De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DN. 2003/3682
datum
09-09-2003
onderwerp
IBO Vogel- en Habitatrichtlijn
TRC 2003/6857
bijlagen
---
Geachte Voorzitter,
Hierbij ontvangt u mede namens mijn collega van Financiën het
eindrapport van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de
Vogel- en Habitatrichtlijn: 'Nederland op slot? De Europese en
Nederlandse natuurbeschermingswetgeving nader bezien'. Deze brief
bevat de conclusies die het kabinet hieraan verbindt.
datum
09-09-2003
kenmerk
DN. 2003/3682
bijlage
De eindrapportage van het IBO in vogelvlucht
Aanleiding voor het interdepartementaal beleidsonderzoek naar de
Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn is de constatering dat
verschillende partijen knelpunten ervaren bij de implementatie ervan.
De beide richtlijnen spelen een steeds pregnantere rol bij de
besluitvorming over uiteenlopende initiatieven, zoals de aanleg van
wegen en bedrijventerreinen. Een veelgehoorde klacht hierbij is dat
Nederland 'op slot gaat' en dat de implementatie van de richtlijnen
ertoe leidt dat 'niets meer kan'. In veel gevallen ontstaat hierover
een gesimplificeerd beeld, waarbij het lijkt dat bijvoorbeeld 'de
korenwolf' de aanleg van een bedrijventerrein en 'de duinhagedis' de
bouw van een hotel verhindert.
Het rapport 'Nederland op slot?' biedt een inventarisatie van
knelpunten die Nederland ondervindt bij de implementatie van de
Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en doet aanbevelingen voor
oplossingen.
Een belangrijke constatering van het IBO is dat de doelstellingen van
de Europese richtlijnen niet ter discussie staan en dat er een brede
onderkenning is van mogelijke knelpunten ten aanzien van de uitvoering
van de richtlijnen, alsmede een groeiend bewustzijn van de
consequenties van de richtlijnen. Het IBO-rapport concludeert voorts
dat er een groot maatschappelijk draagvlak is om, met eerbiediging van
de doelstellingen van de richtlijnen, het uitvoeringskader te
verbeteren. Belangrijke knelpunten die daarbij moeten worden opgepakt
zijn volgens de rapportage onvolledige communicatie tussen overheden,
bedrijfsleven en natuurbeschermingsorganisaties, onvoldoende heldere
beleidsbepaling en voorlichting over en toepassing van
natuurbeschermingsregelgeving en onvoldoende inzicht in de landelijke
verspreiding van bijzondere soorten.
Het Milieu- en Natuurplanbureau wijst erop dat de knelpunten in de
uitvoeringspraktijk de potentieel effectieve aanpak van de
implementatie van de richtlijnen voor de Nederlandse natuur kan
ondermijnen 1.
In de eindrapportage van het IBO zijn oplossingsrichtingen opgenomen
om de gesignaleerde knelpunten aan te pakken. Een drie fasen aanpak
wordt voorgesteld:
1. Aanbevolen wordt om de aandacht in eerste instantie vooral te
richten op maatregelen die de uitvoering van de richtlijnen kunnen
verbeteren.
2. In tweede instantie wordt aanbevolen om de mogelijkheden te
onderzoeken voor aanpassingen van de nationale wet- en
regelgeving.
3. Als laatste oplossingsrichting resteert, wanneer de eerstgenoemde
twee stappen onvoldoende soelaas bieden, het aanpassen van de
Europese richtlijnen.
Bij deze drie fasen aanpak wordt opgemerkt dat knelpunten in een
verschillende oplossingsfase kunnen verkeren en dat niet voor elk
gesignaleerd knelpunt de drie oplossingsrichtingen (nog) openstaan.
Welke conclusies verbindt het kabinet in hoofdlijnen aan de
IBO-rapportage?
Met deze brief spreek ik graag mijn waardering uit voor de
eindrapportage en achterliggende documenten. De uitgevoerde analyse
van knelpunten is breed en veelomvattend en de rapportage bevat een
aantal zeer bruikbare aanbevelingen. Met vreugde constateer ik dat de
doelstellingen van de richtlijnen maatschappelijk boven alle discussie
verheven zijn. Ik zie dit als een brede maatschappelijke onderkenning
van het belang van natuurbescherming. Ik wil daarbij graag benadrukken
dat dit belang verder gaat dan de bescherming van individuele soorten.
Het gaat steeds om het maatschappelijke besef dat kwetsbare en unieke
soorten en hun habitats behouden dienen te worden en derhalve
bescherming verdienen.
