Erasmus


17-09-03: Slechtziendheid verstandelijk gehandicapten vaak onopgemerkt

Rotterdam 17 september 2003 Mensen met een verstandelijke handicap hebben een verhoogd risico op blindheid en slechtziendheid. In ruim vier van de tien gevallen ontbreekt echter een adequate diagnose, zodat beperkingen van het gezichtsvermogen onder deze groep vaak onopgemerkt blijven. Bijna de helft van de verstandelijk gehandicapten die een bril nodig hebben, beschikt daar niet over. Dit concludeert de arts Jacques van Splunder, die op 23 september aan de Universiteit van Utrecht promoveert op het proefschrift 'Epidemiology of visual impairment and blindness in adults with intellectual disabilities'.

De promovendus verrichte onderzoek onder 1.598 volwassen gebruikers van woon- en dagvoorzieningen voor verstandelijk gehandicapten. Van deze groep bleek 5 procent blind en 14 procent slechtziend te zijn. Terwijl voor de Nederlandse bevolking in het algemeen geldt dat, oplopend met de leeftijd, 0,2 tot 2 procent blind of slechtziend is. Een dubbel zintuiglijke handicap, dat wil zeggen een combinatie van slechtziendheid of blindheid met slechthorendheid of doofheid, kwam voor bij tenminste 5 % van de onderzochte populatie. Ronduit zorgwekkend is de conclusie dat de diagnose bij 41 procent van de slechtziende en blinde verstandelijk gehandicapten niet eerder is gesteld. Slechts 51 procent van degenen in de onderzoeksgroep die een bril nodig hadden, hadden die ook.

Mensen met een verstandelijke handicap blijken vaker te lijden aan ernstige bijziendheid, scheelzien en staar. Dit geldt ook voor licht verstandelijk gehandicapten. De oorzaken zijn deels onbehandelbaar, maar in veel gevallen goed behandelbaar. In veel gevallen kan een bril al verbetering bieden. Ook gevallen van staar, scheelzien en verhoogde oogboldruk kunnen veelal worden behandeld. Het is daarbij van belang oogafwijkingen zo vroeg mogelijk op te sporen..

Verondersteld kan worden dat het ontbreken van een diagnose en behandeling van slechtziendheid en blindheid verstandelijk gehandicapten ernstig beperkt in hun mogelijkheden voor activiteiten en sociale omgang. In Nederland zijn er ongeveer 75.000 volwassen gebruikers van woon- en dagvoorzieningen voor verstandelijk gehandicapten. De onderzochte groep is groot genoeg om representatieve uitkomsten op te leveren voor de Nederlandse situatie.

In hetzelfde onderzoek is ook het gehoor van de onderzoeksgroep onderzocht. Dit is het onderwerp van een volgend proefschrift waaraan wordt gewerkt.

Jacques van Splunder is thans in opleiding tot oogarts in het UMC Utrecht.
Het onderzoek is een gezamenlijke actie van de Leerstoel Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) en de afdeling Oogheelkunde van het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC Utrecht), waaraan is meegewerkt door de Stichting Bartiméushage. Het is gefinancierd door NWO Chronisch Zieken en de Fischer Stichting.