European Commission

IP/03/1279

Brussel, 22 september 2003

EU-netwerken dragen bij tot de veiligheid van de Europese kerncentrales

Naarmate de 150 kernreactoren in Europa ouder worden is de handhaving van een hoog veiligheidsniveau een centrale opdracht voor de kernindustrie en de beleidsmakers. Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) van de Europese Commissie heeft tien jaar van netwerksamenwerking geleid tussen de voornaamste Europese spelers op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O) inzake de veiligheid van ouder wordende kerncentrales. Op het seminar 'Networking for effective research and development', dat op 22 en 23 september 2003 plaatsheeft in het 'Institute for Energy' van het GCO in Petten (Nederland), zal worden gesproken over toekomstige netwerkactiviteiten voor het beheer van de levensloop van kerncentrales. De Commissie coördineert grote netwerken van groepen die zich toeleggen op het probleem van de veroudering van materialen in kerncentrales (AMES), de inspectie en kwalificatie van reactoren (ENIQ), de evaluatie van de structurele integriteit van componenten (NESC), de toepassing van neutrondiffractietechnieken (NET) en de veiligheid van installaties van het Oost-Europese type (SENUF). Deze werkzaamheden zijn een onderdeel van het SAFELIFE-project van het GCO inzake de veiligheid van ouder wordende kerncentrales. In dit kader worden maatregelen ondersteund zoals het verhogen van het veiligheidsniveau van kernreactoren van het Sovjet-type in Oost-Europa, de controle van de bestandheid van ouder wordende kerncentrales tegen ongevallen en het voorkomen van scheuren en lekken.

Zoals het met Europese onderzoeksbeleid belaste Commissielid Busquin verklaarde, moeten "de diverse spelers in de kernenergiesector met elkaar spreken, met name wanneer de veiligheid van centrales op het spel staat. Het delen van cruciale informatie om de betrouwbaarheid van kerncentrales te vergroten is geen keuze, maar noodzaak. De EU omspannende netwerken op nucleair gebied spelen een centrale rol bij de verwerking en verspreiding van gegevens, het vullen van leemten in de informatie en het bereiken van een kritische kennismassa. Dit maakt een snelle reactie bij problemen mogelijk en voorkomt het ontstaan van dergelijke problemen. De Commissie bevordert die informatiestroom en draagt ertoe bij. De in de afgelopen tien jaar geleerde lessen worden nu gebruikt om de samenwerking te versterken in de geest van de Europese onderzoeksruimte.

Kernenergie in Europa

Europa vertrouwt op kernenergie voor een groot deel van zijn energievoorziening. Rond 2005 zullen echter meer dan 70% van de kerncentrales een levenduur hebben bereikt van 20 jaar, terwijl 30% ervan meer dan 30 jaar oud zal zijn geworden. Om de hoogste veiligheidsnormen te behalen, heeft de Europese Commissie In samenwerking met groepen van deskundigen jarenlang gewerkt aan een geleidelijke harmonisatie van de geldende veiligheidseisen en
-praktijken. Als onafhankelijke instantie coördineert het GCO bedoelde activiteiten en zet het netwerken op met internationale organisaties die bij kernenergie betrokken zijn.

Vaststelling van de EU-aanpak voor de veiligheid van kernenergie

Op 30 januari 2003 heeft de Commissie twee voorstellen voor richtlijnen aangenomen die de grondslagen moesten leggen voor een EU-aanpak op het gebied van de veiligheid van kerncentrales en het beheer van radioactieve afvalstoffen(1)
. Daarop zijn maatregelen gevolgd die bedoeld waren om binnen de EU een alomvattende aanpak voor de veiligheid van kernenergie tot stand te brengen en gemeenschappelijke criteria en toezichtsmechanismen in het geheel van de EU in te voeren.

De betrokkenheid van het GCO bij deze onderzoeks- en harmonisatiewerkzaamheden omvat benchmarkingsactiviteiten en het beheer van gespecialiseerde Europese netwerken. Het is daarbij de bedoeling de veiligheid van kernenergie wereldwijd te verbeteren. De Commissie ontwikkelt in dat kader baanbrekende
veiligheidstechnologieën en bevordert een open uitwisseling van informatie tussen de deelnemers van de relevante netwerken.

De ontwikkeling van een pan-Europese strategie

De veiligheid van kerncentrales is lang een nationaal monopolie gebleven. Dankzij langdurige samenwerkingsinspanningen is nu een grote stap voorwaarts op weg naar een pan-Europese aanpak op diverse gebieden gezet geworden. Organisaties uit 20 landen, onder meer uit de lidstaten en kandidaat-lidstaten, hebben hun deskundigheid ingebracht en hun faciliteiten ter beschikking gesteld voor de uitvoering van O&O-samenwerkingsprojecten met het oog op een verbetering van de veiligheid. In samenwerking met de Commissie bestuderen zij methoden om de veiligheid van kerncentrales te evalueren, toekomstige gebieden voor samenwerking af te lijnen en de vooruitgang te meten. Op basis van benchmarkingsexperimenten en grootschalige tests hebben zij verschillende veiligheidsprocedures geanalyseerd.