De conclusie dat de uitvoering van de natuurbeschermingsregelgeving op
punten kan verbeteren onderschrijf ik. Dit is ook van groot belang
voor het draagvlak voor de natuurbescherming. Gelukkig beginnen we
niet bij nul en zijn er op dit punt in het nabije verleden reeds
stappen gezet. Zo is in 2001 het Natuurloket geopend
(www.natuurloket.nl), waar initiatiefnemers en investeerders
informatie kunnen krijgen over de aanwezigheid van beschermde soorten
in hun plangebied. Daarnaast zijn in 2002 en 2003
voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd en is voorlichtingsmateriaal
verspreid, waaronder twee handreikingen voor delen van de regelgeving.
Ik wil op deze weg doorgaan en de uitvoering verder versterken ten
einde deze op een adequaat niveau te brengen. Ik constateer dat de
IBO-rapportage hiervoor de nodige aanknopingspunten biedt.
Uitgangspunt bij het verder versterken van de uitvoering zijn de
doelstellingen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ik erken dat
uitvoering van de richtlijnen consequenties en soms beperkingen kan
hebben voor maatschappelijke en economische activiteiten. Ik hecht er
aan daarbij te onderstrepen dat de Nederlandse invulling aansluit bij
de Europese vereisten en hiermee niet uit de pas loopt. De nationale
regelgeving weerspiegelt dit na vaststelling van de NB-wet 1998 ook,
waarbij kan worden aangetekend dat deze daarnaast uiting geeft aan
breed geaccepteerde en reeds lang bestaande maatregelen op het gebied
van de natuurbescherming, bijvoorbeeld bij de bescherming van
gebieden.
Ik onderschrijf de in de IBO-rapportage voorgestelde drie fasen aanpak
en zal me in eerste instantie vooral richten op verbetering van de
uitvoering. Ik ben het met de opstellers van de IBO-rapportage eens
dat dit de komende jaren voor het natuurbeleid één van de
belangrijkste opgaven is. Nu Nederland zijn volledige aanmelding van
gebieden voor Natura 2000 op orde heeft, is het de uitdaging om de
effectiviteit van de uitvoering te versterken. Naast de verbetering
van de uitvoering zal ik op twee punten de nationale wet- en
regelgeving aanpassen (vaststelling wetsvoorstel wijziging NB-wet) en
aanvullen (wijziging besluit vrijstelling beschermde dier- en
plantensoorten FF-wet). In de komende tijd zal blijken of de
knelpunten binnen de kaders van de richtlijnen kunnen worden opgelost.
Bovendien heeft de Europese Commissie aangegeven de richtlijnen niet
eerder dan in 2007 te willen evalueren. Daarom is de derde fase
(aanpassing van de Europese richtlijnen) wat mij betreft op dit moment
nog niet aan de orde. Indien uit een nationale evaluatie van de
voortgang van het verbeteringstraject blijkt dat de eerste twee fasen
onvoldoende de gesignaleerde knelpunten wegnemen, zal ik mij richten
op een internationale dialoog die kan leiden tot aanpassing van de
EU-richtlijnen.
In de bijlage bij deze brief is per aanbeveling een gedetailleerde
reactie van het kabinet opgenomen. In deze brief vat ik deze samen aan
de hand van de voorgestelde drie fasen aanpak.
1. Verbetering van de uitvoering
Ik richt mijn inzet met betrekking tot verbetering van de uitvoering
de komende tijd op de volgende hoofdlijnen:
* Heldere en open communicatie: ik zal een overlegplatform instellen
om de dialoog over de uitvoering van de
natuurbeschermingsregelgeving te verbeteren, mogelijk door de
huidige Taskforce Impuls Soortenbeleid te verbreden. Daarnaast zal
ik in aanvulling op eerdere informatierondes andere overheden,
bedrijfsleven en natuurbeschermingsorganisaties verder voorlichten
over de uitvoering van de natuurbeschermingsregelgeving.
* Versterking van de gegevensvoorziening: ik zal in overleg met
gebruikers en aanbieders van gegevens onderzoeken welke gegevens
nog ontbreken voor een goede inzicht in de verspreiding van
soorten en een voorstel uitwerken voor aanvulling hiervan, alsmede
voor een adequate structurele actualisering van alle gegevens. Ik
wil met gegevensleverende organisaties, het Centraal Bureau voor
de Statistiek, overheden, bedrijfsleven en terreinbeheerders
afspraken maken over hun bijdragen hieraan.
* Facilitering van de uitvoering: ik zal andere overheden, het
bedrijfsleven en natuurbeschermingsorganisaties faciliteren bij
hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de uitvoering van de
regelgeving. In dit kader zal ik handreikingen bij de nationale
regelgeving laten uitwerken, waarin begrippen en bepalingen uit de
regelgeving nader worden toegelicht, mogelijk in de vorm van
beleidsregels. Waar nodig zal de Commissie informeel worden
geconsulteerd. Wanneer blijkt dat onduidelijkheden samenhangen met
de beschikbare Europese interpretaties en handreikingen zal ik bij
de Europese Commissie aandringen op aanvullende richtsnoeren ten
behoeve van de uitvoering van de richtlijnen, zoals dat
bijvoorbeeld op dit moment ook in voorbereiding is voor toepassing
van de richtlijnen op zee buiten de territoriale wateren. Voorts
zal ik in overleg met betrokken partijen een voorstel uitwerken
voor een centraal aanspreekpunt waar andere overheden,
bedrijfsleven en natuurbeschermingsorganisaties met hun vragen
over de uitvoering van de regelgeving terechtkunnen.
