijke geldstromen naar het onderwijs. De minister stelde onze Kamer een notitie in het vooruitzicht, waarin zou worden ingegaan op "geldstromen van buitenlandse, criminele of extremistische organisaties naar publieke instellingen, zoals scholen". Het zal mijn fractie benieuwen, op welke wijze de minister deze geldstromen in beeld wil krijgen, zonder onwillekeurig ook zicht te krijgen op de overige geldstromen naar scholen. Daarom dien ik de volgende motie in:

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de regering een notitie heeft toegezegd over de geldstromen van buitenlandse, criminele of extremistische organisaties naar publieke instellingen, zoals scholen, constaterende, dat hiermee tevens zicht zal komen op de donaties en sponsorgelden die scholen in het algemeen bereiken, voorts overwegende, dat de Kamer met deze bredere informatie beter zicht krijgt op de ontwikkelingen rond de bekostiging van het onderwijs, verzoekt de regering om ook deze bredere informatie ter beschikking te stellen van de Kamer, en gaat over tot de orde van de dag.

Voorzitter,
De minister verwacht wonderen van haar zogenoemde informatieoffensief over de bepalingen van het sponsorconvenant. Misschien zijn de wonderen inderdaad de wereld nog niet uit, maar vaak blijken die toch op een andere wijze tot stand te komen dan het op het eerste gezicht lijkt. Ik constateer dat het debat over het onderhavige wetsvoorstel nu al een belangrijke bijdrage levert aan de bekendheid van het convenant. Die winst kunnen wij een vaste vorm geven door het wetsvoorstel nu ook aan te nemen.


---- --