Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
http://www.minvrom.nl
'MINVROM' Onderzoek 2002: Woningtekort loopt fors op
WoningbehoefteOnderzoek 2002: Woningtekort loopt fors op
In de periode van 1998 tot 2002 is het woningtekort fors opgelopen van
1,7 % tot 2,5 % van de totale woningvoorraad. In aantallen gemeten
gaat het in die periode om een groei van 110.000 woningen tot 166.000
woningen. Dit heeft vooral effect op de jongeren van 18 tot 24 jaar en
de groep daar boven van 25 tot 34 jaar. Een aantal van hen blijft
noodgedwongen thuis wonen of blijft onzelfstandig, bijvoorbeeld op
kamers wonen. Dit blijkt uit het Woningbehoefte Onderzoek 2002 (WBO
2002: .Beter thuis in wonen.) dat minister Dekker van VROM naar de
Tweede Kamer heeft gestuurd.
Het WBO 2002 is een groot onderzoek met een steekproef van 75.000
ondervraagden naar de woonsituatie (woning en woonomgeving) van de
Nederlanders van 18 jaar en ouder. Het wordt eens in de vier jaar
gehouden. Dit jaar is - behalve naar het woningtekort - vooral gekeken
naar de ontwikkeling van het eigenwoningbezit, de woonlasten,
ouderenhuisvesting en leefbaarheid van buurten. Als er verhuisplannen
bestonden, is ook gevraagd naar de woonwensen. Er zijn inmiddels 6,9
miljoen huishoudens in Nederland (16,1 miljoen mensen) waarvan 96 % in
zelfstandige woningen woont. De rest woont op kamers, op
onzelfstandige etages of op woonboten.
Doorstroming stagneert
In 2001 zijn zo.n 480.000 woningen betrokken door doorstromers (die
een zelfstandige woning achterlieten) en starters (die bij hun ouders,
op kamers of in andere onzelfstandige woonruimte zaten). Dat is 7 %
van de woningvoorraad en dat is ongeveer hetzelfde percentage als in
de jaren 1988 en 1992, maar een stuk minder dan de 9 % in 1997.
Van de 480.000 woningen werden er 162.000 betrokken door starters en
316.000 door doorstromers. In 1997 lagen die aantallen op resp.
172.000 en 409.000.
Uit deze cijfers blijkt dat vooral het aantal doorstromers in 2001
terugvalt. Dit komt in belangrijke mate door de terugval van de
doorstroming van huur naar koop. Dit aantal gaat van zo.n 100.000 in
1997 terug naar zo.n 60.000 in 2001. In verband hiermee stagneert ook
de doorstroming binnen de huursector.
Eigen woningbezit neemt toe
Het eigenwoningbezit neemt gestaag toe: 54 % van de 6,9 miljoen
huishoudens woont anno 2002 in een eigen woning. Vanaf 1996 was de
toename ongeveer 1 % per jaar. Als de toename 1 % per jaar blijft,
komt het percentage in 2010 uit op 62. Uit het WBO 2002 komt verder
naar voren dat nog altijd 737.000 huurders de huurwoning waar zij in
wonen, willen kopen. In 1998 waren dat er 844.000.
Woonlasten stabiel
In de periode 1998 tot 2002 is de verhouding tussen het inkomen en de
uitgaven voor huur- of koopwoning stabiel gebleven. Daarbij gaat het
om de netto huur- en netto koopquote. De netto huurquote wordt
bepaald door de huur na aftrek van de ontvangen huursubsidie en bij de
koopquote wordt het fiscaal voordeel van de hypotheekrente
meegerekend, maar niet de kosten van onderhoud aan de woning. De
woonlasten zijn in die periode wel toegenomen, maar de inkomens
hielden gelijke tred daarmee.
Verder is gekeken naar de ontwikkeling van het aandeel huishoudens met
een laag inkomen dat normaal gesproken niet op eigen kracht de
woonlasten kan dragen (aandachtsgroep). In 1998 bedroeg de totale
omvang 38% van alle huishoudens, ofwel 2,6 miljoen huishoudens. In
2002 is deze groep door de inkomensgroei geslonken tot 31 % ofwel 2,2
miljoen huishoudens. Ongeveer een kwart van dit percentage woont in
een koopwoning.
Door de afname van de aandachtsgroep in combinatie met de stagnerende
doorstroming in de huursector is de zogenoemde goedkope scheefheid
toegenomen: in 2002 wordt 46 % van de goedkope woningen bewoond door
huishoudens die zich meer kunnen permitteren. In 1998 was dat nog
39%.
Huisvesting ouderen
Naarmate men ouder wordt, neemt het belang van de toegankelijkheid van
de woning toe. Op dit moment is 24 % van de woningvoorraad volledig,
zowel intern als extern, toegankelijk voor ouderen (nultredewoning).
Intern toegankelijk betekent dat woonkamer, keuken, badkamer en
tenminste één slaapkamer op dezelfde etage liggen. Externe
toegankelijkheid wil zeggen dat die etage zonder traplopen te bereiken
is.
Er wonen zo.n 970.000 oudere huishoudens (55 jaar en ouder) in
woningen die specifiek bestemd zijn voor ouderen en in
nultredewoningen. Dat is 34 % van de oudere huishoudens. Dit
percentage is in de tijd constant gebleven. Het tekort aan dergelijke
woningen bedroeg in 2002 41.000. In een recente brief aan de Tweede
Kamer schrijven minister Dekker en staatssecretaris Ross-Van Dorp
(VWS) dat door demografische ontwikkelingen en door extramuralisering
(het bevorderen van zelfstandig wonen) in de gezondheidszorg de
behoefte zal stijgen, waardoor er in de periode tot 2015 395.000 van
deze woningen moeten bijkomen.
In de jaren 2000 en 2001 zijn er 63.000 huishoudens in een
ouderenwoning gaan wonen. Gevraagd naar de reden hiervoor, werden
bezwaren zoals te grote woning en traplopen ongeveer even vaak genoemd
als gezondheidsproblemen. Sociale redenen, zoals de angst om alleen te
zijn of eenzaamheid, werden niet of nauwelijks genoemd.
Leefbaarheid
Zo.n 85 % van de bewoners zegt tevreden tot zeer tevreden te zijn met
de eigen woonomgeving. Het meest tevreden zijn bewoners van kleinere
plaatsen en in het woonmilieutype .landelijk wonen.. Het minst
tevreden zijn de inwoners van de vier grote steden en van het
woonmilieutype .buiten-centrum.. Als gekeken wordt naar de 56
aandachtswijken van de stedelijke vernieuwing blijkt de tevredenheid
met de woonomgeving beduidend minder te zijn dan in de andere delen
van deze steden.
Landelijk gezien is 43 % van de bewoners bereid zich actief in te
zetten om de eigen buurt te verbeteren. Deze bereidheid is in de
stedelijke milieus lager dan daarbuiten en is onder mensen die denken
dat de buurt in de lift zit hoger dan mensen die denken dat de buurt
achteruitgaat.
Prognoses
De kernpublicatie WBO 2002 (.Beter thuis in wonen.) en de brief aan de
Tweede Kamer zijn te lezen op www.vrom.nl. Het onderzoek geeft de
belangrijkste inzichten die zijn gebaseerd op de recent beschikbare
databestanden. Later dit jaar volgen er nog rapportages waarin een
aantal onderwerpen worden uitgediept en waarin prognoses op basis van
dit WBO worden gemaakt.
In de loop van deze maand stuurt minister Dekker de actieplannen voor
het aanjagen van de woningbouwproductie en voor het stimuleren van
huisvesting van studenten naar de Tweede Kamer.