Het Rijk kan overigens de uitvoering van de richtlijnen niet alleen
verbeteren. Andere overheden, bedrijfsleven en
natuurbeschermingsorganisaties dragen hierbij elk een eigen
verantwoordelijkheid. Door de komende jaren extra te investeren in de
samenwerking bij het proces van beleidsuitvoering wil ik alle partijen
ondersteunen om deze eigen verantwoordelijkheid waar te maken.
2. Aanpassing van nationale wet- en regelgeving
Op de volgende twee punten zal ik op korte termijn de nationale wet-
en regelgeving aanpassen cq aanvullen:
* Vaststelling nieuwe Natuurbeschermingswet: ik constateer met de
opstellers van het IBO-rapport dat de richtlijnen op dit moment
nog niet adequaat zijn geïmplementeerd in de vigerende
Natuurbeschermingswet. Het is dan ook in het licht van de Europees
rechtelijke verplichtingen van groot belang het wetsvoorstel tot
wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (Tweede Kamer
2001/2002, 28 171) snel tot wet te verheffen. In de voorliggende
vorm gaat dit wetsvoorstel, in het IBO-eindrapport geduid als
integrale stelsel, ervan uit dat natuurbescherming een zaak van
alle overheden is. Dit integrale stelsel beoogt daarmee
enkelsporigheid in denken te doorbreken en besluitvorming zoveel
mogelijk geïntegreerd en daarmee ook in zo vroeg mogelijk stadium,
te bevorderen. In het licht van de ook in het IBO-rapport bepleite
vermindering van administratieve lasten, wordt voorgesteld daartoe
in beginsel af te zien van een aparte vergunning op grond van de
Natuurbeschermingswet 1998. In het overleg met de Kamer over dit
wetsvoorstel zal dit nader aan de orde kunnen komen.
* Vrijstellingen in het kader van de FF-wet: om onnodige beperkingen
van maatschappelijke en economische ontwikkeling te vermijden
wordt gewerkt aan nadere vrijstellingen op grond van artikel 75
van de Flora- en Faunawet, teneinde waar mogelijk binnen de kaders
van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn, verbeteringen aan te
brengen ten behoeve van de uitvoeringspraktijk. De
interdepartementale voorbereiding hiervan bevindt zich in een
laatste stadium. Ik streef ernaar de daartoe benodigde wijziging
van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten
rond de jaarwisseling gereed te hebben.
3. Aanpassing van de richtlijnen
Wanneer uit tussentijdse evaluatie van de praktijk blijkt dat de inzet
op verbetering van de uitvoering en nationale wet- en regelgeving niet
alle gesignaleerde knelpunten (in voldoende mate) wegneemt, dienen
mogelijkheden voor aanpassing van de richtlijnen te worden bezien.
Terecht wordt in de eindrapportage van het IBO geconstateerd dat
aanpassing van de richtlijnen een langdurig proces is dat in nauw
overleg met andere lidstaten en op initiatief van de Commissie zal
moeten geschieden. Dit vereist een goede voorbereiding. De Europese
evaluatie is gepland voor 2007. Ik zal er voor zorgdragen dat
Nederland zich hiertoe goed voorbereidt. De voortgangsrapportage die
we conform onze verplichtingen in 2006 bij de Commissie moeten
aanleveren, zal hier een onderdeel van zijn. In deze rapportage zullen
ook de ervaringen die we hebben opgedaan met de uitvoering van de
richtlijnen in de praktijk, waaronder de ervaringen die we de komende
jaren zullen opdoen bij uitvoering van de in deze brief genoemde
acties, aan de Commissie worden gerapporteerd.
Tot slot
Ik zal over de precieze wijze waarop de acties uit deze brief
invulling krijgen en de prioriteitstelling die daarbij gewenst is,
overleggen met het in te stellen overlegplatform. In dat kader zal ik
tevens bezien of dit binnen de huidige financiële kaders kan. Voorts
zal ik de voortgang en resultaten van de aangekondigde acties in het
platform bespreken, om zo gezamenlijk de vinger aan de pols te houden.
Wanneer nodig zal ik na overleg de aanpak bijsturen (bijvoorbeeld als
we ten aanzien van een bepaald probleem aan een volgende fase 'toe
zijn').