Meer informatie is te vinden op:

http://safelife.jrc.nl/

Achtergrond

De veiligheid van kerncentrales

Een cruciaal onderdeel van de feitelijke regulering van kernenergie is de instandhouding van een hoog niveau van kennis en deskundigheid op het gebied van de veiligheid van kerncentrales. In de afgelopen tien jaar heeft de Commissie een reeks Europese netwerken beheerd voor het toezicht op de levensloop van kerncentrales en met name de aspecten van structurele integriteit. Daarbij was het doel steeds om, op basis van aan peer-review onderworpen gegevens en analyses, de beste praktijken of de punten van consensus vast te leggen inzake goed-geselecteerde O&O-problemen.

Ook het GCO maakt nucleaire veiligheidsanalyses ter ondersteuning van duurzame en veilige energieproductie. Tot de taken van het GCO behoren de verzameling van gegevens en de analyse van zowel proef- als onverwachte ongevallen. De relevante gegevens worden doorgestuurd naar de producenten van kernreactoren om hen te helpen hun veiligheidsmaatregelen te verbeteren en de basis te leggen voor toekomstige Europese veiligheidsnormen.

In het raam van het zesde kaderprogramma voor onderzoek van de EU (KP6 2003-2006) heeft het GCO nu een algemeen project (SAFELIFE) opgezet betreffende de veiligheid van verouderende componenten in kerncentrales. SAFELIFE voorziet in een geïntegreerde aanpak voor O&O-activiteiten inzake kritische onderdelen van het beheer van ouder wordende kerncentrales. De centrale bedoeling is Europese beste praktijken vast te leggen voor de evaluatie van de structurele integriteit van cruciale componenten, rekening houdend met de voornaamste relevante O&O-disciplines en met het oog op alle kerncentrales in kwestie, zowel die van het westerse als die van het Russische type.

Netwerking in de praktijk

De eerste GCO-netwerken inzake de structurele integriteit van kritische componenten van nucleaire installaties werden in 1992 opgezet. Enkele van die netwerken zijn:

* Assessment of nuclear power plant core internals (AMALIA);
* Ageing material European strategy (AMES);
* European network for inspection and qualification (ENIQ);
* Network for evaluating structural components (NESC);
* Network on neutron techniques standardisation for structural integrity (NET); en

* Safety of Eastern European type nuclear facilities (SENUF).

De Commissie heeft zich vooral toegespitst op het verwerven van inzicht in fenomenen die de nucleaire veiligheid kunnen aantasten. De door ENIQ ontwikkelde kwalificatiemethodologie op basis van inspecties aan in bedrijf zijnde reactoren bijvoorbeeld is zowel in Europa als internationalaal een referentiemethode geworden voor inspecties voor het detecteren van defecten en scheuren. Het netwerk heeft een reeks praktische proeven opgezet die geresulteerd hebben in aanbevolen praktijken voor de toepassing van de kwalificatiemethodologie.

In een recente door de 'European Nuclear Regulators Working Group' bestelde studie wordt vermeld dat de toepassing van de door ENIQ ontwikkelde methodologie is ingevoerd of weldra wordt ingevoerd in bijna alle lidstaten en kandidaat-lidstaten die over kernenergie beschikken.

Alle organisaties moeten goed worden voorbereid om te reageren in het onwaarschijnlijke geval van een nucleaire noodsituatie of een ongeval. Een goede kennis van het overgangsgedrag bij incidenten of ongevallen is een voorwaarde om de potentiële gevolgen daarvan te kunnen beperken. NESC heeft een 10 miljoen kostend project met ronddraaiende cilinder opgezet, waarin een drukvat van zeven ton, voorzien van bepaalde 'verborgen' defecten, onder reële omstandigheden werd onderzocht door vooraanstaande testteams uit geheel Europa.

Parallel daarmee werd een uitgebreid programma voor materiaalbeproeving en modellering van de structurele integriteit uitgevoerd, waarbij het GCO de verkregen gegevens centraliseerde. Er werd een test uitgevoerd waarbij een ernstig ongeval, zoals verlies van koelvloeistof, werd gesimuleerd. Uit de resultaten daarvan bleek dat zelfs een beschadigd reactorvat bestand kan zijn tegen een ernstig ongeval. Dit resultaat maakte het mogelijk de nationale praktijken in Europa, Japan en de VS te benchmarken en te valideren.

AMES bood een ontmoetingsplaats voor deskundigen die het kritische probleem bestuderen van de stralingsverbrossing van het staal en de lasnaden van reactordrukvaten, en was een focuspunt voor de relevante uit diverse bronnen gefinancierde O&O-experimenteerprojecten. Een bijzondere aandacht is daarbij uitgegaan naar de Russische reactorontwerpen; aan dit onderzoek is deelgenomen door talrijke deskundigen uit Oost-Europese landen.

(1)
Gebaseerd op de mededeling COM(2002) 606, als gepubliceerd op 6 november 2002.