Ik ga ervan uit dat met deze gefaseerde en gezamenlijke aanpak de
implementatie van de Europese richtlijnen effectiever en efficiënter
zal zijn.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 Milieu- en Natuurplanbureau, 2003. Kerncijfers voor de IBO studie
Vogel- en Habitatrichtlijn. Report 408768001/2003. Pagina 26.
datum
09-09-2003
kenmerk
DN. 2003/3682
bijlage
Bijlage:
Reactie van het kabinet op de afzonderlijke conclusies en
aanbevelingen van het IBO-eindrapport 'Nederland op slot? De Europese
en Nederlandse natuurbeschermingswetgeving nader bezien'.
1.
Verbeteren van de onderlinge communicatie
IBO: Aanbevolen wordt om een overlegplatform in te stellen om de
communicatie over de (toepassing van de) natuurbeschermingswetgeving
tussen overheden, bedrijfsleven en natuurbeschermingsorganisaties te
verbeteren.
Reactie: Ik neem deze aanbeveling over en zal een overlegplatform
instellen om de dialoog tussen politiek, beleidsmakers, deskundigen en
vertegenwoordigers van maatschappelijke partijen over de uitvoering
van de natuurbeschermingsregelgeving te verbeteren, mogelijk in de
vorm van een verbreding van de Taskforce Impuls Soortenbeleid. Ik zal
de in de IBO-aanbeveling genoemde partijen hiervoor uitnodigen,
aangevuld met vertegenwoordigers van relevante onderzoeksinstellingen,
gegevensleverende organisaties en departementen. Taken van het
overlegplatform kunnen onder meer zijn het verder concretiseren van de
acties uit deze brief, het benoemen van prioriteiten en het
(tussentijds) evalueren van de voortgang. Ook kan het overlegplatform
door het uitwisselen van ervaringen bijdragen aan een beter begrip van
de interpretatie van de wet- en regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien
van begrippen en bepalingen uit de richtlijnen.
Ik streef er naar het overleg nog in 2003 in te stellen.
2.
Verbeteren beleidsbepaling, voorlichting en toetsing van de naleving
IBO: Aanbevolen wordt om de politieke en bestuurlijke aandacht voor de
uitvoering van de richtlijnen te bevorderen en de (reikwijdte van)
bepalingen en begrippen uit de richtlijnen en de nationale wetgeving
te concretiseren door beleidskaders op te stellen. Daarnaast wordt
aanbevolen om een centrale helpdesk in te stellen en de voorlichting
over natuurbeschermingswetgeving te verbeteren. Tenslotte wordt
aanbevolen om op korte termijn een tijdelijke extra impuls aan het
natuurbeleid te geven.
Reactie: Ik neem deze aanbeveling in hoofdlijnen over.
* Ik ga er van uit dat met de acties die in deze brief worden
aangekondigd de politieke en bestuurlijke aandacht op
verschillende niveaus wordt bevorderd en zal de verschillende
actoren aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid in deze. Het
ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal partijen
ondersteunen bij het invullen van de eigen verantwoordelijkheid.
* Het realiseren van een centraal aanspreekpunt voor overheden en
bedrijven is hierbij van groot belang, zodat er een eenduidig
aanspreekpunt is waar overheden, natuurbeschermingsorganisaties en
bedrijfsleven terecht kunnen met hun vragen over de uitvoering van
de regelgeving. Ik erken dat een dergelijke voorziening op dit
moment nog niet voorhanden is. Ik zal het initiatief nemen en in
overleg met het in te stellen overlegplatform een voorstel
uitwerken voor de opzet en financiering van een centrale helpdesk.
Daarbij zal de mogelijkheid om het bestaande Natuurloket te
verbreden worden bezien.
* Wat betreft de behoefte aan nadere handreikingen en/of
beleidsregels wijs ik er op dat op onderdelen reeds een eerste
handreiking beschikbaar is, te weten voor de toepassing van
artikel 6 van de Habitatrichtlijn en de handreiking voor
'ondernemen en de Flora en Faunawet'. Het is mijn bedoeling deze
handreikingen voor de Flora- en Faunawet en de
Natuurbeschermingswet, al dan niet in de vorm van beleidsregels,
op korte termijn uit te breiden en wanneer nodig ook te
actualiseren. Waar nodig zal de Commissie informeel worden
geconsulteerd. Wanneer blijkt dat onduidelijkheden samenhangen met
de beschikbare Europese interpretaties en handreikingen zal ik bij
de Europese Commissie aandringen op aanvullende richtsnoeren ten
behoeve van de uitvoering van de richtlijnen, zoals dat
bijvoorbeeld op dit moment ook in voorbereiding is voor toepassing
van de richtlijnen op zee buiten de territoriale wateren.
* Tot slot zal het Rijk in overleg met het in te stellen
overlegplatform een vervolg plannen op de in 2002 en 2003
uitgevoerde voorlichtingsrondes.
Aan de reactie op het IBO-rapport verbind ik vooralsnog geen
financiële conclusies. Ik zal in overleg met het in te stellen
overlegplatform bezien of uitvoering van de in deze brief opgenomen
maatregelen gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare financiële
kaders.
3.
Opstellen beheerplannen
IBO: Aanbevolen wordt om provincies op te roepen beheerplannen voor de
speciale beschermingszones (SBZ's) op te stellen om zo onzekerheid bij
natuurbeschermingsorganisaties en bedrijfsleven te verminderen. Voorts
wordt aanbevolen dat het ministerie van LNV op korte termijn
instandhoudingsdoelstellingen voor de SBZ's formuleert.
Reactie: Ik neem deze aanbeveling over en zal hierover afspraken maken
met de provincies en met mijn collega's van Verkeer en Waterstaat en
Defensie, die tezamen ook een aanzienlijk deel van de SBZ's beheren.
Om richting te geven aan deze beheerplannen zal het ministerie van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op korte termijn een kader voor
deze beheerplannen uitwerken, in de vorm van een checklist waaraan
dergelijke beheerplannen gegeven de Europese regelgeving moeten
voldoen, aangevuld met hoofdlijnen voor de instandhoudingsdoelen voor
de aangewezen c.q. aangemelde gebieden. Op basis van dit kader zullen
ook indien nodig eerder vastgestelde natuurdoelen op het niveau rijk,
provincie en/of terreinbeheerder worden aangepast. Voorts wijs ik
erop, dat ook in de toelichting op de aanwijzingsbeschikkingen van
SBZ's reeds de nodige duidelijkheid kan en moet worden gegeven over de
gebruiksmogelijkheden van de SBZ's voor andere functies dan de
instandhoudingsdoelstelling. Bij de opstelling van
aanwijzingsbeschikkingen voor de recent aangemelde
Habitatrichtlijngebieden zal ik hieraan nadrukkelijk aandacht
besteden.
4.
Beperken belemmerende werking soortenbescherming
IBO: Aanbevolen wordt om in overleg met het bedrijfsleven gedragscodes
op te stellen voor het uitvoeren van reguliere bedrijfsactiviteiten,
om onevenredige belemmering van bedrijfsactiviteiten te voorkomen.
Indien gedragscodes onvoldoende uitkomst bieden wordt aanbevolen om
een vrijstellingsbesluit op te stellen, op grond waarvan voor
reguliere bedrijfsactiviteiten geen ontheffing meer hoeft te worden
verkregen.
Reactie: Ik onderstreep het belang dat gedragscodes voor een goede
uitvoeringspraktijk kunnen hebben. De bosbouwsector heeft terzake al
goede initiatieven genomen. De voor dit jaar vastgestelde gedragscode
zal worden omgevormd tot een meer permanente gedragscode. Ik acht het
van groot belang dat andere sectoren dit initiatief van de
bosbouwsector overnemen. Ook het onder 1 genoemde in te stellen
overlegplatform zal naar mijn oordeel op dit punt een rol kunnen
spelen. Het spreekt vanzelf dat LNV de totstandkoming van zo'n
gedragscode, waarvoor het primaat bij de onderscheiden sectoren ligt,
waar en voor zover mogelijk zal ondersteunen.
In dit kader wijs ik erop dat dergelijke gedragscodes mede zullen
kunnen fungeren als begeleidende handreikingen voor de in de brief
genoemde (nadere) vrijstellingen op grond van artikel 75 van de Flora-
en faunawet.
5.
Protocol voor te verrichten soorten onderzoek en houdbaarheidsdatum
vergunning
IBO: Aanbevolen wordt om een protocol op te stellen voor te verrichten
onderzoek naar het voorkomen van bijzondere soorten. Voorts wordt
aanbevolen om aan een verleende vergunning een 'houdbaarheidsdatum' te
koppelen die aansluit bij de bestaande wettelijke termijnen van de
huidige planprocedures, ten einde de zekerheid voor de initiatiefnemer
van een project of activiteit te vergroten.
Reactie: De aanbeveling om te komen tot een protocol voor te
verrichten soorten onderzoek neem ik over. Het kan bijdragen aan
duidelijkheid die ter zake nodig en gewenst is. Eveneens zal de
procedurele afstemming bij vergunningverlening (i.e. FF-wet, Tracéwet,
Wet Milieubeheer e.d.) waar mogelijk worden verbeterd. Mede in
samenhang hiermee ben ik van oordeel dat zo spoedig mogelijk
overeenkomstig een protocol, uitgevoerd onderzoek ertoe dient te
leiden dat eenmaal verleende vergunningen en ontheffingen ook kunnen
worden uitgevoerd zonder dat gedurende de looptijd van die
vergunningen of ontheffingen nadere onderzoeken naar het voorkomen van
soorten behoeven te worden verricht dan wel dat er nieuwe
voorschriften worden verbonden aan reeds verleende vergunningen of
ontheffingen. Dit geldt ook voor al die situaties waar gedurende
bepaalde periodes mogelijk tijdelijke habitats voor beschermde soorten
ontstaan die ertoe leiden dat dergelijke soorten zich daar ook
vestigen.
Ook in de meergenoemde handreikingen zal hierop nader worden in
gegaan.
6.
Inventariseren van bijzondere soorten
IBO: Aanbevolen wordt om te onderzoeken welke gegevens nog ontbreken
voor een landsdekkend overzicht van de verspreiding van bijzondere
soorten en op basis van dit onderzoek inventarisaties op te zetten om
de ontbrekende gegevens aan te vullen. Tevens dienen reeds beschikbare
gegevens tegen een kostendekkende vergoeding beschikbaar te worden
gemaakt.
Reactie: Ik onderschrijf het belang van voldoende gegevens voor een
goede uitvoering en constateer dat deze voor een groot aantal
relevante soorten en ecosystemen nog niet, of in onvoldoende mate,
worden verzameld.
Ik neem dan ook deze aanbeveling van het IBO over en zal dit onderzoek
in overleg met zowel de leveranciers als gebruikers van de gegevens
uitvoeren. Aansluitend zal ik mij met de betrokken partijen beraden
over de financiering van de gegevensvoorziening.
Een eerste goede aanzet voor het onderzoek is het concept Advies
Verspreidingsonderzoek dat in opdracht van LNV is uitgevoerd; hierin
wordt de behoefte aan verspreidingsgegevens van LNV geëxpliciteerd.
Dit Advies zal op korte termijn worden afgerond. Het onderzoek zal
plaatsvinden in onderlinge afstemming met vergelijkbare initiatieven
op het gebied van de gegevensvoorziening van het rijksnatuurbeleid. Ik
zal namelijk een structuur in het leven roepen waarin verschillende
betrokken partijen gezamenlijk werken aan verbetering van deze
gegevensvoorziening. Onder de te betrekken actoren neemt het CBS een
bijzondere positie in als het gaat om de kwaliteitsborging en
validatie van gegevens.
Tenslotte zullen in het verlengde van bovengenoemd onderzoek afspraken
worden gemaakt met gegevensleveranciers over de voorwaarden waaronder
reeds bestaande en nieuw verzamelde gegevens beschikbaar worden
gesteld.
7.
Verminderen bestuurlijke lasten en kosten bedrijfsleven
IBO: Aanbevolen wordt om in overleg met overheden en bedrijfsleven te
onderzoeken wat de kosten van natuurbeschermingswetgeving zijn en hoe
deze verminderd kunnen worden. Voorts wordt aanbevolen voor het
bedrijfsleven één vergunningenloket te creëren en de voorlichting over
de uitvoering van de natuurbeschermingswetgeving voor het
bedrijfsleven te verbeteren.
Reactie: Ik neem de aanbeveling over om de kosten van de
administratieve lasten van de natuurbeschermingswetgeving nader te
onderzoeken. Dit zal ter hand worden genomen in samenspraak met de
partners, verenigd in het in te stellen overlegplatform.
Bij de aanbeveling om te komen tot één vergunningenloket, hoe
sympathiek deze gedachte ook moge zijn, plaats ik de volgende
kanttekening. De roep om één vergunningenloket wordt niet alleen
gehoord in het kader van de natuurbeschermingswetgeving. Kenmerk van
de inrichting van het landsbestuur is immers dat veelal voor één
activiteit meer overheidsvergunningen nodig zijn. In dat licht komt,
mede gezien het voorliggend wetsvoorstel tot wijziging van de
Natuurbeschermingswet 1998, de aanbeveling om hiervoor zorg te dragen
vanuit LNV niet voor de hand liggend voor (zie verder ook de reactie
bij aanbeveling 11).
Wat betreft de aanbeveling om de voorlichting richting het
bedrijfsleven te versterken verwijst het kabinet naar zijn eerder
genoemde voornemen een voorlichtingsronde over de uitvoering van de
natuurbeschermingsregelgeving te organiseren (zie punt 2 van deze
bijlage).
8.
Uitwisselen ervaringen met lidstaten
IBO: Aanbevolen wordt om in het kader van het Nederlandse
EU-voorzitterschap in de tweede helft van 2004 een congres te
organiseren om ervaringen tussen lidstaten uit te wisselen over
knelpunten en mogelijke oplossingen bij de uitvoering van de Vogel- en
Habitatrichtlijn. Daarbij wordt tevens aanbevolen een enquête te
houden onder de lidstaten, ten einde inzicht te krijgen in de
ervaringen elders in Europa.
Reactie: Uitwisseling van ervaringen tussen lidstaten is natuurlijk
iets wat in veel van de reguliere internationale overleggen aan de
orde is. Ik zal dit ten aanzien van de implementatie van de Vogel- en
Habitatrichtlijn ook bevorderen door de samenvatting en aanbevelingen
van het uitgevoerde interdepartementale beleidsonderzoek en de
conclusies die het kabinet hieraan verbindt ter kennisgeving aan de
Europese Commissie en de collega-lidstaten te zenden. De aanbeveling
om tijdens het komende Nederlandse voorzitterschap extra aandacht te
besteden aan uitwisseling van ervaringen in de vorm van een enquête en
een congres vind ik gezien de knelpunten bij de uitvoering van de
richtlijnen sympathiek. Ik zal in overleg met de Europese Commissie
bezien op welke wijze deze aanbeveling invulling kan krijgen.
9.
Evaluatie verbeteringstraject begin 2005
IBO: Aanbevolen wordt om de voortgang van het verbeteringstraject dat
met de IBO-rapportage wordt ingezet begin 2005 te evalueren.
Reactie: Ik ben met de opstellers van het IBO-rapport van mening dat
de voortgang van het verbeteringstraject geëvalueerd moet worden. Ik
vind het daarbij van belang om niet alleen op één moment te evalueren,
maar ook gedurende het proces permanent de vinger aan de pols te
houden. Daartoe zal ik zorgdragen voor een open dialoog met het in te
stellen overlegplatform. De resultaten hiervan zal ik benutten in de
evaluaties van de de FF-wet en de NB-wet, alsmede bij de Nederlandse
voorbereiding op een Europese evaluatie die naar verwachting in 2007
plaatsvindt. Conform onze verplichtingen zal Nederland in 2006 een
voortgangsrapport voor de Commissie opstellen, waarin eventuele
knelpunten in de uitvoering die om een aanpassing van de
(interpretatie van de) richtlijn vragen, zullen worden opgenomen.
10.
Implementeren artikel 6 Habitatrichtlijn
IBO: Aanbevolen wordt om het wetsvoorstel NB-wet (Kamernummer 28171)
spoedig af te ronden. De IBO-rapportage wijst voorts op een
alternatief voorstel om de habitattoets te laten plaatsvinden in een
afzonderlijke vergunning, te verlenen door Gedeputeerde Staten.
Reactie: Ik ben het met de opstellers van het IBO-rapport eens dat een
spoedige afronding van het wetsvoorstel NB-wet gewenst is. Voorts
verwijs ik naar het in de brief ter zake gestelde. In aanvulling
daarop wijs ik er op voorhand op dat de toetsing aan artikel 6 van de
Habitatrichtlijn (de 'habitattoets') ook dient te worden toegepast ten
aanzien van (juridische) bindende plannen, zoals het bestemmingsplan.
Het verdient de voorkeur om dit in een zo vroeg mogelijk stadium te
doen, ten einde snel duidelijkheid te kunnen bieden. Het binden van
dergelijke plannen aan een vergunning is niet aan de orde. Voor zover
alsdan geopteerd zou worden voor een goedkeuringseis, betekent dit dat
de habitattoets onverkort als eerste door het betrokken
verantwoordelijk orgaan dient te geschieden.
11.
Verbeteren coördinatie vergunningverlening
IBO: Aanbevolen wordt om de mogelijkheden van een wettelijke regeling
te onderzoeken om eventuele conflicten tussen overheidslagen met
betrekking tot verleende vergunningen op te lossen.
Reactie: Voor zover deze aanbeveling is gericht op een procedurele
coördinatieregeling krijgt deze aanbeveling invulling in het
voorliggende wetsvoorstel Nbwet 1998, waarin een coördinatieregeling
is opgenomen die voorziet in een procedurele coördinatie van
vergunningen die hetzij op verzoek hetzij ambtshalve kan worden
toegepast. Deze regeling is ontleend aan voorgenomen regeling ter zake
in de Algemene wet bestuursrecht. Mijn interpretatie van de
aanbeveling van het IBO is echter dat deze zich niet alleen op een
procedurele maar ook op een inhoudelijke coördinatieregeling richt. Ik
onderken dat een dergelijke inhoudelijke coördinatieregeling niet
bestaat en dat dit door verschillende partijen als probleem wordt
ervaren.
Een zodanige regeling betreft regelrecht de eigen verantwoordelijkheid
van de verschillende betrokken bestuursorganen. Ik merk daarbij op dat
bij een eventueel wettelijk geregelde inhoudelijke coördinatieregeling
een keuze zal dienen te worden gemaakt welke bij een project betrokken
belangen doorslaggevend dienen te zijn, en onder welke omstandigheden.
De aanbeveling van het IBO betreft dan ook op dit punt een
problematiek die het verbeteren van de uitvoering van de
natuurregelgeving - waar het in deze kabinetsreactie over gaat -
overstijgt. Onder leiding van het Ministerie van Economische Zaken zal
op interdepartementaal niveau nog dit jaar wordt gestart met het
inventariseren van de mogelijkheden om het vraagstuk van inhoudelijke
coördinatie op te lossen, ten einde in 2004 een besluit te nemen hoe
de inhoudelijke coördinatie kan worden versterkt.
12.
Concretiseren bepalingen en begrippen
IBO: Aanbevolen wordt om te onderzoeken of verduidelijken van
begrippen in de NB-wet en/of FF-wet soelaas biedt als met de
beleidskaders (zie aanbeveling 2) onvoldoende zekerheid kan worden
geboden over de betekenis van begrippen en bepalingen in de
regelgeving.
Reactie: In mijn reactie op de aanbevelingen 2, 4 en 5 heb ik reeds
aangegeven dat ik op verschillende punten door middel van
handreikingen en/of beleidsregels nadere duidelijkheid zal verschaffen
over de betekenis van begrippen en bepalingen in de regelgeving. Ik
teken daarbij aan dat betreffende begrippen met name in de praktijk en
van geval tot geval moeten worden geconcretiseerd. Als deze
handreikingen en beleidsregels geen of onvoldoende uitkomst bieden,
dan zal onderzocht worden hoe begrippen in de wet kunnen worden
verduidelijkt. Waar nodig zal ik de Europese Commissie verzoeken met
nadere richtsnoeren te komen.
13.
Beperken belemmerende werking soortenbescherming
IBO: Aanbevolen wordt om op onderdelen de FF-wet aan te passen indien
protocollen voor reguliere bedrijfsactiviteiten en/of een
vrijstellingsbesluit de geconstateerde knelpunten niet wegnemen.
Reactie: Indien uit de evaluatie van de voortgang blijkt dat nog vast
te stellen protocollen en nadere vrijstellingen op grond van artikel
75 van de FF-wet de gesignaleerde knelpunten onvoldoende verminderen,
zal ik onderzoeken op welke wijze (onderdelen van) de Flora- en
Faunawet kunnen worden aangepast. Voor het overige wordt volstaan met
een verwijzing naar het gestelde onder punt 4.
14.
Vereenvoudigen soortenbeschermingswetgeving
IBO: Aanbevolen wordt om in het kader van de evaluatie van de FF-wet
in 2006 te onderzoeken wat de noodzaak en mogelijkheden van
vereenvoudiging van de als complex ervaren
soortenbeschermingswetgeving zijn. Aangegeven is daarbij dat
integratie van de NB- en FF-wet in één Wet Natuurbeheer hierbij een
mogelijkheid is.
Reactie: Ik zal de aanbeveling overnemen en bij de evaluaties van de
FF-wet (2006) en de NB-wet onderzoeken wat de mogelijkheden voor
vereenvoudiging van de regelgeving zijn. Wat betreft de integratie van
de NB- en FF-wet in één Wet Natuurbeheer merk ik op voorhand op dat ik
dit alleen een te verkiezen weg vindt indien de hiermee beoogde
beleidswijziging niet efficiënter binnen de tweede bestaande wetten
invulling kan krijgen.
15.
Aanpassen bepalingen richtlijnen
IBO: Aanbevolen wordt om de wenselijkheid en mogelijkheid van
aanpassing van de Europese richtlijnen te onderzoeken indien met de
uitvoeringsmaatregelen en aanpassing van Nederlandse regelgeving de
gesignaleerde knelpunten niet of onvoldoende verminderen.
Reactie: Ik onderschrijf de IBO-conclusie dat het wenselijk is om
vanuit Nederland bij de Commissie aan te dringen op aanpassing van de
Europese richtlijnen als uit onze beleidspraktijk en evaluatie van de
voortgang blijkt dat de maatregelen voor verbetering van de uitvoering
en aanpassing van de nationale regelgeving niet of niet in voldoende
mate leidt tot oplossing van de gesignaleerde knelpunten. Op Europees
niveau is de evaluatie van de Habitatrichtlijn gepland voor 2007. Ik
zal mij te zijner tijd, mede op basis van de ervaringen uit het nu
ingezette verbetertraject, goed op deze evaluatie voorbereiden, zodat
Nederland goed beslagen ten ijs komt bij deze evaluatie en zijn
voorstellen voor eventuele aanpassing met argumenten kracht kan bij
zetten.
Bijlagen:
* IBO-eindrapport - 'Nederland op slot? De Europese en Nederlandse
natuurbeschermingswetgeving nader bezien' (PDF-formaat, 1378 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
http://www.minlnv.nl/infomart...2003/par03252.htm
* Knelpunten bij de uitvoering van de natuurbeschermingswetgeving in
Nederland Onderzoek in het kader van het IBO Vogel- en
Habitatrichtlijnen (PDF-formaat, 555 Kb)
up Reageren
Homepage
---
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit